ECLI:NL:RBGEL:2025:371

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
ARN 23/4791
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake omgevingsvergunning voor padelbanen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van twee padelbanen, maar het college verklaarde haar bezwaar niet-ontvankelijk omdat zij volgens hen geen belanghebbende was. Eiseres woont op 240 meter afstand van de geplande padelbanen en het college stelde dat zij geen zicht had op de banen en daar geen nadeel van ondervond. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college deze beoordeling niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Eiseres heeft betoogd dat zij wel degelijk hinder ondervindt van het geluid van de padelbanen, wat door de rechtbank werd erkend. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar van eiseres alsnog ongegrond verklaard, waarbij zij zelf in de zaak heeft voorzien. Eiseres krijgt haar griffierecht terug en een vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/4791

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten, het college

(gemachtigde: [naam gemachtigde 2]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]te [plaats], vergunninghoudster.

Inleiding

1. Het college heeft met het besluit van 10 november 2022 vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van twee padelbanen. Met het bestreden besluit van 8 juni 2023 heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaarschrift.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 op zitting behandeld gelijktijdig met het beroep met zaaknummer ARN 23/4660. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, vergunninghoudster en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Vergunninghoudster wil een tennisbaan op het perceel van de tennisvereniging laten vervallen en in plaats daarvan twee padelbanen realiseren. Voor dat plan heeft zij op 28 mei 2022 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend.
3. Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Kern Aalten 2011’ van toepassing en het perceel heeft de bestemming ‘Sport’ en de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’.
4. Het college heeft de omgevingsvergunning in het primaire besluit verleend voor de activiteit ‘bouwen’, ‘uitvoeren van een werk’ en ‘handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening.’ [1] Een gedeelte van de padelbanen ligt binnen dubbelbestemming ‘Leiding – gas’, die mede bestemd zijn voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas. Op die bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 4 meter worden gebouwd. Met toepassing van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kan daar van worden afgeweken, ten behoeve van de hoofdbestemming, zolang er voor de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat.
4.1.
De bezwaarschriftencommissie heeft geconcludeerd dat voor het realiseren van de padelbanen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig is en dat het college daarom moet toetsen of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft daarbij volgens de bezwaarschriftencommissie het geluid van de padelbanen onvoldoende betrokken. Ook heeft de bezwaarschriftencommissie het college geadviseerd om in het besluit op bezwaar een gemotiveerde belangenafweging te maken en de belangen van bezwaarmakers in de heroverweging te betrekken.
4.2.
Het college heeft het bezwaar van eiseres in zaaknummer ARN 23/4791, in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie, niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb). Zij woont aan het Verzet 75 op 240 meter afstand van de aan te leggen padelbanen. Volgens het college ligt de woning van eiseres op een zodanige afstand van de padelbanen, dat zij geen zicht heeft op de banen en daar geen nadeel van ondervindt (afstands- en zichtcriterium).
4.3.
Verder heeft het college zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het realiseren van de padelbanen wel in overeenstemming is met het bestemmingsplan en dat daarvoor dus geen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig is. De geluidsnormen spelen daarom in de beoordeling geen rol omdat dit geen afwijzingsgrond is op grond van artikel 2.10 van de Wabo. Het college heeft daarom niet getoetst of het plan in strijd is met een goede ruimtelijk ordening.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt allereerst of het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dat doet de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Is eiseres belanghebbende?
6. Eiseres betoogt dat het college ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat de afstand van haar huis tot de aan te leggen padelbanen te groot is om belanghebbende te zijn. Zij voert aan dat zij de geluiden van de tennisbaan nu al hoort en dat uit metingen blijkt dat padel een harder en indringender geluid maakt dan tennis. Bovendien bereikt het geluid haar woning vanwege de open omgeving en de beek die tussen de tennisvereniging en haar huis loopt.
7. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. [2] Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, kijkt de rechtbank naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Zij bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
Indien bepaalde milieugevolgen zijn genormeerd door een afstandseis, een contour of een grenswaarde, is deze norm niet bepalend voor de vraag of de betrokkene belanghebbende is bij het besluit. Indien het besluit en de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, komt de vraag of aan die norm wordt voldaan aan de orde bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
7.1.
Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres geen belanghebbende is vanwege het afstands- en zichtcriterium. Omdat het college niet heeft beoordeeld of eiseres om andere redenen gevolgen van enige betekenis ondervindt door de aanleg van de padelbanen, heeft het college de beoordeling of eiseres belanghebbende is niet deugdelijk gemotiveerd. Daarom bevat het besluit een motiveringsgebrek. In het verweerschrift heeft het college zich aanvullend op het standpunt gesteld dat de geluidswaarde van 31 dB(A) die bij het huis van eiseres hoorbaar zal zijn, zodanig laag is dat daardoor de belangen van eiseres niet worden geschaad.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen belanghebbende is. De rechtbank wijst hierbij op de mogelijke toename van geluid bij de woning van eiseres ten gevolge van de combinatie van de tennisbanen en de padelbanen. Verder is niet in geschil dat bij padel sprake is van een kortstondig contactgeluid van de bal tegen het racket en van de bal tegen de wanden, waardoor het geluid een impulsachtig karakter heeft wat als extra hinderlijk kan worden ervaren. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat eiseres gevolgen van enige betekenis zal ondervinden door de aanleg van de padelbanen. De beroepsgrond slaagt.
Conclusie belanghebbende
8. Het beroep is gegrond. Het college heeft het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard.
Zelf in de zaak voorzien
9. Eiseres heeft ook inhoudelijke gronden aangevoerd tegen het bestreden besluit, voor zover het college zich daarin op het standpunt heeft gesteld dat de padelbanen binnen het bestemmingsplan passen. Deze beroepsgronden komen overeen met de beroepsgronden in zaaknummer ARN 23/4660, waarin de rechtbank bij uitspraak van heden heeft beslist. Omdat deze beroepsgronden niet slagen, ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Dat licht de rechtbank hieronder nader toe.
Advies van de bezwaarschriftencommissie
10. Eiseres voert aan dat het college ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom het van het advies van de bezwaarschriftencommissie afwijkt.
10.1.
Uit artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat een bestuursorgaan moet motiveren waarom het afwijkt van het advies van een bezwaarschriftencommissie. De rechtbank is van oordeel dat het college dat in het bestreden besluit deugdelijk heeft gedaan. Daarin heeft het college namelijk uiteengezet waarom het plan wel binnen het bestemmingsplan past. De rechtbank overweegt als volgt.
10.2.
Op grond van artikel 24, eerste lid, onder a van het bestemmingsplan, zijn de voor 'sport' aangewezen gronden bestemd voor sport- en speelvelden met bijbehorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, beplanting, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en voorzieningen voor de waterhuishouding.
Op de dubbelbestemming Leiding – Gas gelden volgens artikel 35.2 de volgende bouwregels:
a. op de gronden mogen ten behoeve van de in 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden gelden bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3.
De rechtbank is van oordeel dat padel binnen de bestemming ‘Sport’ past. In de planregels en de toelichting is het begrip ‘sport- en speelveld’ niet gedefinieerd. Niet in geschil is dat padel een sport is. De rechtbank is daarom van oordeel dat een padelbaan als sportveld kan worden aangemerkt. Uit het bestemmingsplan kan niet worden afgeleid dat de planwetgever heeft beoogd om alleen specifieke sporten binnen de bestemming toe te staan. Het betoog van eiseres dat padel een nieuwe sport is, waarmee op het moment van opstellen van het bestemmingsplan geen rekening is gehouden, treft daarom geen doel. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2024. [3]
10.4.
Omdat het aanleggen van de padelbanen en het plaatsen van de hekwerken en lichtmasten betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, te weten een van de tennisbanen, en past binnen de planregels van de hoofdbestemming ‘Sport’ heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het realiseren van de padelbanen in overeenstemming is met de regels. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiseres voert aan dat hun bezwaren over de geluidsoverlast niet zijn betrokken in het bestreden besluit. Zij betoogt dat het geluid van padel veel harder is dan dat van tennis, en dat het college dat onvoldoende heeft betrokken in de belangenafweging. Het college heeft ook ten onrechte de ‘Handreiking Padel en Geluid’ niet betrokken in het bestreden besluit, terwijl de bezwaarschriftencommissie daar wel veel waarde aan heeft gehecht in het advies.
11.1.
De in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde weigeringsgronden zijn limitatief en imperatief van aard. Dat betekent dat het college uitsluitend moet beoordelen of zich voor de omgevingsvergunning één van de in dat artikel opgenomen weigeringsgronden voordoet. Als dat niet het geval is, moet het college de omgevingsvergunning verlenen. Voor een belangenafweging is dan geen ruimte. Geluidsoverlast is geen onderdeel van het toetsingskader van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Nu geen van de weigeringsgronden zich voordoet, hoefde het college de gestelde geluidsoverlast niet in de beoordeling van de omgevingsvergunning te betrekken. De rechtbank wijst in dit verband naar de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2024 [4] . De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat het college het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit en verklaart het bezwaar van eiseres alsnog ongegrond. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres het griffierecht terug. Zij krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 1.804,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaarthet beroep
gegrond;
vernietigthet bestreden besluit van 8 juni 2023, voor zover daarbij het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard;
bepaaltdat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
bepaaltdat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
veroordeeltverweerder tot betaling van € 1.804,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van I. Schrader, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op [*].
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, b en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
2.Uitspraak van de Afdeling van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271.
3.ECLI:NL:RVS:2024:1838, onder 5.3.
4.ECLI:NL:RVS:2024:1838, onder 7 en 7.1