ECLI:NL:RBOBR:2025:1590

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
25/154 en 25/497
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van belanghebbendheid bij omgevingsvergunning voor aanleg van padelbanen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 20 maart 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen de omgevingsvergunning voor de aanleg van vier padelbanen en het verleggen van een tennisbaan op het tenniscomplex van Tennisvereniging Smash beoordeeld. Eiseres, die bezwaar heeft gemaakt tegen de omgevingsvergunning, is door het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens het college geen belanghebbende is. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en komt tot de conclusie dat eiseres geen belanghebbende is, omdat haar perceel niet direct grenst aan het perceel waarop de padelbanen en tennisbaan zijn gelegen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de afstand van ongeveer 250 meter tot de padelbanen en 300 meter tot de tennisbaan, samen met de tussenliggende bebouwing en verkeersweg, ervoor zorgt dat eiseres geen gevolgen van enige betekenis ondervindt van de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter heft de eerder getroffen voorlopige voorziening op en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukt de criteria voor belanghebbendheid in het bestuursrecht, waarbij de afstand, zicht en feitelijke gevolgen van een besluit voor de beoordeling van belanghebbendheid van belang zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 25/154 OWBOUW en SHE 25/497 OWBOUW

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres(gemachtigde: [gemachtigde] )

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom,het college

(gemachtigden: mr. J. van den Berg en J. Rijneveen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Tennisvereniging Smashuit Bergen op Zoom (vergunninghoudster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen de omgevingsvergunning voor het aanleggen van 4 padelbanen en het verleggen van een tennisbaan (de omgevingsvergunning) op het tenniscomplex van Tennisvereniging Smash op sportpark Rozenoord, gelegen aan de Beukenlaan 12 in Bergen op Zoom.
1.1.
Met het besluit van 13 juni 2024 heeft het college de omgevingsvergunning verleend. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 15 november 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belanghebbende is. Zij heeft hiertegen beroep ingesteld, geregistreerd bij de rechtbank onder zaaknummer SHE 25/154. Eiseres heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, geregistreerd bij de rechtbank onder zaaknummer SHE 25/497.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de zaak naar de rechtbank Oost-Brabant verwezen, om door deze verder te worden behandeld en beslist.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 24 februari 2025 (SHE 25/497) het besluit van 13 juni 2024 tot verlening van de omgevingsvergunning geschorst.
1.5.
De uitspraak van 24 februari 2025 betreft een zogenoemde spoedmaatregel. Bij deze uitspraak bepaalt de voorzieningenrechter of de op 24 februari 2025 getroffen in stand moet blijven of ambtshalve moet worden opgeheven.
1.6.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van het college en vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [naam] , voorzitter en vergezeld van [naam] .
1.7.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist hij ook op het beroep van eiseres. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar dat zij heeft gemaakt tegen de omgevingsvergunning.
3. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.
De schorsing van de omgevingsvergunning die de voorzieningenrechter bij de uitspraak van 24 februari 2025 heeft getroffen, heft hij op. Deze beslissingen staan aan het einde van deze uitspraak onder het kopje “Beslissing”. Hierna legt de voorzieningenrechter eerst uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is eiseres belanghebbende?
4. Het college heeft het bezwaar dat eiseres heeft gemaakt tegen de omgevingsvergunning niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen feitelijke gevolgen ondervindt van de aanleg en het gebruik van de 4 padelbanen en de verlegging van de tennisbaan die bij de omgevingsvergunning mogelijk zijn gemaakt. Volgens het college heeft zij geen zicht op de padelbanen en de tennisbaan en ondervindt zij ook geen andere gevolgen daarvan. De afstand tot de tennisvereniging en haar woning is te groot om gevolgen van enige betekenis te ondervinden, bijvoorbeeld in de vorm van geluidhinder. Daarbij komt dat tussen haar woning en de tennisvereniging, diverse andere sportvelden zijn gelegen en een doorgaande verkeersweg, aldus het college.
5. Eiseres voert aan dat zij wel belanghebbende is. Het perceel van eiseres grenst namelijk aan het sportpark. Ook heeft eiseres zicht op het sportpark. Verder ondervindt zij gevolgen van enige betekenis. Vanwege de verplaatsing van de tennisbaan is de hoofdingang van het sportpark namelijk niet meer toegankelijk, en wordt het parkeerterrein voor de sportverenigingen Tempo en Spado onbruikbaar. De nieuwe hoofdingang komt direct tegenover de woning van eiseres te liggen. Daar wordt ook een nieuwe parkeerplaats gerealiseerd. Dit heeft volgens eiseres een onevenredige impact op haar woon- en leefklimaat tot gevolg. Het gaat hierbij niet alleen om geluid-, stank-, en lichtoverlast maar ook om hitteoverlast door verstening en om verslechtering van de luchtkwaliteit door zowel het parkeerterrein alsook door het extra verkeer dat gebruik maakt van de weg direct achter haar woning. Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat zij belanghebbende is, omdat haar perceel grenst aan het perceel waar de omgevingsvergunning op ziet.
5.1.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Op grond van de artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar en beroep instellen. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
5.2.
