ECLI:NL:RBOBR:2025:4908

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
01.389458.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van medicijnen

Op 26 juni 2024 vond er een verkeersongeval plaats op de N279 te Beek en Donk, waarbij de verdachte, als bestuurster van een Fiat Panda, frontaal in botsing kwam met een Mercedes-Benz bestuurd door het slachtoffer. De verdachte was onder invloed van verschillende medicijnen, waaronder oxycodon en diazepam, wat haar rijvaardigheid beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend was, wat leidde tot het ongeval waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. De benadeelde partij, een nabestaande van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding voor affectieschade, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor ernstig en blijvend letsel van het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zelf letsel had opgelopen door het ongeval.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

[01.389458.24]
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.389458.24
Datum uitspraak: 4 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 juli 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juni 2025. Aan verdachte is ten laste gelegde dat
1.
zij op of omstreeks 26 juni 2024 te Beek en Donk, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Fiat), daarmede rijdende over de weg, de N279, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam te handelen als volgt:
  • verdachte is rijdende over de N279 (komende uit de richting van Keldonk en gaande in de richting van Beek en Donk), ter hoogte van hectometerpaal 47.7, terwijl zij onder invloed van een of meerdere stoffen verkeerde (te weten oxycodon, diazepam, desmethyldiazepam, midazolam en ketamine) welke - al dan niet in combinatie- de rijvaardigheid kon(den) verminderen gaan slingeren en/of
  • heeft haar personenauto niet (voldoende) onder controle gehad en/of gehouden en/of
  • heeft niet zoveel mogelijk rechts gehouden en/of is van de voor haar, verdachte, bestemde rijstrook afgeweken en/of is (vervolgens) over de twee links van haar gelegen onderbroken strepen (die de rijbaan in twee rijstroken verdeeld) gereden en/of terecht gekomen op de rijstrook die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer,

waardoor verdachte met haar personenauto frontaal tegen een haar tegemoetkomende personenauto (merk Mercedes-Benz) is gebotst/gereden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , (zijnde bestuurder van die personenauto merk Mercedes-Benz) zwaar lichamelijk letsel, te weten 2 gebroken ribben en/of een gebroken ruggenkolom en/of beschadigde milt en/of gebroken verbinding tussen bovenbeen en heup en/of verbrijzeld bot van bovenbeen en/of open enkel breuk en/of 2 gebroken middenvoetsbeentjes en/of diverse bloedingen en/of meerdere open wonden, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 26 juni 2024 te Beek en Donk, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Fiat), daarmee rijdende op de weg, de N279, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers is verdachte rijdende over de N279 (komende uit de richting van Keldonk en gaande in de richting van Beek en Donk), ter hoogte van hectometerpaal 47.7, terwijl zij onder invloed van een of meerdere stoffen verkeerde (te weten oxycodon, diazepam, desmethyldiazepam, midazolam en ketamine) welke - al dan niet in combinatie- de rijvaardigheid kon(den) verminderen gaan slingeren en/of heeft haar personenauto niet (voldoende) onder controle gehad en/of gehouden en/of heeft niet zoveel mogelijk rechts gehouden en/of is van de voor haar, verdachte, bestemde rijstrook afgeweken en/of is (vervolgens) over de twee links van haar gelegen onderbroken strepen (die de rijbaan in twee rijstroken verdeeld) gereden en/of terecht gekomen op de rijstrook die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer, waardoor verdachte met haar personenauto frontaal tegen een haar tegemoetkomende personenauto (merk Mercedes-Benz) is gebotst/gereden;
2.
zij op of omstreeks 26 juni 2024 te Beek en Donk, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Fiat) dit voertuig heeft bestuurd, terwijl zij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten oxycodon, diazepam, desmethyldiazepam, midazolam en ketamine, waarvan zij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat zij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het tenlastegelegde.

