ECLI:NL:RBOBR:2025:2028

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
C-01-411385 - KG ZA 24-679
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluitverplichting Enexis; belang WOZ-beschikking bestaand gebouw bij voorgenomen sloop en nieuwbouw

In deze zaak vordert de eiseres, een adviesbureau gespecialiseerd in projectmanagement, dat Enexis Netbeheer B.V. een offerte uitbrengt voor tien kleinverbruik aansluitingen van 3x80 Ampère voor een nieuw te bouwen bedrijfsverzamelgebouw. De eiseres stelt dat zij recht heeft op deze aansluitingen op basis van de huidige WOZ-beschikking, die meerdere WOZ-objecten voor het bestaande pand aangeeft. Enexis heeft echter geweigerd een offerte uit te brengen, omdat zij van mening is dat de aanvragen niet voldoen aan de wettelijke eisen en dat er sprake is van één WOZ-object. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiseres niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van meerdere WOZ-objecten en dat Enexis daarom niet verplicht is om de gevraagde aansluitingen te realiseren. De vorderingen van de eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke onderbouwing van de WOZ-status bij aanvragen voor aansluitingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/411385 / KG ZA 24-679
Vonnis in kort geding van 20 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaten mr. J. Post en mr. J.W.H. Raadgever te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENEXIS NETBEHEER B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaten mr. H.H.D. van Schilt en mr. E.H. de Jonge te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Enexis genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 januari 2025 met 15 producties;
  • de conclusie van antwoord van 3 maart 2025 met 5 producties;
  • de op 4 maart 2024 van Enexis ontvangen productie 6;
  • de mondelinge behandeling op 6 maart 2025;
  • de pleitnota van [eiseres] ;
  • de pleitaantekeningen van Enexis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een adviesbureau gespecialiseerd in onder meer projectmanagement voor (bouw)projecten.
2.2.
[eiseres] heeft van Included Development B.V. (hierna: de projectontwikkelaar) de opdracht gekregen om voor aansluitingen bij de netbeheerder te zorgen op het elektriciteitsnet voor de herontwikkeling van een (oud) bedrijfspand.
Dit pand is gelegen aan de [straat] [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] [postcode] te ’ [plaats] ; op deze locatie zal – na sloop van het bestaande pand - een bedrijfsverzamelgebouw worden opgericht (hierna aan te duiden als: het gebouw).
2.3.
Enexis is de netbeheerder van het elektriciteitsnetwerk ter plaatse. Zij is in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de aansluiting en transport van elektriciteit op het door haar beheerde netwerk.
2.4.
Enexis is als netbeheerder op grond van artikel 23 lid 1 Elektriciteitswet (hierna E-wet) verplicht om degene die daar om verzoekt binnen een redelijke termijn aan te sluiten op het door haar beheerde net. De aansluitplicht op grond van artikel 23 lid 1 E-wet moet worden onderscheiden van de verplichting om aan degene die daar om verzoekt een aanbod te doen voor transport van elektriciteit op grond van artikel 24 lid 1 E-wet (de transportplicht). Deze verplichting geldt op grond van artikel 24 lid 2 E-wet niet voor zover de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen transportcapaciteit ter beschikking heeft.
2.5.
Op 26 april 2024 heeft [eiseres] een eerste aanvraag (onderverdeeld in drie afzonderlijke deelaanvragen) ingediend voor tien kleinverbruik aansluitingen van 3x80 Ampère (A) voor een tiental afzonderlijk te realiseren bedrijfsruimten in het gebouw. Het betreft acht nieuwe aansluitingen en de verplaatsing/verzwaring van twee bestaande aansluitingen van respectievelijk 3x50 Amp en 3x63 Amp.
2.6.
In de aanvraag van 26 april 2024 heeft [eiseres] bijgevoegd de situatieschets [straat] [nummer 1] en het voorontwerp van het project. Blijkens deze schetsen omvat het plan het slopen van de bestaande bebouwing en het bouwen van een nieuw gebouw, onderverdeeld in twee hallen.
2.7.
