In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 31 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet opleggen van een loonsanctie aan haar ex-werkgever en de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, die als interieurverzorgster werkte, had zich op 24 december 2020 ziekgemeld en na twee jaar ziekte een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV had geoordeeld dat de ex-werkgever voldoende re-integratie-inspanningen had geleverd, waardoor geen loonsanctie werd opgelegd. Eiseres betwistte dit en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische situatie en de re-integratie-inspanningen van haar werkgever.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van de ex-werkgever voldoende waren. De rechtbank wijst erop dat de re-integratie-inspanningen tot de datum van de WIA-aanvraag zijn beoordeeld en dat de omstandigheden na deze datum niet relevant zijn voor de beoordeling van de loonsanctie. Eiseres had ook ingestemd met het opschorten van het re-integratietraject, wat de rechtbank als redelijk beschouwt. De rechtbank oordeelt dat de belastbaarheid van eiseres correct is ingeschat en dat de functies die het UWV heeft aangeduid, passend zijn. Uiteindelijk wordt het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering en geen loonsanctie aan haar ex-werkgever wordt opgelegd.