ECLI:NL:RBOVE:2024:3232

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
ak_24_1888
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag met beroep gegrond verklaard wegens onvoldoende motivering van het Uwv

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-aanvraag beoordeeld. Eiseres had op 3 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet WIA, welke door het Uwv op 25 juli 2023 werd afgewezen. Het Uwv handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 25 januari 2024. Eiseres, die lijdt aan vermoeidheidsklachten als gevolg van Post-covid, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 24 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet op een voldoende draagkrachtige motivering berust. Eiseres heeft overtuigend aangetoond dat haar vermoeidheidsklachten, die voortkomen uit Post-covid, niet adequaat zijn gewogen door het Uwv. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met de ernst van de klachten van eiseres en de impact daarvan op haar arbeidsvermogen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, waardoor het Uwv opnieuw een medisch onderzoek moet uitvoeren en, indien nodig, een nieuwe arbeidskundige beoordeling moet laten plaatsvinden. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1888

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. L.J.T. Hoksbergen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,het Uwv
(gemachtigde: E.E. Dogger).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om haar per 3 mei 2023 in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet WIA [1] .
1.1
Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 25 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het besluit
4.1
Eiseres werkte als zwemdocent voor 10 uur per week bij [bedrijf 1] in de periode van 1 september 2009 tot 12 juli 2019. Het Uwv heeft per 12 augustus 2019 een WW-uitkering toegekend omdat eiseres minder is gaan werken. Gedurende de WW werkte eiseres, vanaf 1 december 2019, als zwemdocent bij [bedrijf 2] voor 4,6 uur per week. Eiseres heeft zich op 5 mei 2021 ziekgemeld vanuit de WW.
4.2
Per einde wachttijd (3 mei 2023) heeft het Uwv verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Hierna heeft besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder het kopje ‘Inleiding’.
Het standpunt van het Uwv
5. Het Uwv heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat eiseres op 3 mei 2023 (einde wachttijd) geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat de mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35% (32,58%). Volgens het Uwv is eiseres gelet op de beperkingen zoals vastgelegd in de FML van 17 januari 2024 in staat om de voorbeeldfuncties van Productiemedewerker industrie (samensteller) (SBC-code 111180), Schadecorrespondent (SBC-code 516080) en Productiemedewerker confectie, kleermaken (SBC-code 272042) te vervullen. Het Uwv heeft aanvullend de functie Medewerker binderij, grafisch nabewerker (SBC-code 268030) geduid. Hiervoor baseert het Uwv zich op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 januari 2024 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 22 januari 2024.
Het standpunt van eiseres
6. Eiseres is het oneens met de medische beoordeling van het Uwv. Er is volgens haar sprake van medisch objectiveerbare klachten (long-covid, psychische problematiek waaronder een PTSS en ernstige vermoeidheidsklachten) waarvoor ze nog steeds onder behandeling staat. Eiseres voert verder aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor de ernstige vermoeidheidsklachten bij en na interactie. Eiseres heeft bij de verzekeringsarts gewezen op haar vermoeidheidsklachten bij sociale aangelegenheden. Na het gesprek met de verzekeringsarts was eiseres volledig uitgeput. Zo kon eiseres niet zelfstandig naar de Uwv locatie in Groningen reizen. In dat kader had ook een nadere beperking moeten worden aangenomen op item 2.10 (vervoer). Ter onderbouwing van de vermoeidheidsklachten heeft eiseres een besluit van 4 april 2024 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle overgelegd waarbij haar een Wmo [2] maatwerkvoorziening is toegekend voor thuisondersteuning A-1 voor de periode van 4 april 2024 tot en met 4 april 2025. Daarnaast heeft eiseres een schema van de ergotherapeut van 8 april 2024 overgelegd en een brief van GZ psycholoog T. Doornbosch van 4 maart 2024. Ten aanzien van de opmerking van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat het Post-covid syndroom niet de alles verklarende sleutel is, wijst eiseres erop dat haar psychische klachten al bestonden vóór de covid besmetting. Gelet hierop is het voor eiseres niet duidelijk of haar Post-covid klachten naar aard en ernst wel volledig zijn gewogen of dat de psychische klachten tot een verkeerd beeld van de Post-covid klachten hebben geleid. Beide zijn aanwezig en versterken elkaar. Verder voert eiseres aan dat ten onrechte geen beperking is aangenomen op item 3.6 (geluid). Deze beperking is weggeschreven onder item 1.8.1 maar enkel in algemene termen wat geen recht doet aan de klachten. Ten aanzien van het arbeidskundig onderzoek van het Uwv heeft eiseres aangevoerd dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten onrechte geen functieomschrijving heeft toegevoegd van de functie Productiemedewerker confectie, kleermaken (SBC-code 272042).
