ECLI:NL:RBOBR:2025:1220

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11510516 \ CV EXPL 25-580
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van arbeidsovereenkomst en ontslagverbod na overgang van onderneming

In deze zaak vordert [eiser] in kort geding dat Xiver wordt verboden om hem te ontslaan gedurende een periode van 24 maanden na de overgang van onderneming, zoals vastgelegd in de Share Purchase Agreement (SPA) en de Business Transfer Agreement (BTA) tussen Philips en Xiver. De kantonrechter oordeelt dat de artikelen in de SPA en BTA als derdenbeding moeten worden aangemerkt, waardoor [eiser] zich hierop kan beroepen. De rechter stelt vast dat Xiver geen ontslagaanvraag heeft ingediend bij het UWV en dat er onderhandelingen gaande zijn over de functie van [eiser] binnen Xiver. De kantonrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van [eiser] is gegeven, omdat hij wil voorkomen dat hij wordt ontslagen. De vordering tot nakoming van artikel 7.5.2 van de SPA en artikel 2.2.2 van de BTA wordt toegewezen, met een dwangsom voor het geval Xiver in gebreke blijft. De vorderingen van [eiser] om zijn functie te herstellen en om rectificatie van een onjuist bericht worden afgewezen, omdat de functie van [eiser] niet meer bestaat. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 11510516 \ CV EXPL 25-580
Vonnis in kort geding van 26 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigden: mr. S.A. Tan en mr. A.J.A. Leemans,
tegen

1.XIVER MEMS FOUNDRY B.V.,

te Eindhoven,
gemachtigde: mr. E.M. Treffers,
2.
PHILIPS ELECTRONICS NEDERLAND B.V.,
te Eindhoven,
3.
KONINKLIJKE PHILIPS N.V.,
te Eindhoven,
gemachtigden van 2. en 3.: mr. M.J. Huisman en mr. M. Franke,
gedaagde partijen.
Partijen worden hierna genoemd [eiser] , Xiver en (gedaagden 2 en 3 samen) Philips.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties (genummerd 1 t/m 20),
- de conclusie van antwoord aan de zijde van Philips, met producties (genummerd 1 t/m 4),
- de conclusie van antwoord aan de zijde van Xiver, met producties (genummerd 1 t/m 11),
- de op 10 februari 2025 door Xiver toegestuurde productie 12 ten behoeve van de mondelinge behandeling,
- de mondelinge behandeling van 11 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [eiser] ,
- de pleitnota van Philips.
1.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat zij geen familie is van de advocaat van Philips met dezelfde achternaam.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling is de procedure op verzoek van [eiser] en Xiver aangehouden tot vrijdagmiddag 14 februari 2025 voor nader overleg tussen partijen. [eiser] heeft de kantonrechter op 14 februari 2025 bericht dat hij graag vonnis in kort geding wenst. Vervolgens is de datum voor vonnis nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