Enexis heeft voor de aanvraag geen offerte uitgebracht omdat volgens Enexis sprake is van één WOZ-object c.q. één organisatorisch geheel en dat [eiseres] daarvoor een grootverbruikersaansluiting had moeten aanvragen.
Op 3 juni 2024 heeft Enexis [eiseres] het volgende bericht:

We hebben naar de aanvraag gekeken en dit is niet toegestaan. De klant maakt duidelijk 1 pand waar hij meerdere KV aansluitingen in wil krijgen. Wij leveren 1 aansluiting per (samengesteld) WOZ object, dat er nu meerdere huisnummers aanwezig zijn, wil niet zeggen dat hij op die plek in een nieuw pand net zo veel aansluitingen kan krijgen.
De klant mag in het nieuw te realiseren pand maximaal 1 aansluiting van 3x80A krijgen (en 1 aansluiting van maximaat 3x35A mits dit voor een aantoonbaar logisch doel is). Dit komt (ongeveer) overeen met het vermogen van de huidige aansluitingen (3x50 en 3x63)
Als de klant meerdere gebruikers in hetzelfde pand wil hebben en daar toch de energiekosten mee wil verrekenen kan hij gebruik maken van eigen tussenmeters of gebruik maken van de 'meerdere leveranciers op 1 aansluiting' constructie.”
2.8.
[eiseres] heeft in reactie hierop medegedeeld dat de aanvraag voor de tien aansluitingen is gebaseerd op de WOZ beschikking die voor het huidige pand is afgegeven waaruit blijkt dat sprake is van meerdere WOZ-objecten.
2.9.
[eiseres] heeft op 4 juli 2024 en op 9 augustus 2024 nogmaals drie dezelfde aanvragen gedaan omdat Enexis op basis van de aanvraag van 26 april 2024 geen offerte heeft willen uitbrengen.
2.10.
Op 12 september 2024 heeft de (toenmalige) raadsman van [eiseres] Enexis bericht dat Enexis met de weigering een offerte uit te brengen in strijd handelt met de E-wet. Enexis is in gebreke gesteld en gesommeerd om alsnog voor de tien gevraagde aansluitingen een offerte uit te brengen. In de brief is uitgelegd dat het bouwproject de realisatie omvat van een bedrijfsgebouw waarbij het gebouw wordt gesplitst in verschillende bedrijfsruimten en een collectieve voorziening, de bedrijfsruimten afsluitbaar zijn en gesplitst in appartementsrechten waarbij ieder appartement een andere eigenaar krijgt en de appartementsrechten beschikken over een eigen WOZ-nummer.
2.11.
Op 20 september 2024 heeft Enexis hierop als volgt gereageerd:
“(…). Er is in dit geval sprake van één eigenaar/aanvrager die een pand heeft opgeknipt in meerdere WOZ objecten met als doel om voor die WOZ-objecten meerdere (kleinverbruik)aansluitingen te verkrijgen om zo de transportschaarste te omzeilen. Enexis heeft geen onderbouwing gezien van de stelling dat sprake is van verschillende bedrijfsruimten die feitelijk gesplitst zijn met een eigen ingang en eigen sanitaire voorzieningen. Zoals gezegd heeft uw cliënte een tekening overlegd waarop één grote hal te zien is waarbij het plan is om de gevraagde kleinverbruikaansluitingen in sets van 4 te splitsen. Enexis leidt hieruit af dat sprake is van een feitelijk samenstel.
Enexis heeft de aanvragen van uw cliënte al driemaal afgewezen, terwijl uw cliënte steeds dezelfde aanvraag doet en daarbij dezelfde tekening overlegt. Op basis van die tekening geeft Enexis geen offerte af voor de gevraagde kleinverbruikaansluitingen.
2.12.
Hierna heeft er tussen partijen een mailwisseling plaatsgevonden over andere mogelijkheden om tot aansluitingen te komen voor het nog te realiseren gebouw, zoals bijvoorbeeld twee MLOEA (Meerdere Leveranciers Op Eén Aansluiting) te krijgen voor een KV-aansluiting. De over en weer besproken mogelijkheden hebben evenwel niet geleid tot een offerte van Enexis. Partijen twistten over de vraag of er sprake is van meerdere WOZ-objecten in de zin van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).