De omgevingsvergunning is verleend op grond van de Omgevingswet voor een omgevingsplanactiviteit. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet was een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (oud recht) vereist. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft onder de werking van het oude recht over de uitleg van het belanghebbendebegrip uitvoerige rechtspraak ontwikkeld. De voorzieningenrechter ziet in de inwerkingtreding van de Omgevingswet geen aanleiding voor een andere benadering dan in die rechtspraak is weergegeven. Artikel 1:2 van de Awb en het daarin opgenomen belanghebbendebegrip is met de inwerkintreding van de Omgevingswet niet gewijzigd, terwijl de gevolgen van een omgevingsvergunning voor de bouw en aanleg van 4 padelbanen op grond van de Omgevingswet niet anders zijn dan de gevolgen van een omgevingsvergunning voor deze activiteit op grond van oud recht.
5.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [1] wordt in beginsel bij besluiten krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aangenomen dat bewoners en eigenaren, en ook bij anderszins zakelijk of persoonlijke gerechtigden van een perceel dat grenst aan het perceel waarop het betrokken besluit ziet, of dat gelijk te stellen is met een aangrenzend perceel, een rechtstreeks betrokken belang hebben. Bij dergelijke percelen wordt ervan uitgegaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn. Dat is anders als is uitgesloten dat zich feitelijke gevolgen voordoen.
5.4.
Het perceel van eiseres grenst niet direct aan het kadastrale perceel waarop de padelbanen en de tennisbaan zijn gelegen. Het wordt van dat perceel gescheiden door de [straatnaam] . De ligging van het perceel van eiseres ten opzichte van het sportpark kan ook niet gelijk worden gesteld met de ligging van direct aangrenzende percelen. [2] Van belang daarvoor is dat de [straatnaam] een drukke verkeersweg en geen secundaire of rustige weg is. De [straatnaam] is onderdeel van de Randweg Bergen op Zoom en vormt een verbinding met autosnelweg A4. Eiseres kan dus geen belanghebbendheid ontlenen aan de enkele omstandigheid dat haar perceel nabij het perceel van de padelbanen en de tennisbaan is gelegen.
5.5.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) eerder heeft overwogen, [3] is degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dient als correctie op dat uitgangspunt. [4] Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, kijkt de voorzieningenrechter naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Hij bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
5.6.
Eiseres woont aan de [adres] in [woonplaats] . Eiseres heeft weliswaar zicht op het sportpark, maar niet op de 4 padelbanen en de tennisbaan. Dat zicht wordt ontnomen door andere sportvelden, de atletiekbaan, de tribune van de atletiekbaan en een grote bomenrij langs de [straatnaam] en opgaand groen op het sportpark zelf. Dat maakt de voorzieningenrechter op uit de stuken en de tekening van het sportpark die met partijen tijdens de zitting is bekeken. Voor zover eiseres vanaf haar perceel al zicht heeft op het bouwplan, moet een eventuele verandering van het uitzicht dusdanig gering worden geacht dat deze niet als een gevolg van enige betekenis kan worden beschouwd.
5.7.
Ook anderszins heeft het bouwplan naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen gevolgen van enige betekenis voor eiseres. Van belang daarbij is dat de afstand tot de 4 nieuwe padelbanen ongeveer 250 meter bedraagt en de afstand tot de tennisbaan ongeveer 300 meter. Het geluid dat afkomstig is van de padelbanen zal door de tussenliggende bebouwing, begroeiing, sportvelden en de [straatnaam] , dusdanig gering zijn dat moet worden aangenomen dat het niet of nauwelijks hoorbaar zal zijn op het perceel van eiseres. Het bouwplan leidt verder niet tot verlies van parkeerplaatsen en de toegang naar de tennisvereniging blijft ongewijzigd. Hierdoor is het niet aannemelijk dat de verkeersbewegingen vanwege de activiteiten op de locatie tot verkeers- en parkeerhinder in de straat van eiseres leiden. Eiseres heeft ook geen gronden aangevoerd tegen het bouwplan. Zij vreest voor hinder vanwege een nieuwe parkeervoorziening op het sportpark ten zuiden van het complex van de atletiekvereniging. Die parkeervoorziening is echter geen onderdeel van de omgevingsvergunning. Eiseres kan aan de parkeervoorzieningen dus geen gevolgen van enige betekenis ontlenen.
5.8.
Het beroep dat eiseres tijdens de zitting heeft gedaan op een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 januari 2025 [5] baat haar niet, alleen al omdat de feiten en omstandigheden die aan de orde waren in de uitspraak van de rechtbank Gelderland niet vergelijkbaar met dit geval. In de zaak die aan de orde was bij de uitspraak van de rechtbank Gelderland, was tussen de betrokken woning en de padelbaan een open ruimte en een beek gelegen in landelijk gebied. In dit geval ligt tussen de woning van eiseres, gelegen in de bebouwde kom van Bergen op Zoom, en de padelbanen een drukke verkeersweg met bomenrij, een sportpark met atletiekbaan en tribune en opgaand groen. Het enkele feit, zoals eiseres stelt, dat in dit geval de afstand tussen de woning van eiseres en de padelbanen net als in de uitspraak van de rechtbank Gelderland ongeveer 250 meter bedraagt, maakt daarom niet dat eiseres in dit geval als belanghebbende bij de omgevingsvergunning moet worden aangemerkt.
6. De conclusie is dat het college het bezwaar van eiseres tegen de omgevingsvergunning terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat zij geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning.
7. Het beroep van eiseres is daarom ongegrond. Daarom zal de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:87, eerste lid, van de Awb, de voorziening opheffen.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Daarom ziet hij aanleiding om de bij de uitspraak van 24 februari 2025 getroffen voorlopige voorziening op te heffen.
9. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- heft de op 24 februari 2025 door de voorzieningenrechter getroffen voorziening op.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Huijben, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.A.B. Elsman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2025.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1701.
2.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3125.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3521.
4.Uitspraak van de Afdeling 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271.