Partijen
2.1.
[eiser] was sinds 15 augustus 2013 in dienst van Philips Electronics, laatstelijk per 9 maart 2022 op interim basis en vanaf 1 juli 2023 formeel in de functie van Head of MEMS. [eiser] was sinds 2 februari 2024 statutair bestuurder (gezamenlijk bevoegd) van Maverix B.V. (thans geheten: Xiver), een toenmalige dochtervennootschap van Philips. Per 2 januari 2025 is [eiser] in dienst getreden bij Maverix B.V. (hierna: Maverix) als gevolg van een overgang van onderneming in de zin van art. 7:662 BW e.v. Op verzoek van de verkrijgende vennootschap is [eiser] (evenals zijn medebestuurder) per 3 januari 2025 teruggetreden als statutair bestuurder van Xiver.
2.2.
Xiver is actief als chipfabrikant voor micro-elektromechanische systemen (MEMS). MEMS worden onder meer toegepast in sensoren voor airbags, infrarooddetectie, katheters en andere medische diagnoseapparatuur.
2.3.
Philips Electronics is een dochtermaatschappij van Philips.
Verkoop van MEMS
2.4.
Op 26 september 2024 is tussen Philips en mems.works holding B.V. (‘MWH’) een Share Purchase Agreement (‘SPA’) gesloten op basis waarvan de aandelen in Maverix zijn verkocht. Ten tijde van de verkoop van de MEMS-productieactiviteiten waren de productieactiviteiten vervlochten binnen de Philips-groep, in het bijzonder binnen Philips Electronics. Ten behoeve van de verkoop heeft Philips een op en vanaf dat moment nog lege vennootschap, Maverix B.V., opgericht waarin de MEMS-productieactiviteiten konden worden ondergebracht. Philips en MWH hebben in artikel 5.6 SPA afgesproken dat deze zogenoemde ‘carve-out’ tot stand zou komen via een Business Transfer Agreement (‘BTA’). Als onderdeel van de ‘carve-out’ heeft Philips de ‘business assets’ en werknemers behorende bij de MEMS-productieactiviteiten op 2 januari 2025 overgedragen aan Maverix, op dat moment nog een dochtervennootschap van Philips.
Op 2 januari 2025 zijn de aandelen van Maverix geleverd door Philips aan MWH en is de naam Maverix gewijzigd in Xiver. Als onderdeel van de BTA:
zijn de werknemers behorende tot het businessonderdeel MEMS, waaronder [eiser] , naar Maverix (thans: Xiver) overgegaan als gevolg van een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW e.v; en
heeft Philips Electronics bedongen dat binnen 24 maanden na de overgang van onderneming geen werknemers zullen worden ontslagen (artikel 2.2.2 BTA). Uitzonderingen daarop zijn in geval van disfunctioneren of een ‘material adverse change’ met betrekking tot Xiver als gevolg waarvan het niet ‘sustainable’ is om het huidige werknemersbestand te behouden.
Dit beding is ook onderdeel van de koopovereenkomst zelf (artikel 7.5.2 SPA):
2.5.
Artikel 2.2.2 van de BTA luidt als volgt:
"2.2.2The Company shall ensurethat as of the Transfer Date it will employ all Employees on terms, as to the capacity and place in which such Employee will be employed and as to other terms and conditions of such Employee's employment which, when considered overall, are no less favourable in the aggregate than such Employee's terms and conditions of employment immediately prior to the Transfer Date [1] .In case of a Philips specific term or condition of employment (bedrijfseigen regeling) which cannot be replicated by the Company, adequate compensation or a comparable term or condition shall be offered by the Company. Company shall recognize the Employee's period of
continuous service with the Transferor's Group as continuous service with the Company.The Company shall not terminate any Employees employed by the Business until twenty four (24) months after the Transfer Date, provided that Company shall be allowed to terminate the employment of Employees (i) for non-performance in relation to any such Employee and (ii) in case of material
adverse changes in the Company, including at least an event having an impact of ten (10) percent or more on the Company's annual turnover, as a result of which maintaining the current workforce is not sustainable.'’