2.13.
Op 28 oktober 2024 heeft [eiseres] aan Enexis nog een bouwtekening gepresenteerd. Op deze tekening zijn pantry’s en wc’s in de twee te realiseren hallen toegevoegd [1] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat –
I. Enexis te veroordelen, althans te gebieden, om voor de aanvragen voor de
aansluitingen (l0 x aansluitingen van 3 x 80 ampère) zo spoedig mogelijk, maar
uiterlijk binnen 10 (tien) werkdagen na de datum van dit vonnis aan ten behoeve van Included Development B.V., een offerte uit te brengen, en;
II. Enexis te veroordelen, althans te gebieden, om binnen 18 (achttien) weken na akkoord door of namens Included Development BV. op deze offerte, de gevraagde aansluitingen (10 x aansluitingen van 3 x 80 ampère) daadwerkelijk gerealiseerd te hebben, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn;
III. Enexis te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van € 10.000,- per dag of een dagdeel dat Enexis geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft te voldoen aan hetgeen gevorderd is onder 1 en/of II, althans een door de voorzieningenrechter
te bepalen dwangsom;
IV. Enexis te veroordelen in de proceskosten en in de nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt hieraan –in de kern zakelijk weergegeven en voor zover relevant voor dit kort geding - ten grondslag dat zij op grond van artikel 1 lid 1 onder b en artikel 23 E-wet, gelezen in samenhang met artikel 16 Wet WOZ, recht heeft op 10 KV-aansluitingen, uitgaande van de huidige WOZ-beschikking voor het bestaande pand waaruit blijkt dat sprake is van meerdere WOZ-objecten. Enexis heeft voor de aanvragen van [eiseres] ten onrechte geen offerte afgegeven, terwijl een deugdelijke onderbouwing ontbreekt van de stelling van Enexis dat het (op te richten) gebouw niet bestaat uit meerdere WOZ-objecten op basis van de Wet WOZ. Enexis is daarmee in verzuim en in gebreke voor wat betreft de nakoming van haar wettelijke (aansluit)verplichtingen als netbeheerder. Enexis is daarnaast tekortgeschoten in de nakoming van haar aansluitplicht (artikel 23 lid 1 jo. lid 4 E-wet), nu zij niet binnen een redelijke termijn (van 18 weken) een offerte heeft uitgebracht voor de tien aangevraagde aansluitingen.
3.2.1.
Ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van 10 afzonderlijke WOZ- objecten heeft [eiseres] in de dagvaarding en ter zitting verwezen naar haar eerdere aanvragen waarin zij - onder overlegging van de situatietekeningen en de huidige WOZ-beschikking [2] waaruit blijkt dat het pand is opgedeeld in meerdere afzonderlijke WOZ-objecten – stelt recht te hebben op 10 afzonderlijke aansluitingen in het (op te richten) gebouw. Zij wijst er op dat:
  • de eenheden alle zijn voorzien van een eigen meterkast;
  • beschikken over een eigen toiletvoorziening;
  • beschikken over een eigen sanitaire voorziening;
  • de ontwikkelaar voornemens is om deze eenheden te verkopen en/of verhuren aan verschillende partijen,
  • er twee VvE’s zullen zijn ten behoeve van de collectieve voorzieningen; en
  • de individuele WOZ-objecten een eigen ontsluiting en sleutel zullen hebben.
3.2.2.
De huidige WOZ-beschikking toont aan dat er afzonderlijke WOZ objecten in het gebouw zijn gesitueerd. Op basis van deze overlegde WOZ-beschikking moest Enexis de aanvragen beoordelen.
3.2.3.
Enexis heeft het bewijsvermoeden voortvloeiende uit deze WOZ-beschikking niet weerlegd en zij heeft niet bewezen dat er geen sprake is van afzonderlijke WOZ-objecten. Enexis heeft niet tot haar conclusie kunnen komen dat het te realiseren gebouw een samenstel betreft in de zin van artikel 16 onder d van de Wet WOZ.