De feiten
Op 26 juni 2024 omstreeks 12.46 uur vond op de N279 in Beek en Donk een aanrijding plaats tussen twee personenauto's, te weten een Fiat Panda bestuurd door verdachte en een Mercedes-Benz bestuurd door het slachtoffer [slachtoffer] . Tijdens haar rit is verdachte op de weghelft bestemd voor het haar tegemoetkomend verkeer terecht gekomen met als gevolg een frontale aanrijding tussen de door verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] bestuurde personenauto’s.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen omdat het verkeersongeval is veroorzaakt door zeer onoplettend en zeer onvoorzichtig rijgedrag van verdachte. Ook het onder 2 tenlastegelegde feit kan – aldus de officier van justitie – wettig en overtuigend bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de verdediging vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde feit bepleit. Indien de rechtbank dit standpunt niet zou volgen heeft de verdediging subsidiair bepleit dat hooguit sprake is van aanmerkelijke schuld. Ook heeft de verdediging vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit bepleit. Ten aanzien van het bewijs van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank

het beoordelingskader
Vooreerst merkt de rechtbank op dat niet de vraag aan de rechtbank voorligt of verdachte opzet heeft gehad op het veroorzaken van de tenlastegelegde aanrijding. Dat is ook niet het [strafrechtelijk] verwijt dat haar wordt gemaakt. De vraag die de rechtbank in deze zaak moet beantwoorden is of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat door haar schuld een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van deze gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. Vastgesteld dient te worden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het komt er daarbij op aan of verdachte tekort is geschoten in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Daarbij is van belang dat niet al uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat strafrechtelijk sprake is van schuld in voornoemde zin.

