In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 16 januari 2025, wordt de zaak behandeld van eiseres die in beroep is gegaan tegen de beslissing van het UWV dat zij per 11 juli 2022 geen recht meer heeft op een Ziektewetuitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres betwist deze vaststelling en stelt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat de medische beoordeling onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank onderzoekt of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en of het medisch onderzoek aan de vereisten voldeed.
De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht. Eiseres had geklaagd over het ontbreken van een lichamelijk onderzoek en de wijze waarop haar klachten zijn behandeld. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts B&B voldoende informatie heeft verzameld en dat de klachten van eiseres adequaat zijn beoordeeld. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsarts beschikte over relevante medische informatie van andere zorgverleners en dat de observaties tijdens het spreekuur voldoende waren om tot een conclusie te komen.
Daarnaast wordt ingegaan op de argumenten van eiseres dat haar klachten door long-covid zijn onderschat en dat er ten onrechte geen verdergaande beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts B&B voldoende gemotiveerd heeft waarom er geen aanleiding was voor een verdergaande urenbeperking en dat de medische beoordeling in lijn is met de beschikbare gegevens. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.