In deze zaak gaat het om de ontbinding van een koopovereenkomst tussen [eisers] en MECUS PLANONTWIKKELING B.V. voor de ontwikkeling van een agrarisch perceel tot woningbouw. De koopovereenkomst, gesloten op 7 januari 2021, bevatte bepalingen over de verplichtingen van de koper, waaronder de betaling van de koopsom bij levering van het perceel. MECUS heeft echter geen principemedewerking van de gemeente Uden kunnen verkrijgen, waardoor de ontwikkeling niet kon plaatsvinden. Op 17 juni 2022 heeft MECUS de overeenkomst willen ontbinden, maar de rechtbank oordeelt dat deze ontbinding niet rechtsgeldig was. [Eisers] hebben vervolgens de rechtbank verzocht om te verklaren dat zij terecht tot ontbinding zijn overgegaan, en vorderen een contractuele boete van 10% van de koopsom, alsook buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De rechtbank heeft de vorderingen van [eisers] afgewezen, omdat er geen tekortkoming aan de zijde van MECUS is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de overeenkomst moet worden ontbonden, omdat partijen geen redelijk belang meer hebben bij voortzetting van de overeenkomst. De proceskosten worden toegewezen aan MECUS, die in reconventie de ontbinding van de overeenkomst heeft gevorderd.