de bewijsmiddelen
De volgende bewijsmiddelen zijn ontleend aan het dossier van politie, eenheid Oost-Brabant, BVH-nummer 2024137865/2024242477, afgesloten op 22 november 2024. Dit dossier bevat een verzameling processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden. Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt gedoeld op de paginanummers van het fysieke dossier.
 Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, proces-verbaalnummer PL2100-2024137865-1, opgemaakt en afgesloten op 11 september 2024. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven in
het relaas van verbalisant [verbalisant 1].
[pag. 4 t/m 6] Op 26 juni 2024 omstreeks 12.46 uur vond een ongeval plaats te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, op de N279 ter hoogte van hectometerpaal 47.7. Bij het ongeval waren betrokken een personenauto, merk Fiat, type Panda, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , bestuurd door verdachte [verdachte] en een personenauto, merk Mercedes-Benz, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , bestuurd door [slachtoffer] .
 Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, BVH-nummer PL2024137865-7, opgemaakt en afgesloten op 7 oktober 2024. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven in
het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3].
[pag. 14] Op 26 juni 2024 omstreeks 13.41 uur stelden wij een onderzoek in naar de toedracht, oorzaak en het gevolg van het verkeersongeval. De onderzoekslocatie was op de N279 - Broekdalerbaan, gelegen buiten de bebouwde kom van Beek en Donk in de gemeente Laarbeek.
[pag. 18] Bij het verkeersongeval waren betrokken een personenauto, merk Fiat, type Panda, kenteken [kenteken 1] en een personenauto, merk Mercedes-Benz, kenteken [kenteken 2] .
[pag. 21] zagen en stelden vast dat de N279 - Broekdalerbaan bestond uit één rijbaan die ter hoogte van het verkeersongeval was verdeeld in twee rijstroken die onderling gescheiden werden door een dubbele ononderbroken markering.
[pag. 29, 30] De rijrichtingen zijn door ons vastgesteld aan de hand van de sporen, de schades en de eindposities van de betrokken voertuigen. Deze sporen en schades waren passend bij het scenario dat de Fiat reed over de N279 komende uit de richting van Keldonk, gaande in de richting van Beek en Donk en dat de Mercedes-Benz reed over de N279, komende uit de richting van Beek en Donk, gaande in de richting van Keldonk. Met gebruikmaking van de aangetroffen bandensporen van beide voertuigen en het vloeistofspoor wat afkomstig is uit het motorcompartiment van de Mercedes-Benz bleek ons dat de Mercedes-Benz op de voor hem beschikbare rijstrook had gereden, dat de Fiat niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en (deels) op de rijbaan voor tegengesteld verkeer is gekomen.
 Het proces-verbaal van verhoor getuige, proces-verbaalnummer PL2100-2024137865.22, opgemaakt en afgesloten op 29 augustus 2024. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven in
de verklaring van [slachtoffer].
[pag. 49, 50] Op 26 juni 2024 was mijn vader betrokken bij een verkeersongeval op de N279 ter hoogte van Beek en Donk. Hij is niet in staat een verklaring af te leggen. Hij is verward. Mijn vader werd eerst in slaap gehouden. Toen hij hieruit kwam was hij goed aanspreekbaar. Hij kon mij ook precies vertellen hoe het ongeval gebeurd was. Ik hoorde hem zeggen dat hij op de weg reed, dat de andere auto ineens op zijn weghelft kwam en dat hij deze niet meer kon ontwijken. De volgende was ik in het ziekenhuis bij hem en dat was ook het moment dat hij mij vertelde over de toedracht. Ik weet nog dat hij ook wist dat de andere partij een vrouw was. Door het ongeval brak mijn vader twee ribben en zijn ruggenkolom. Zijn milt was licht beschadigd. De verbinding tussen zijn bovenbeen en heup was verbroken, dit is met ijzer in elkaar gezet. Het bot van zijn bovenbeen was verbrijzeld. Hij had een open enkelbreuk en twee middenvoetsbeentjes waren gebroken. Alle breuken zaten aan de linkerzijde van zijn lichaam. Hij had diverse bloedingen en meerdere open wonden. De breuk in zijn bovenbeen is volgens de artsen van het Radboudziekenhuis een heel lastige qua genezing.
 Een ander geschrift, te weten
een briefvan het Radboud universitair medisch centrum van 8 juli 2024 aan M.B. Godefrooij, huisarts. Deze brief heeft als onderwerp " [slachtoffer] , geb. [1938]..." en houdt onder meer zakelijk weergegeven in.
[pag. 53] Bovengenoemde patiënt [slachtoffer] was opgenomen van 26 juni 2024 tot 10 juli 2024 op verpleegafdeling traumachirurgie wegens: HET auto vs auto. CT total body 26 juni 2024: meerdere fracturen: fractuur Th9 passend bij hyperextensie letsel, AO B3. Hierbij versmalling van het spinale kanaal; fracturen processus transversus L1-L4 links en L5 rechts; fractuur costa 8-9 links dorsaal; dubieuze contusie ter plaatse van processus xiphoideus; communitieve mid schacht spiraalfractuur femurdiafyse links met lokaal bloeding ter plaatse; multipele fracturen van de linkervoet (zie hierboven), met name os cuboideum; traumatisch abdominaal letsel: subcapsulair hematoom linker milt, graad 2 letsel.
 Het proces-verbaal van verhoor getuige, proces-verbaalnummer PL2100-2024137865-2, opgemaakt en afgesloten op 26 juni 2024. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven in
de verklaring van [getuige].
[pag. 57] Op 26 juni 2024 om 12.46 uur reed voor mij een personenauto bestuurd door een vrouw. Haar rijgedrag viel mij heel erg op. Ik zag dat de bestuurder vaak remde op stukken waar remmen niet nodig was en tevens zag ik dat ze heel erg slingerend. Ik heb toen 112 gebeld. Ik heb besloten de vrouw te volgen. De personenauto kan ik omschrijven als een beige Fiat Panda. Ik heb ook een filmpje gemaakt van het rijgedrag en deze heb ik gedeeld met de politie. Toen we eenmaal langs het kanaal reden vanuit Veghel richting Helmond slingerde de auto nog extreem. Ik had op dat moment de politie aan de telefoon en zag dat de bestuurster van de Panda op de verkeerde weghelft terecht kwam en frontaal in botsing kwam met een tegemoet komende personenauto. Ik zag dat een ander voertuig nog net kon uitwijken maar de auto die daar achter reed kon dit niet meer en klapte er hard op.
 Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2100-2024137865-25, opgemaakt en afgesloten op 4 november 2024. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven in
het relaas van verbalisant [verbalisant 1].
[pag. 76] Ik deed onderzoek in een registratie van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Het ongeval vond plaats op 26 juni 2024 op de N279 nabij Beek en Donk. Direct na het ongeval werd [getuige] gehoord als getuige. Getuige [getuige] verklaarde dat zij opnamen had gemaakt van een van de betrokken voertuigen in aanloop naar het ongeval. Ik bekeek deze camerabeelden. Ik herkende de weg waarop gereden werd als de N279. Er werd gereden in de richting van Helmond, komende vanuit Veghel. De N279 is op dit stuk een weg bestaande uit twee rijbanen voor iedere rijrichting een. Beide rijbanen worden van elkaar gescheiden door een dubbel doorgetrokken streep. Deze dubbel doorgetrokken streep heeft veel tussenruimte, waardoor het verkeer in beide richtingen elkaar ruim passeert op deze weg. Het fragment duurde 2'55". Afgaande op het overig verkeer was de gereden snelheid ongeveer 80 kilometer per uur. Dit betekent dat in de tijd van het fragment, ongeveer 3,8 kilometer af werd gelegd. Op deze camerabeelden zag ik:
  • dat het voertuig dat gefilmd werd, voorzien was van kenteken [kenteken 1] ;
  • dit betreffende voertuig vrijwel continu slingeren binnen de rijstrook;
  • dit betreffende voertuig vier keer remmen terwijl het voertuig ervoor niet remde;
  • het betreffende voertuig een keer rechts over de kantmarkering gaan met de rechterwielen;
  • het betreffende voertuig vijf keer op of over de eerste doorgetrokken streep in het midden gaan met de linker wielen;
  • hiervan vier keer bijna tot de tweede doorgetrokken streep komen;
  • hiervan twee keer bijna leidde tot een ongeval, een keer met een camper en een keer met een vrachtwagen.

