ECLI:NL:RBOBR:2025:1770

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/01/410782 / HA ZA 24-727
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing inzage in administratie na beslaglegging in geschil over relatie- en non-concurrentiebeding

In deze zaak heeft ITG Holding B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagden] met betrekking tot de schending van een relatie- en non-concurrentiebeding. ITG heeft conservatoir bewijsbeslag gelegd op e-mails, sms-berichten en Whatsapp-gesprekken van [gedaagden] om haar vordering in de hoofdzaak te onderbouwen. In het incident vorderde ITG inzage in de in beslag genomen bescheiden op grond van artikel 843a Rv. De rechtbank heeft vastgesteld dat ITG een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde inzage, omdat er aanwijzingen zijn dat [gedaagden] het relatie- en non-concurrentiebeding heeft geschonden. De rechtbank oordeelt dat aan de voorwaarden van artikel 843a Rv is voldaan en dat de gevraagde inzage niet als een ontoelaatbare fishing expedition kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de vordering van ITG toegewezen, met uitzondering van stukken die onder het verschoningsrecht vallen. Tevens is [gedaagden] veroordeeld in de proceskosten. De zaak zal op 16 april 2025 weer op de rol komen voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/410782 / HA ZA 24-727
Vonnis in incident van 2 april 2025
in de zaak van

1.ITG HOLDING B.V.,

te ‘s-Hertogenbosch,
2.
[eiser 2] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
eisende partijen in incident,
hierna te noemen: ITG Holding, de Vennootschap en samen: ITG (vrouwelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. D.D. Weeland,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
verwerende partijen in incident,
hierna samen te noemen: [gedaagden] (vrouwelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. T. Hitzert.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, tevens inhoudende een eis in incident ex artikel 843a Rv
- de akte overlegging producties van ITG
- de conclusie van antwoord in incident
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de akte uitlaten producties in incident van ITG.
1.2.
Vervolgens is bepaald dat vonnis in het incident zal worden gewezen.