3.2.4.
De realisatie- en oplevering van het gebouw is inmiddels door het handelen van Enexis uitgesteld. [eiseres] heeft met haar opdrachtgever Included Development B.V. een prestatieovereenkomst gesloten. Dit houdt in dat zolang
Enexis weigert een offerte af te geven, waardoor de aansluitingen kunnen worden gerealiseerd, [eiseres] niet betaald krijgt van haar opdrachtgever. Het (telkens) buiten behandeling stellen van de door [eiseres] gedane aanvragen sinds 26 april 2024 zorgen er voor dat [eiseres] een aanzienlijk bedrag aan advieskosten misloopt, hiermee is het spoedeisend belang gegeven.
3.3.
Enexis voert verweer en heeft – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
3.3.1.
Enexis heeft voor de gevraagde KV-aansluitingen geen offerte uitgebracht omdat Enexis meent dat [eiseres] deze KV aansluitingen heeft aangevraagd louter met het doel om aldus de transportschaarste in deze regio te omzeilen en toch transportcapaciteit te kunnen krijgen.
3.3.2.
Voor KV aansluitingen reserveren de netbeheerders in hun planning op voorhand transportcapaciteit omdat met kleinverbruikers geen transportcapaciteit wordt gecontracteerd, dat geldt alleen voor grootverbruikers. Als [eiseres] een GV aansluiting had aangevraagd dan had Enexis een offerte uitgebracht voor die aansluiting met daarop een gecontracteerd transportvermogen van 0 kW. Per datum aanvraag zou het gevraagde transportvermogen dan op de wachtlijst worden geplaatst bij acceptatie van de offerte. [eiseres] wil kennelijk niet wachten op het beschikbaar komen van transportcapaciteit en tracht op oneigenlijke gronden via een KV-aansluiting toch op korte termijn transportvermogen te verkrijgen ten behoeve van een gebouw waarvoor zij een GV-aansluiting dient aan te vragen.
3.3.3.
De aanvraag voor de tien aansluitingen is gebaseerd op de huidige WOZ beschikking terwijl de toekomstige situatie er qua WOZ-afbakening anders uit zal zien, te weten één bedrijfsgebouw met twee hallen die waarschijnlijk één of hoogstens twee WOZ-objecten bevatten. [eiseres] heeft niet onderbouwd dat er (meerdere) bedrijfsruimtes zullen komen in het te bouwen pand, laat staan dat die vervolgens ook zullen kwalificeren als een afzonderlijk WOZ object. Op de als productie 1 overgelegde tekening is Hal 1 en Hal 2 onderverdeeld in twee delen. Wat het doel van die verdeling is en waarom die verdeling eerder niet is aangebracht, is onduidelijk. Ook is niet duidelijk of die vier delen dan als vier WOZ-objecten moeten worden gezien. En als dat zo zou zijn, dan is niet duidelijk waarom er acht aansluitingen in het pand worden aangevraagd.
3.3.4.
Als productie 8 bij dagvaarding heeft [eiseres] een ‘principeschema’ overgelegd waar twee hallen zijn te onderscheiden waarbij voor elke hal wordt beschreven wat daar zou moeten komen. Het eerste blok ‘terreinvoorzieningen’ ziet op de verplaatsing en verzwaring van de reeds aanwezige aansluitingen. Deze zijn bestemd voor laadvoorzieningen. Daarnaast zijn er per hal kennelijk ‘collectieve voorzieningen’, maar het is niet duidelijk wat dat precies inhoudt. Verder wordt er in beide hallen een kantoor genoemd op de begane grond en een kantoor op de eerste verdieping. Enexis heeft hieruit niet kunnen afleiden of beoogd is dat één bedrijf beide hallen (en daarin de kantoren) zal gebruiken of dat er meer bedrijven in zullen komen, en zo ja, hoeveel bedrijven dat zullen zijn.
3.3.5.
En zelfs als er sprake is van een juiste WOZ-afbakening dan moet op basis van de tekening worden vastgesteld dat sprake is van een feitelijk samenstel. Hooguit kan worden gesproken van twee afgescheiden objecten (hal 1 en hal 2) waarvoor dan per hal een aansluiting gerealiseerd zou dienen te worden.