nadere overwegingen
Op grond van de resultaten van het forensisch onderzoek, de verklaring van getuige [getuige] en de beschrijving van de camerabeelden voorafgaand aan het ongeluk, staat naar het oordeel van de rechtbank het volgende vast. Het tenlastegelegde ongeval heeft plaatsgevonden doordat verdachte op 26 juni 2024 met de door haar bestuurde personenauto op de weghelft voor het haar tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen, nadat zij al enige tijd slingerend over de weg reed. Hierdoor heeft zij een aanrijding veroorzaakt met de haar tegemoetkomende personenauto bestuurd door het slachtoffer [slachtoffer] . Door het ongeval hebben zowel verdachte als [slachtoffer] letsel opgelopen. Beiden zijn per ambulance naar een ziekenhuis vervoerd om aan de verwondingen te worden behandeld. Pas in het ziekenhuis, enkele uren nadat het ongeval had plaatsgevonden en nadat zij medische behandeling(en) heeft ondergaan, is bij verdachte bloed afgenomen. Bij analyse van die bloedmonsters door het NFI zijn sporen aangetroffen van onder meer oxycodon, diazepam, desmethyldiazepam, midazolam en ketamine. Deze middelen kunnen de rijvaardigheid (ernstig) beïnvloeden.
Niet ter discussie staat dat verdachte al enige tijd medicijnen gebruikt die de rijvaardigheid nadelig kunnen beïnvloeden. Concreet wordt verdachte echter verweten dat zij voorafgaand aan de aanrijding onder invloed van de hiervoor genoemde middelen verkeerde. Uit de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting van 21 juli 2025 kan, naar het oordeel van de rechtbank, worden afgeleid dat aan verdachte in de ambulance medicijnen zijn toegediend. Welke medicijnen dat zijn geweest en welke dosering het betreft is onbekend. In het door het NFI uitgebrachte rapport [pag. 96 procesdossier] is immers opgemerkt dat bij navraag geen informatie kon worden verkregen over het mogelijke toedienen van medicatie na het ongeval aan verdachte en dat, indien een of meer van de hiervoor genoemde middelen werden toegediend in het kader van medisch handelen na het ongeval en voor de bloedafname, deze middelen dienen te worden geschrapt uit de lijst van middelen die de rijvaardigheid van verdachte hadden kunnen beïnvloeden.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat de medicijnen die in het bloed van verdachte zijn aangetroffen, in de ambulance, voorafgaande aan de bloedafname, aan haar zijn toegediend. De rechtbank kan daardoor niet buiten redelijke twijfel tot het oordeel komen dat verdachte ten tijde van het ongeval heeft gereden terwijl zij onder invloed van deze medicijnen verkeerde. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte voor een gedeelte van het onder 1 primair, eerste gedachtestreepje en voor feit 2 moet worden vrijgesproken.