2.Het geschil in het incident en de beoordeling daarvan

2.1.
ITG Holding heeft de aandelen in de Vennootschap gekocht van [gedaagde 2] B.V. De Vennootschap richt zich op het aanbieden van exclusieve reizen.
2.2.
In de koopovereenkomst is een relatie- en een non-concurrentiebeding opgenomen. De hoofdzaak gaat onder meer over de vraag of [gedaagden] het relatie- en non-concurrentiebeding heeft geschonden en of [gedaagden] daarom gehouden is een boete en schadevergoeding te betalen. ITG heeft, met het oog op de te entameren procedure, conservatoir bewijsbeslag gelegd op onder meer e-mails, sms-berichten en Whatsappgesprekken van [gedaagden] .
2.3.
In het incident vordert ITG op grond van artikel 843a Rv primair afschrift van, subsidiair inzage in, de in beslag genomen bescheiden, teneinde haar vordering in de hoofdzaak nader te kunnen onderbouwen. Volgens [gedaagden] moet de vordering in het incident worden afgewezen.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5.
De rechtbank stelt allereerst vast dat zij haar oordeel in het incident baseert op de feiten en standpunten weergegeven in de dagvaarding, de akte overlegging producties van ITG, de conclusie van antwoord in het incident en in de akte uitlaten producties in incident van ITG. Het oordeel is niet gebaseerd op de feiten en standpunten weergegeven in de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie. Laatstgenoemd processtuk is immers geen processtuk in het incident. Weliswaar heeft [gedaagden] verzocht dit processtuk ook mee te nemen in de beoordeling, maar daar ziet de rechtbank geen aanleiding toe. [gedaagden] heeft met de conclusie van antwoord in het incident de kans gehad haar verweer in het incident te voeren – dat [gedaagden] dat verweer toen niet volledig kon voeren is niet gesteld noch gebleken.
2.6.
Wat betreft het beoordelingskader, overweegt de rechtbank als volgt.
De vraag of de verzochte afschriften / inzage moet worden verstrekt / gegeven wordt beantwoord op basis van het (oude) artikel 843a Rv. Weliswaar is dat artikel per 1 januari 2025 vervangen door de werking van de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht. Uit artikel XIIA Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht volgt echter dat deze zaak nog onder het oude recht wordt behandeld, omdat de zaak al voor de inwerkingtreding van die wet (1 januari 2025) aanhangig was.
Voorwaarde voor toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv is dat:
degene die de vordering instelt een rechtmatig belang moet hebben,
het moet gaan om bepaalde bescheiden,
de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen waarbij eiser (of zijn rechtsvoorgangers) partij is.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden van artikel 843a Rv is voldaan.
2.8.
ITG heeft gesteld dat [gedaagden] het relatie- en non-concurrentiebeding heeft geschonden en gewezen op e-mails en Whatsapp berichten waaruit dit volgens haar volgt (/ lijkt te volgen) voor drie klanten van de Vennootschap (de heer [A] , de familie [B] en The Africa Experience). Ook heeft ITG erop gewezen dat [gedaagden] twee maanden voordat [gedaagde 1] haar werkzaamheden voor de Vennootschap zou beëindigen het klantenbestand van de Vennootschap aan het privé e-mailadres van [gedaagde 1] heeft gezonden. De rechtbank is van oordeel dat ITG hiermee onderbouwd heeft gesteld dat [gedaagden] het relatie- en non-concurrentiebeding heeft geschonden.
Hiertegenover heeft [gedaagden] weliswaar betwist dat zij het relatie- en non-concurrentiebeding heeft geschonden, maar dat heeft zij niet onderbouwd. Zo heeft zij niet toegelicht waarom uit de overgelegde correspondentie niet volgt dat het relatie- en non-concurrentiebeding is geschonden. Evenmin heeft zij toegelicht waarom zij het klantenbestand van de Vennootschap aan het privé e-mailadres van [gedaagde 1] heeft gezonden.
De stellingen en stukken in het incidenten duiden, naar het voorlopige oordeel van de rechtbank, er dan ook op dat [gedaagden] het relatie- en non-concurrentiebeding in ieder geval ten aanzien van drie klanten van de Vennootschap heeft geschonden. Bovendien duiden deze schendingen (op basis van een voorlopig oordeel) van het relatie- en non-concurrentiebeding en het gestuurde klantenbestand erop dat er een reële kans is dat [gedaagden] ook overigens het relatie- en non-concurrentiebeding heeft geschonden. De rechtbank is daarom dan ook van oordeel dat ITG rechtmatig belang heeft bij het ontvangen van afschriften / inzage.
2.9.
De verweren die [gedaagden] hiertegen heeft gevoerd maken dit oordeel niet anders.
De rechtbank is van oordeel, anders dan [gedaagden] heeft betoogd, dat ITG belang heeft bij de gevorderde afschriften / inzage. Daarmee kan zij immers haar vordering verder onderbouwen: niet alleen kan zij de gestelde schendingen (ten aanzien van drie klanten) verder onderbouwen, maar ook kan zij eventueel aanvullende schendingen ontdekken en gebruiken als onderbouwing. Dat ITG al met de dagvaarding stukken heeft overgelegd die haar stellingen onderbouwen betekent nog niet dat zij geen belang heeft bij aanvullende stukken.
De rechtbank is van oordeel, anders dan [gedaagden] heeft betoogd, dat ITG onderbouwd heeft gesteld dat er een kans is dat er meer schendingen zijn dan de drie (bij ITG) bekende schendingen. De (voorlopig ingeschatte) drie schendingen van het relatie- en non-concurrentiebeding en het gestuurde klantenbestand duiden erop dat er een reële kans is dat [gedaagden] ook overigens het relatie- en non-concurrentiebeding heeft geschonden.
2.10.