3.3.6.
Enexis betwist dat artikel 23 lid 4 van de E-wet toepasselijk is. Bij besluit van 17 februari 2025 is de 18 weken termijn komen te vervallen terwijl die termijn ook daarvoor al - op grond van Europese jurisprudentie - onverbindend moet worden geacht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de stellingen van [eiseres] volgt dat zij bij haar vorderingen voldoende spoedeisend belang heeft om in kort geding te kunnen worden ontvangen; zij stelt immers dat Enexis haar (wettelijke) aansluitplicht veronachtzaamd en dat dit tot aanzienlijke schade leidt bij haarzelf en haar opdrachtgever.
4.2.
Voor dit geschil hanteert de voorzieningenrechter het volgende toetsingskader.
4.2.1.
In artikel 23 lid 1 E-wet is bepaald dat een netbeheerder verplicht is een ieder die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde net.
4.2.2.
Op grond van artikel 23, vierde lid, van de E-wet moet zo’n aansluiting door de netbeheerder worden gerealiseerd binnen een redelijke termijn. De ACM, de hierop toezicht houdende instantie van Nederland, heeft in artikel 8.11 lid 2 onder b van de Netcode Elektriciteit voorgeschreven dat de netbeheerder een aansluiting van 3x80A binnen 18 weken na het uitbrengen van de daarop betrekking hebbende offerte moet realiseren. Artikel 8.11 lid 4 Netcode Elektriciteit bepaalt dat in het geval van congestie (een tekort aan transportcapaciteit op het door de netbeheerder beheerde netwerk) een termijn van maximaal 52 weken redelijk moet worden geacht.
4.2.3.
Bij Besluit van 17 februari 2025 (uitgegeven 21 februari 2025) tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Energiewet is de wettelijke aansluittermijn van 18 weken geschrapt [3] vanwege een tweetal arresten van het Europese Hof van Justitie [4] waarin die termijn onverbindend werd geacht. Na de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 17 september 2024 [5] geldt ten aanzien van kleinverbruikers uitsluitend nog het door de ACM op 8 juni 2023 vastgestelde voorschrift van artikel 8.11 lid 1 van de Netcode, inhoudende dat de netbeheerder de aansluiting – behoudens overmacht – binnen een redelijke termijn moet realiseren.
4.2.4.
In artikel 1, aanhef en onder b, van de E-wet is bepaald dat onder een aansluiting wordt verstaan: één of meer verbindingen tussen een net en een onroerende zaak, als bedoeld in artikel 16 onderdelen a tot en met e, van de Wet WOZ, waaronder begrepen één of meer verbindingen tussen een net dat wordt beheerd door een netbeheerder en een net dat wordt beheerd door een ander dan die netbeheerder en tussen het net op zee en een windpark op zee. In artikel 16 Wet WOZ is bepaald dat voor de toepassing van de wet als één onroerende zaak wordt aangemerkt:
a. een gebouwd eigendom;
b. een ongebouwd eigendom;
c. een gedeelte van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;
e. en geheel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen, of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan, of in onderdeel d bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;
f. het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan, van een onderdeel d bedoeld samenstel of van een in onderdeel e bedoeld geheel.
4.2.5.
Vaste jurisprudentie [6] is dat niet in alle gevallen zonder meer moet worden aangesloten bij de objectafbakening (zoals deze blijkt uit een WOZ-beschikking) bij beantwoording van de vraag of voor een netbeheerder een verplichting bestaat te voorzien in een aansluiting op een elektriciteitsnetwerk als bedoeld in artikel 23 lid 1, van de E-wet. Aan een WOZ-beschikking kan een weerlegbaar bewijsvermoeden worden ontleend voor de aansluitplicht van netbeheerders. In dat geval draagt Enexis, die meent dat de objectafbakeningen in de WOZ-beschikkingen niet moeten worden gevolgd, de bewijslast dit aannemelijk te maken. Deze beoordeling van de WOZ objectafbakening vindt doorgaans plaats aan de hand van de in de belastingrechtspraak volgende vier stappen:
(i) welke onroerende zaken in de zin van artikel 3:3 van het BW kunnen worden geïdentificeerd?
