ECLI:NL:RBOBR:2025:5890
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toeslag op WAO-uitkering; ingangsdatum en recht op toeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 23 september 2025, wordt het beroep van eiser tegen de ingangsdatum van een toeslag op zijn WAO-uitkering behandeld. Eiser had op 22 september 2024 een aanvraag ingediend voor een toeslag, waarop het UWV op 1 november 2024 besloot dat hij recht had op de toeslag met terugwerkende kracht vanaf 26 september 2023. Eiser was het niet eens met deze ingangsdatum en stelde dat hij recht had op de toeslag vanaf 26 september 2020, omdat hij onder het sociaal minimum leefde en het UWV hem niet had geïnformeerd over de mogelijkheid om een toeslag aan te vragen.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser niet langer dan een jaar met terugwerkende kracht recht heeft op de toeslag. De rechtbank stelt vast dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat eiser eerder recht zou hebben op de toeslag. Eiser had zelf de verantwoordelijkheid om de aanvraag in te dienen en het UWV is niet verplicht om proactief te informeren over de mogelijkheid van een toeslag. De rechtbank wijst erop dat de wet duidelijk is over de ingangsdatum van de toeslag en dat er geen ruimte is voor afwijkingen in dit geval.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent de ingangsdatum van toeslagen en de verantwoordelijkheden van de aanvrager.