Uitspraak
1.De procedure
- de akte na tussenvonnis aan de zijde van Oostappen met loonberekening, tevens houdende een primair verzoek tot tussentijds appèl en subsidiair verzoek om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren,
- de antwoordakte na tussenvonnis aan de zijde van [eiser] , met herberekening,
2.De verdere beoordeling
11 september 2024 - in alles wat is overwogen en beslist in voornoemd tussenvonnis van
29 augustus 2024, waarin de kantonrechter de zaak naar de rol van heeft verwezen van
26 september 2024 om Oostappen in de gelegenheid te stellen:
“De werkgever kan de werknemer op grond van kennis en/of ervaring een hoger salaris toekennen dan dat bij 0 functieperiodieken”.En zo dient ook volgens [eiser] naar deze zaak te worden gekeken
Voor de volledigheid merkt [eiser] op dat óók over de wettelijke verhoging de wettelijke rente verschuldigd is (zie ECLI:NL:HR:2015:304).
(om toestemming te geven om te appelleren tegen de bindende eindbeslissing(en) van het tussenvonnis en om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te (laten) verklaren) te worden afgewezen.
€ 2.500 bruto bij indiensttreding, sluit dat het beste aan bij periodiek 0 van functieschaal 7, zoals genoemd in bijlage ID van de cao recreatie 2017-2018 (€ 2.523,05 bruto) in plaats van periodiek 7 van functieschaal 7. Nergens blijkt hieruit - en hiervoor ontbreekt ook een deugdelijke onderbouwing - dat [eiser] in periodiek 8 had moeten worden ingedeeld.
Dat geldt niet voor het verzoek om de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daarvoor zijn (nog steeds) gerechtvaardigde redenen, zoals bij akte van 25 september 2024 reeds is toegelicht. De situatie toen en nu is niet veranderd: er is nog steeds sprake van een slechte liquiditeitspositie van Oostappen en van restitutierisico aan de kant van [eiser] , reden waarom de (eind)uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad dient te worden verklaard, aldus Oostappen.
€ 12.056,42(€ 11.163,35 + € 893,07).
€ 34.029,85
€ 46.086,27 brutoaan achterstallig loon verschuldigd is.
€ 4.608,63(10% van € 46.086,27) toewijsbaar is.
Als onvoldoende weersproken staat vast dat door de gemachtigde van [eiser] buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die een vergoeding rechtvaardigen. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 2.499,- inclusief btw komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en wordt toegewezen.
“dat de tijd inmiddels het verzoek om toestemming te geven voor tussentijds appel inmiddels heeft ingehaald” dat zij hiermee haar primaire verzoek heeft ingetrokken. Voor zover dit niet het geval is, overweegt de kantonrechter dat dit verzoek wordt afgewezen wegens gebrek aan belang. Vandaag wordt immers een eindvonnis gewezen, waartegen hoger beroep openstaat.
3.De beslissing
11 december 2023 tot aan de dag van voldoening;
16 januari 2025.