De beoordeling van de beroepsgronden
Juridisch kader
7.1
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
De beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek, aldus artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA. Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Bij het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.
7.2
Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen (zorgvuldigheidsbeginsel). Ze mogen verder geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages (motiveringsbeginsel).
Is het onderzoek zorgvuldig?
8.1
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de rapportages op zich zorgvuldig tot stand gekomen. Dit licht de rechtbank als volgt toe.
8.2
Eiseres is in de primaire fase beoordeeld door een arts (T. Kivits), het rapport is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts (M.J.J. Buscher). De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Nadat hij eiseres op het spreekuur heeft gezien en psychisch en lichamelijk heeft onderzocht, heeft hij een anamnese opgemaakt. De arts concludeert dat sprake is van long-covid met vermoeidheidsklachten, concentratieklachten, geheugenproblematiek en afgenomen inspanningstolerantie. Daarnaast kent eiseres een voorgeschiedenis met psychische klachten waarvoor ze in 2019 in behandeling is gekomen bij de GGZ. De resultaten van het medisch onderzoek zijn neergelegd in de rapportage van 14 juni 2023. Er is een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld met die datum.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in bezwaar het standpunt van de arts in zijn rapport van 17 januari 2024 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien bij de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij aanleiding ziet om anders te denken over de belastbaarheid dan de primaire verzekeringsarts en heeft aanvullende beperkingen aan de FML van 17 januari 2024 toegevoegd.
8.3
Uit de medische rapporten blijkt dat alle klachten van eiseres en de informatie van haar behandelaars, zoals die ten tijde van de rapportages bekend waren, in de rapportages worden genoemd. Gelet op de onderzoeksactiviteiten van de verzekeringsartsen is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen, in die zin dat alle relevante informatie is verzameld. Dat eiseres het oneens is met de wijze waarop de medische informatie is vertaald naar beperkingen op de FML maakt het onderzoek op zichzelf nog niet onzorgvuldig.
Is de medische beoordeling voldoende gemotiveerd?
9. Eiseres heeft tegen het inhoudelijke medische oordeel van het Uwv aangevoerd dat ten onrechte geen verdergaande urenbeperking is aangenomen en dat sprake is van verdergaande beperkingen op item 3.6 (geluid) en item 2.10 (vervoer).
10. De arts van het Uwv heeft bij de primaire beoordeling een urenbeperking aangenomen van 4 uur per dag en 20 uur per week zonder onregelmatig werk. Volgens de arts wordt zo tegemoetgekomen aan het dagverhaal van eiseres en wordt zo rekening gehouden met voldoende recuperatiemogelijkheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder gemotiveerd dat hij geen indicaties ziet voor een aanvullende urenbeperking. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het gaandeweg gangbaar geworden om persisterende energetische Post-covid klachten, ondanks toegesneden interventie, wel te waarderen met een duurbeperking maar acht de bij het primaire onderzoek aangenomen urenbeperking daartoe kennelijk afdoende.
11.1
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres geen verdergaande urenbeperking is aangenomen vanwege energetische redenen.
11.2
De rechtbank acht hiervoor redengevend dat eiseres bij de zitting haar vermoeidheidsklachten uitgebreid heeft besproken en overtuigend en invoelbaar heeft toegelicht dat de Post-covid klachten hebben geleid tot een ernstiger verstoring van haar energiebalans dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onderkend. Eiseres heeft toegelicht dat zij vóór het ontstaan van de Post-covid klachten het als werkende, alleenstaande moeder van twee kinderen nooit gemakkelijk heeft gehad, maar dat ze altijd overeind bleef en met positieve energie in het leven stond. Eiseres had een sociaal, creatief en helpend karakter en was graag samen met familie en vrienden. Naast haar werk en de zorg voor haar kinderen was eiseres actief als vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk Nederland en gaf ze les in de Spaanse taal. Na de Post-covid klachten is eiseres in een sociaal isolement geraakt. Het lukt haar niet langer om de (sociale) activiteiten te verrichten waar ze voorheen gelukkig van werd. Eiseres kan zich door de vermoeidheid niet concentreren en bijvoorbeeld enkel korte stukjes lezen. Haar dochter helpt haar met de administratie. Eiseres heeft bij de hoorzitting in bezwaar haar klachten goed willen overbrengen en heeft daarbij alles gegeven. Eiseres is toen zo overprikkeld geraakt dat ze pas in maart 2024 hiervan is hersteld. Een dergelijke overprikkeling speelt niet alleen bij een ingrijpende gebeurtenis maar ook wanneer ze een kopje koffie drinkt met een vriendin. Eiseres raakt overbelast en heeft veel tijd nodig om daarvan te herstellen. De omslag in haar mogelijkheden past niet bij haar karakter en eiseres vindt dit moeilijk te accepteren. Ze zou graag weer kunnen participeren maar wordt daarvan weerhouden door haar energetische klachten.