de conclusie
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte tijdens het besturen van haar personenauto over een afstand van meerdere kilometers is gaan slingeren en het voertuig niet voldoende onder controle heeft gehad. Hierdoor is zij op de weghelft bestemd voor het aan verdachte tegemoet komende verkeer terecht gekomen en waardoor een aanrijding is ontstaan met de door het slachtoffer [slachtoffer] bestuurde personenauto. Gegeven de langere duur en afstand waarmee verdachte over de weg heeft geslingerd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en oplettend en onachtzaam heeft gehandeld.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen, een en ander zoals hierna onder “De bewezenverklaring” zal worden weergegeven. Van het onder 2 tenlastegelegde feit zal verdachte worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
[feit 1 primair]
op 26 juni 2024 te Beek en Donk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig personenauto, merk Fiat, daarmede rijdende over de weg de N279, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam te handelen als volgt:
  • verdachte is rijdende over de N279, komende uit de richting van Keldonk en gaande in de richting van Beek en Donk, ter hoogte van hectometerpaal 47.7 gaan slingeren en
  • verdachte heeft haar personenauto niet voldoende onder controle gehad en gehouden en
  • verdachte heeft niet zoveel mogelijk rechts gehouden en is van de voor haar, verdachte, bestemde rijstrook afgeweken en is vervolgens over de twee links van haar gelegen ononderbroken strepen die de rijbaan in twee rijstroken verdelen, gereden en terecht gekomen op de rijstrook die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer,

waardoor verdachte met haar personenauto frontaal tegen een haar tegemoetkomende personenauto, merk Mercedes-Benz, is gereden, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] , zijnde bestuurder van die personenauto merk Mercedes-Benz, zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken ribben en een gebroken ruggenkolom en een beschadigde milt en een gebroken verbinding tussen bovenbeen en heup en een verbrijzeld bot van bovenbeen en een open enkel breuk en twee gebroken middenvoetsbeentjes en diverse bloedingen en meerdere open wonden werd toegebracht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot:
  • 200 uur taakstraf subsidiair 100 dagen hechtenis waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren
  • twaalf maanden ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
De officier van justitie heeft deze op schrift gestelde vordering aan de rechtbank overgelegd.
Het standpunt van de verdediging
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de verdediging primair oplegging van een geldboete bepleit indien enkel het onder 1 subsidiair bewezen zou worden verklaard. Voor het geval de rechtbank het onder 1 primair en/of onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zou achten heeft de verdediging bepleit te volstaan met veroordeling tot een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank

algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.

de ernst van het bewezenverklaarde feit
Verdachte is met de door haar bestuurde personenauto over een afstand van verschillende kilometers, diverse keren op de weghelft bestemd voor het haar tegemoetkomende verkeer terecht gekomen. Daardoor heeft zij de veiligheid van verschillende verkeersdeelnemers gedurende langere tijd ernstig in gevaar gebracht. Uiteindelijk heeft het gevaarlijke weggedrag van verdachte een verkeersongeval veroorzaakt waarbij een haar tegemoetkomende automobilist zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het ongeval heeft grote impact op het slachtoffer gehad, zowel op het moment van de aanrijding als ook gedurende de revalidatie die daar op volgde.
Tijdens de behandeling ter zitting is het de rechtbank opgevallen dat verdachte de ernst van het feit en het voorafgaande rijgedrag niet of niet voldoende lijkt te erkennen. Hoewel niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte op de dag van het ongeval ook heeft gereden onder invloed van medicijnen, is wel gebleken dat zij nog steeds medicijnen gebruikt die de rijvaardigheid ernstig kunnen beïnvloeden. Verdachte gaat desondanks steeds op haar eigen beoordeling af bij de vraag of het verantwoord is om te gaan rijden, terwijl het rijden onder invloed van medicijnen die de rijvaardigheid beïnvloeden nimmer is toegestaan. Verdachte lijkt niet in te zien dat ook bij een autorit van enkele tientallen meters een aanrijding met bijvoorbeeld spelende kinderen kan plaatsvinden. De rechtbank vindt dit buitengewoon zorgelijk en ziet hierin aanleiding ook een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.

de persoon van verdachte
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Door het ongeval heeft verdachte zelf ook letsel opgelopen en daarmee de gevolgen van het ongeluk ondervonden.

de strafmodaliteit
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie komt en omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

de conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.

De motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.

De heer [slachtoffer] , zoon van het overleden slachtoffer, heeft zich als benadeelde partij in dit strafgeding gevoegd. Hij vordert een bedrag van € 20.000,-- als affectieschade.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Het vorderen van affectieschade is mogelijk voor de in artikel 6:107 BW, tweede lid genoemde naasten van een persoon die ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen als gevolg een gepleegd strafbaar feit. Het is aan de benadeelde partij om dit ernstig en blijvend letsel aan te tonen.
In het arrest van de Hoge Raad van 30 november 2021, onder ECLI:NL:HR:2021:1750 gepubliceerd, is in rechtsoverweging 2.4 het volgende overwogen:
“Onder affectieschade wordt verstaan de schade in verband met het verdriet om het overlijden of het door ernstig en blijvend letsel gekwetst raken van een naaste (vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, rechtsoverweging 2.4.6). Of een naaste aanspraak kan maken op vergoeding van affectieschade wegens “ernstig en blijvend letsel” van de gekwetste als bedoeld in artikel 6:107 BW hangt in belangrijke mate af van de mate van de blijvende functiestoornis bij de gekwetste, waarbij - volgens de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis - “een zeer bijzondere ernst van letsel” is vereist. De wetgever heeft daarbij als indicatie genoemd dat in geval van lichamelijk letsel bij een - aan de hand van de AMA-guides vastgestelde - blijvende functiestoornis van 70% of meer in ieder geval sprake is van “ernstig en blijvend letsel”. In het bijzonder in die gevallen waarin niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een dergelijke hoge en blijvende functiestoornis, kan de rechter ook anderszins de invloed van het letsel op het leven van de gekwetste en de naaste betrekken bij zijn beoordeling of een naaste aanspraak kan maken op een vergoeding als bedoeld in artikel 6:107 BW.”
De eisen voor toekenning van affectieschade zijn streng. Er moet bijvoorbeeld sprake zijn van een blijvende functiestoornis van 70% of meer, of van andere zeer ernstige letsels die van grote invloed zijn op de relatie en die als ‘ernstig’ en ‘blijvend’ kunnen kwalificeren. Het gaat hier om gevallen waarin het letsel niet alleen voor het slachtoffer zelf ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren teweegbrengt, maar vanwege de nauwe persoonlijke band die zijn naasten met hem hebben, ook voor dezen. In het bijzonder in die gevallen waarin niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een dergelijke hoge en blijvende functiestoornis, kan ook de invloed van het letsel op het leven van de gekwetste en de naaste van belang zijn bij de beoordeling of een naaste aanspraak kan maken op een vergoeding.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd dat sprake is van het hiervoor bedoelde ernstig en blijvend letsel dat door het ongeval is veroorzaakt. In elk geval volgt uit de onderbouwing niet dat sprake was van een blijvende functiestoornis van 70% of meer. Maar ook zijn onvoldoende concrete en objectieve gegevens beschikbaar om te kunnen beoordelen wat de invloed van het letsel op het leven van het slachtoffer en zijn zoon zijn geweest. De informatie die de benadeelde partij heeft verstrekt en de overige informatie, zoals daarvan is gebleken uit de inhoud van het dossier en de toelichting van de benadeelde partij ter terechtzitting, is te fragmentarisch en te beperkt om de vergaande conclusies te kunnen dragen dat sprake is van ernstig en blijvend letsel als gevolg van het ongeval en dat dit letsel van grote invloed is geweest op (de relatie met) de zoon van het slachtoffer. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
6, 175 en 179 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

Spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde feit levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
 een
taakstrafvoor de duur
van 180 uren[honderdtachtig uren] te vervangen door 90 dagen hechtenis indien veroordeelde deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht.
Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte groot 60 uren[zestig uren] te vervangen door 30 dagen hechtenis indien veroordeelde dit deel van de taakstraf niet of niet naar behoren verricht,
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een
proeftijd van twee jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
 een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
één jaar.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering.
Compenseert de kosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Vermeulen, voorzitter,
mr. M. Langstraat en mr. L.J. Verborg, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 4 augustus 2025.