Aan het vereiste van ‘bepaalde bescheiden’ is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Van een ontoelaatbare fishing expedition is, met uitzondering van hetgeen hierna wordt besproken, geen sprake. Het verzoek tot het verstrekken van afschriften / inzage is beperkt tot hetgeen waarop beslag is gelegd en de omvang van hetgeen waarop beslag is gelegd is beperkt. Uit r.o. 3.2 van de beschikking waarbij het beslag is toegelaten volgt dat het beslag immers (slechts) ziet op:
“6.10. De correspondentie, stukken en/of informatie beschikbaar in het[mailadres: [e-mailadres] , wijziging rechtbank]
[…], waarin de onderstaande zoekwoorden en/of een combinatie daarvan, al dan niet geschreven met een hoofdletter, voorkomen in de periode vanaf 13 oktober 2023 tot het moment van de beslaglegging:
"Reis", "Bestemming", "Boeking", " [A] ", " [B] ", "Vlucht", "Trip", "Vakantie", "Vliegen", "Landgoed Hotel het Roode Koper", of "The Africa Experience".
6.11. […]
de Whatsappgesprekken en de gesprekken gevoerd via sms-berichten […], beschikbaar in de mobiele telefoons van [gedaagden] waarin de onderstaande zoekwoorden en/of een combinatie daarvan, al dan niet geschreven met een hoofdletter, voorkomen, gevoerd met klanten van de Vennootschap voorkomen in de periode vanaf 13 april 2023 tot het moment van de beslaglegging:
"Reis", "Bestemming", "Boeking", " [A] ", " [B] ", "Vlucht", "Trip", "Vakantie", "Vliegen", "Landgoed Hotel het Roode Koper", of "The Africa Experience".
Een geanonimiseerd overzicht met de betreffende telefoonnummers van de klanten van de Vennootschap wordt overgelegd alsBijlage 24. Enkel [-] de gevoerde Whatsappgesprekken en gesprekken via sms-berichten met deze klanten […]”
Hieruit blijkt dat de afschriften / inzage dus beperkt zijn/is (1) tot bepaalde gegevensdragers, (2) in tijd, (3) waarin bepaalde zoektermen voorkomen en (4) (in het geval van gesprekken via Whatsapp of sms) tot gesprekken gevoerd met nader omschreven klanten.
2.11.
[gedaagden] betoogt dat sommige voorgestelde zoektermen (zoals “reis”, “bestemming” en “vakantie”) te algemeen zijn, maar daarin volgt de rechtbank [gedaagden] niet. Deze zoektermen passen immers bij de mogelijke schending (het boeken van een reis voor klanten van de Vennootschap). Weliswaar heeft [gedaagden] aangevoerd dat ITG afschriften / inzage kan krijgen in bescheiden die niet relevant is, maar over de mate waarin dit het geval zal zijn en in hoeverre dit het belang van [gedaagden] zal schenden is de rechtbank niet duidelijk gemaakt. [gedaagden] is wat dit betreft blijven steken in algemeenheden, zodat dit verweer wordt gepasseerd.
2.12.
Met [gedaagden] is de rechtbank het eens dat geen afschriften / inzage moet worden gegeven in correspondentie die valt onder het verschoningsrecht (dus met advocaten, voor zover de correspondentie is bedoeld als vertrouwelijk), zodat deze beperking aan de inzage / afschriften wordt opgelegd.
2.13.
Wat betreft de correspondentie met de dochter van [gedaagde 1] geeft de rechtbank partijen mee dat voorkomen moet worden dat data omtrent verblijfplaats en reizen van de dochter en haar gezin uitlekken. Dat er mogelijk data omtrent verblijfplaats en reizen van de dochter en haar gezin kunnen worden aangetroffen is echter niet zonder meer een reden om berichten die als privé zouden kunnen worden gekwalificeerd uit te sluiten van de inzage / afschriften.
2.14.
De rechtbank is het met [gedaagden] eens dat ITG laat het beslag heeft gelegd: ITG heeft het beslag immers gelegd op 13 november 2024 terwijl het verlof daartoe al was verleend op 18 juli 2024. Daardoor heeft het beslag van [gedaagden] mogelijk veel meer getroffen dan waarvoor het verlof toestemming beoogde te verlenen. De rechtbank is zodoende van oordeel dat wat betreft de bescheiden die zien op de periode vanaf 18 september 2024 (twee maanden na het verlof) er sprake is van een fishing expedition. De rechtbank zal dan ook de omvang van de afschriften / inzage beperken tot bescheiden die zien op de periode tot 18 september 2024.
2.15.
[gedaagden] heeft gesteld dat het met de afschriften / inzage gezochte bewijs ook op andere wijze (getuigen) kan worden verkregen, maar [gedaagden] heeft dit niet onderbouwd zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
2.16.
[gedaagden] heeft nog verzocht bepaalde mappen (bruiloft / [C] / …) uit te sluiten van de afschriften / inzage, maar daar ziet de rechtbank geen aanleiding toe. Het beslag – en daarmee de inzage / afschriften – is met de in r.o. 2.10. geciteerde overwegingen al beperkt.
2.17.
[gedaagden] heeft in de conclusie van antwoord in het incident, kort gezegd, betoogd dat het bewijsbeslag niet op deugdelijke wijze is gelegd en daarom (eveneens in die conclusie) gevorderd de deurwaarder te gelasten data te verwijderen en te gelasten dat [gedaagden] in de gelegenheid wordt gesteld aanwezig te zijn bij het maken van de definitieve selectie. De rechtbank zal niet ingaan op deze vorderingen, die zien op de wijze waarop het beslagverlof moet worden uitgelegd / uitgevoerd. Daarvoor is deze procedure niet bedoeld. De onderhavige procedure betreft immers een procedure over de vordering ex artikel 843a Rv en niet een procedure over de wijze waarop het beslagverlof moet worden uitgelegd / uitgevoerd.
2.18.
De conclusie is dat de vordering zal worden toegewezen op de in de beslissing weergegeven wijze. De rechtbank zal daarbij bepalen dat afschriften moeten worden verstrekt (en geen inzage), omdat dat het primair gevorderde is.
2.19.
[gedaagden] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [gedaagden] wordt hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten [1] . De proceskosten van ITG worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00