(ii) In hoeverre is de eigendom c.q. zakelijke gerechtigheid van deze zaken verdeeld over verschillende personen?
(iii) Kunnen deze zaken worden opgesplitst in gedeelten die blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt?
(iv) Vormen de onroerende zaken of de zelfstandige gedeelten een samenstel?
4.3.
Kern van het geschil is of [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de rechter in een eventuele bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat er voor het te realiseren gebouw sprake is van 10 afzonderlijke WOZ-objecten en dat Enexis daarom gehouden is om – nu zij er niet in is geslaagd om het hiervoor bedoelde, aan de bestaande WOZ-beschikking te ontlenen rechtsvermoeden - voor de gevraagde KV-aansluitingen een offerte uit te brengen en deze te realiseren binnen 18 weken althans binnen een redelijke termijn. De voorzieningenrechter overweegt dat [eiseres] daarin niet is geslaagd en overweegt daartoe als volgt.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat het beroep van [eiseres] op het aan de bestaande WOZ-beschikking te ontlenen rechtsvermoeden ten aanzien van de [straat] [nummer 1] , [nummer 2] [nummer 3] waarin deze locatieaanduidingen als WOZ-objecten worden benoemd faalt. Niet in geschil is dat de WOZ-beschikking is afgegeven voor de bestaande gebouwen. Vast staat ook dat deze bestaande gebouwen zullen worden gesloopt en dat de projectontwikkelaar voornemens is op de vrijgekomen locatie een nieuw gebouw op te richten. Pas nadat de herinrichting heeft plaatsgevonden, zal (opnieuw) aan de hand van de criteria van 16 Wet WOZ beoordeeld moeten worden of al dan niet sprake is van één danwel meerdere WOZ-objecten. Nu de gebouwen waar de huidige WOZ-beschikking op ziet zullen worden gesloopt kan [eiseres] aan die WOZ-beschikking niet (langer) het bewijsvermoeden ontlenen waar hij zich ter onderbouwing van zijn aanvraag voor 10 KV aansluitingen op heeft beroepen.
Met de sloop en aansluitende nieuwbouw ontstaat een nieuwe situatie waarin (opnieuw) de WOZ-status van de daarin te realiseren gebruiksunits zal dienen te worden beoordeeld. De vraag of Enexis er in is geslaagd om het aan de huidige WOZ-beschikking te ontlenen bewijsvermoeden te weerleggen kan om die reden onbeantwoord blijven.
4.5.
Het vorenstaande laat evenwel onverlet dat beoordeeld moet worden aan de hand van de door [eiseres] verstrekte feitelijke informatie en onderbouwing of op basis van de criteria van artikel 16 Wet WOZ de te realiseren bedrijfsruimten in het project voorshands als zelfstandige WOZ-objecten dienen te worden gekwalificeerd. De voorzieningenrechter is, gelet op de dienaangaande overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, tot de conclusie gekomen dat een beredeneerd antwoord op die vraag thans niet valt te geven en dat daarvoor nader feitelijk onderzoek nodig is waarvoor dit kort geding zich uit zijn aard niet leent. In dit kort geding is op basis van de stukken die voorhanden zijn onvoldoende feitelijke informatie beschikbaar over indeling, inrichting en gebruik van het nog op te richten gebouw om te beoordelen of de in het op te richten bedrijfsverzamelgebouw te realiseren bedrijfsruimten – met inachtneming van het hiervoor in r.o. 4.2.5 aangehaalde stappenplan – kwalificeren als afzonderlijke WOZ-objecten in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ.