11.3
De rechtbank acht verder van belang dat de vermoeidheidsklachten zoals eiseres heeft gepresenteerd worden onderschreven door haar gemachtigde die daarover heeft verklaard dat hij heeft waargenomen dat eiseres vanwege de vermoeidheidsklachten moeite heeft met communiceren en dat ze zich niet lang kan concentreren. Zo kan eiseres de zaak enkel op een bepaald moment van de dag bespreken en is ze na één uur helemaal op. De gemachtigde van eiseres heeft ook gezien dat eiseres na de hoorzitting in bezwaar zodanig vermoeidheid en uitgeput was dat zij door iemand anders naar huis moest worden gereden. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de verklaringen van de gemachtigde van eiseres en betrekt daarbij dat naar vaste tuchtrechtspraak een advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. [3] Zodoende mag de rechtbank een verklaring van een advocaat over diens eigen waarneming ook voor waar aannemen. De rechtbank wijst verder op het dagverhaal zoals eiseres bij de primaire beoordeling naar voren heeft gebracht. Ook hieruit blijkt dat ze te kampen heeft met ernstige vermoeidheidsklachten. Daar komt nog bij dat de toelichting van eiseres ook wordt ondersteund in de door haar overgelegde toekenningsbeslissing voor de Wmo thuisondersteuning en het schema van de ergotherapeut van 8 april 2024.
11.4
Bij de zitting heeft het Uwv er nog op gewezen dat de hoorzitting in bezwaar spanning meebrengt en daarom geen representatief moment vormt voor het medische beeld van eiseres. Dergelijke spanning komt in de uitoefening van de geselecteerde functie niet voor. De rechtbank volgt het Uwv hierin niet nu eiseres eveneens overtuigend heeft verklaard dat zij eenzelfde vermoeidheid ervaart in haar dagelijkse activiteiten zoals bij het bezoeken van een vriendin.
11.5
Eiseres heeft, gelet op voornoemde, aldus overtuigend toegelicht dat zij vanwege haar energetische klachten geen 4 uur per dag en 20 uur per week kan werken. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de eigen verklaringen van eiseres, aangezien voornoemde verklaringen ook al hun weerslag hadden in het dagverhaal zoals dat door de (verzekerings)artsen is opgetekend.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met de enkele verwijzing naar het medische beeld van eiseres onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen reden is om een verdergaande urenbeperking aan te nemen wegens energetische redenen.
12. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de medische beoordeling van het Uwv niet juist is en het bestreden besluit niet berust op een voldoende draagkrachtige motivering. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Het Uwv zal eiseres opnieuw medisch moeten beoordelen en, indien dat is aanwezen, de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuwe arbeidskundige beoordeling moeten laten uitvoeren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep zal bij de medische beoordeling eveneens moeten betrekken of, indien die beoordeling leidt tot andere inzichten betreffende de energetische belastbaarheid van eiseres, dit eveneens tot een andere conclusie leidt ten aanzien van de beroepsgrond over geluidsbelasting en vervoer.
De arbeidskundige beoordeling
13. De rechtbank stelt vast dat eiseres ter zitting de beroepsgrond tegen de arbeidskundige beoordeling van het Uwv heeft laten vallen. Gelet op wat in 10. en 11. van deze uitspraak is geoordeeld, acht de rechtbank niet uitgesloten dat een nieuw medisch onderzoek eveneens tot een andere arbeidskundige beoordeling leidt. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de arbeidskundige beoordeling verder te bespreken.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. Uit 10. en 11. van deze uitspraak volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:12 van de Awb. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Het Uwv zal eiseres nogmaals medisch moeten beoordelen. Na het medisch onderzoek moet het Uwv, als dat nodig is, de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuwe arbeidskundige beoordeling laten uitvoeren. Op grond van de verkregen onderzoeksgegevens moet het Uwv vervolgens een nieuw besluit op het bezwaar nemen, dat betrekking heeft op de datum in geding.
15. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750,- (1 punt voor indiening beroepschrift en 1 punt voor verschijnen ter zitting, waarde per punt van
€ 875,- en wegingsfactor 1).
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.750,-;
  • bepaalt dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.L.M. Celie, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
De rechter is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
2.Wet maatschappelijke ondersteuning
3.Bijvoorbeeld: Hof van Discipline Den Haag 24 november 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:217, overweging 5.9., Raad van Discipline Den Haag 28 november 2016, ECLI:NL:TADRSGR:2016:259, overweging 5.1 en Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 1 februari 2021, ECLI:NL:TADRARL:2021:9, overweging 4.1.