3.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
3.1.
verleent ITG toestemming en veroordeelt [gedaagden] te gehengen en gedogen, om afschriften te krijgen van:
A. de correspondentie, stukken en/of informatie beschikbaar in het e-mailadres: [e-mailadres] , waarin de onderstaande zoekwoorden en/of een combinatie daarvan, al dan niet geschreven met een hoofdletter, voorkomen in de periode vanaf 13 oktober 2023 tot 18 september 2024:
"Reis", "Bestemming", "Boeking", " [A] ", " [B] ", "Vlucht", "Trip", "Vakantie", "Vliegen", "Landgoed Hotel het Roode Koper", of "The Africa Experience", en
de Whatsappgesprekken en de gesprekken gevoerd via sms-berichten, beschikbaar in de mobiele telefoons van [gedaagden] waarin de onderstaande zoekwoorden en/of een combinatie daarvan, al dan niet geschreven met een hoofdletter, voorkomen, gevoerd met klanten van de Vennootschap (waaronder wordt verstaan de klanten waarvan gegevens voorkomen op bijlage 24 bij het verzoekschrift tot het leggen van bewijsbeslag) in de periode vanaf 13 april 2023 tot 18 september 2024:
"Reis", "Bestemming", "Boeking", " [A] ", " [B] ", "Vlucht", "Trip", "Vakantie", "Vliegen", "Landgoed Hotel het Roode Koper", of "The Africa Experience",
een en ander met uitzondering van de correspondentie die valt onder het verschoningsrecht.
3.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd,
in de hoofdzaak
3.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 april 2025voor datumbepaling van de mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.

Voetnoten

1.Vgl. HR 17 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5169 en HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942.