Onder de gedingstukken bevinden zich slechts het principeschema voor de aansluitingen [7] , de bij dagvaarding [8] overgelegde bouwtekening van 12 september 2024 en het voorontwerp van het project [9] . Enexis stelt zich vooralsnog terecht op het standpunt dat op de tekeningen sprake is van één bedrijfsverzamelgebouw met gedeelde ruimtes en dat geen sprake lijkt te zijn van afgescheiden onderdelen binnen het te realiseren gebouw, behoudens de hallen 1 en 2 en dat op basis van de thans beschikbare informatie gesproken moet worden van een feitelijk samenstel. De tekeningen staven immers niet (althans onvoldoende) de stelling van [eiseres] dat sprake zal zijn van acht afgesloten bedrijfsruimtes voor acht afzonderlijke huurders die elk hun eigen afgescheiden gedeelte zullen hebben en dus elk als een afzonderlijk object moeten worden gezien.
4.6.
Maar zelfs als in het onderhavige geval al gesproken zou kunnen worden van 10 zelfstandige aansluitbare WOZ-objecten als bedoeld in artikel 16 Wet WOZ jo. artikel 1 sub b van de E-wet dan kan dat naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter evenmin leiden tot de door [eiseres] gewenste aansluitingen binnen de door haar gevorderde termijn van 18 weken. Daartoe is redengevend dat het CBB in haar uitspraak van 17 september 2024 het besluit van de ACM van 8 juni 2023 heeft vernietigd, voor zover de ACM daarin ten aanzien van kleinverbruikers nadere invulling had gegeven aan de ingevolge artikel 23 lid 4 EW op de netbeheerder rustende verplichting aansluitingen binnen een redelijke termijn te realiseren. De omstandigheid dat de in dat verband door de ACM vastgestelde termijn van 18 weken ten tijde van de (eerste) aanvraag van april 2024 formeel nog gold kan er niet toe leiden dat [eiseres] zich nog op die – ten tijde van dit kort geding niet meer geldende – termijn kan beroepen. Dat betekent dat Enexis gehouden is – behoudens overmacht - een aansluiting te realiseren binnen een redelijke termijn.
In dat verband heeft Enexis onweersproken en gedocumenteerd aangevoerd [10] dat verzwaring van de bestaande aansluitingen in combinatie met het tot stand brengen van nieuwe aansluitingen op het laagspanningsnet conform de aanvragen van [eiseres] voor de [straat] zal leiden tot netcongestie op het laagspanningsnet, waardoor de aansluiting niet kan worden gerealiseerd alvorens Enexis voldoende transportcapaciteit heeft. Ter zitting heeft Enexis ter verduidelijking nader naar voren gebracht dat voor de door [eiseres] gevraagde aansluiting dus eerst een uitbreiding nodig zal zijn van de technische randvoorwaarden (nieuwe kabels, transformators e.d.) om die aansluitingen veilig te kunnen realiseren.
Nu [eiseres] niet weersproken heeft dat er op afzienbare termijn vanwege de ontoereikendheid van de infrastructuur (kabels, trafo’s) hoe dan ook geen (althans niet op afzienbare termijn) uitvoering kan worden gegeven aan de gevraagde aansluitingen, dienen de door [eiseres] gevraagde voorzieningen in kort geding ook op die grond te worden geweigerd.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. Hetgeen partijen overigens nog naar voren hebben gebracht kan derhalve onbesproken blijven.
4.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Enexis worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.821,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Enexis tot op heden begroot op € 1.821,00 .
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Schoorlemmer en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.

Voetnoten

1.Productie 1 bij dagvaarding
2.Productie 15 bij dagvaarding
3.Staatsblad 2025, 40, in de Nota van Toelichting is neergelegd dat de wettelijke aansluittermijn van 18 weken voor grote aansluitingen worden geschrapt uit de E-wet omdat deze wettelijke bepalingen conflicteren met nieuwe door de ACM vastgestelde bepalingen omtrent aansluittermijnen in de Netcode.
4.Arresten van 3 december 2020,Commissie/België; ECLI:EU:C:2020:984 en 2 september 2021, Commissie/Duitsland; ECLI:EU:C:2021:662
6.Zie de uitspraken van het College voor het Bedrijfsleven van 2 juni 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:364) en 17 september 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:639)
7.Productie 8 bij dagvaarding
8.Productie 1 bij dagvaarding
9.Overgelegd door Enexis als productie 3 in de conclusie van antwoord
10.Met een document geheten “