Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
GEMEENTE EINDHOVEN,
WASBEER EN PAUW,
1.De procedure
2.De relevante feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- griffierecht: € 714,00
- salaris advocaat:
- griffierecht: € 714,00
- salaris advocaat:
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Braun, en de Gemeente Eindhoven, vertegenwoordigd door mrs. F.J.J. Cornelissen en W. van Leeuwen. De zaak betreft een aanbesteding voor tijdelijke gemeentelijke opvanglocaties voor asielzoekers. [eiser] had zich ingeschreven voor de aanbesteding, maar eindigde op de tweede plaats. De Gemeente had de opdracht voornemens te gunnen aan Wasbeer en Pauw, die als interveniërende partij in het geding betrokken was, vertegenwoordigd door mr. E.J.M. Vannisselrooij.
De procedure begon met een dagvaarding van [eiser] op 3 maart 2025, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de dagvaarding nietig was. Dit was het gevolg van het ontbreken van inhoudelijke gronden in de dagvaarding, wat in strijd was met de wettelijke eisen. De Gemeente en Wasbeer en Pauw voerden aan dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d BW, en dat [eiser] niet tijdig had gereageerd op de gunningsbeslissing.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, omdat [eiser] niet binnen de gestelde termijn had gereageerd en de gronden van de vordering pas te laat waren ingediend. Hierdoor kon de Gemeente zich niet adequaat verweren. [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de Gemeente als Wasbeer en Pauw, die elk op € 1.821,00 werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.