Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.de stichting LANDELIJKE INSPECTIEDIENST DIERENWELZIJN,
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 28 mei 2025 om 9:30 uur.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 11 juni 2025, is een kort geding aanhangig gemaakt door de stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID c.s.) tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partijen, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P.E. Halfens, vorderen een verbod op het openbaar maken van persoonsgegevens en onrechtmatige uitlatingen door de gedaagde op social media. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van botsende grondrechten: het recht op eerbiediging van de eer en goede naam van LID c.s. versus de uitingsvrijheid van de gedaagde. De rechtbank oordeelt dat de uitlatingen van de gedaagde onrechtmatig zijn en dat er gerede aanleiding is om de uitingsvrijheid van de gedaagde te beperken. De gedaagde wordt veroordeeld tot het betalen van dwangsommen bij overtreding van de opgelegde maatregelen en moet de proceskosten van LID c.s. vergoeden, die zijn begroot op € 1.574,45. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.