Positie [eiser]
2.6.
Op verzoek van [eiser] (van 3 oktober 2024) is een lunchafspraak gepland met de toekomstige indirecte aandeelhouders van Xiver, [A] (‘ [A] ’) en [B] (‘ [B] ’) (tezamen ‘de Nieuwe Aandeelhouders’) omdat [eiser] duidelijkheid wenste te krijgen over zijn toekomst binnen de nieuwe organisatie. [eiser] gaf daarbij aan
“Zou graag volgende week met jou 1 op 1 spreken over rollen en verantwoordelijkheden. We moeten een team gaan bouwen: van forming, storming, norming naar performing.”
Tijdens deze lunchafspraak op 16 oktober 2024 hebben de Nieuwe Aandeelhouders aangegeven dat het toekomstige Xiver een directievoorzitter nodig had die niet alleen ruime ervaring had met turn around situaties, maar ook met het managen van een zelfstandig bedrijf en dat [eiser] geen trackrecord had waarop de Nieuwe Aandeelhouders durfden te vertrouwen. [eiser] heeft toen aangegeven dat hij zichzelf wel in die rol zag en dat hij wel over de juiste kwaliteiten beschikte.
De Nieuwe Aandeelhouders hebben [eiser] gevraagd om met een plan te komen waaruit zou blijken dat hij deze uitdaging zou aan kunnen.
2.7.
Op 15 november 2024 appt [eiser] naar [A] :
"Graag een 1:1 met jou [A] . Over mijn rol in Xiver", waarop [A] appt:
"Goed dat je dit meld. Ik had je terugkoppeling van ons eerdere gesprek op dit onderwerp verwacht. Kun je maandagmiddag?". Na dit whatsapp verkeer heeft er op 18 november 2024 een 1 op 1 gesprek plaatsgevonden in het kantoor van [eiser] . In dit gesprek heeft [A] nog een keer laten weten dat, mede gezien het gebrek aan een plan van [eiser] en diens trackrecord sinds juli 2023, hij niet dacht dat [eiser] geschikt zou zijn voor de rol van bestuursvoorzitter. [eiser] heeft aangegeven dat hij zijn eigen rol wilde houden maar dat hij begreep dat die er in de zelfstandige organisatie niet was.
2.8.
In het kader van de transactie tussen Philips en MWH hebben diverse gesprekken plaatsgevonden met de vakbonden en de OR. De OR en vakbonden hadden twijfels over de deal. Zij waren van mening dat een andere aandeelhouder alleen niet voldoende was om de turn around te realiseren.
De Nieuwe Aandeelhouders hebben vervolgens een nieuwe directievoorzitter gevonden in [C] (‘ [C] ’). Op het moment dat dat nog niet algemeen bekend was, heeft [A] op 10 december 2024 wederom een gesprek met [eiser] gehad, samen met [C] . [C] is hierbij voorgesteld als nieuwe CEO van Xiver. [A] heeft toen [eiser] nogmaals gevraagd of hij had nagedacht over de manier waarop hij van toegevoegde waarde zou kunnen zijn binnen Business Development/Sales.
[eiser] heeft daarop aangegeven alleen open te staan voor algemeen manager tevens voorzitter van het MT en iedere andere rol af te wijzen.
2.9.
Op 9 januari 2025 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Nieuwe Aandeelhouders, [C] en [eiser] . In dit gesprek heeft [eiser] weer aangegeven niet open te staan voor een andere rol. Na wat toelichting over en weer is uiteindelijk in dat gesprek afgesproken dat [eiser] de komende periode [C] zou ondersteunen en dat ondertussen de mogelijkheden van ofwel een andere rol binnen Xiver ofwel een nette vertrekregeling zouden worden onderzocht. Xiver heeft dit gesprek bij e-mail van 9 januari 2025 bevestigd met daarbij een concept vaststellingsovereenkomst.
2.10.
Mr. Tan (‘Tan’), de gemachtigde van [eiser] , laat op 10 januari 2025 weten dat [eiser] het aanbod van Xiver van 9 januari 2025 verwerpt en dat [eiser] zijn werkzaamheden als te doen gebruikelijk voortzet.
2.11.
Op maandag 13 januari 2025 heeft de bedrijfsjurist van Xiver, mr Treffers (‘Treffers’), telefonisch contact gehad met Tan omdat de inhoud van diens e-mail volgens Xiver haaks stond op het gesprek van 9 januari 2025. Zij heeft Tan gevraagd om in ieder geval te reageren op het gedane voorstel met op zijn minst een tegenvoorstel. Tan heeft daarop op 14 januari 2025 een tegenvoorstel gemaild dat door Xiver is verworpen.
2.12.
Op 14 januari 2025 wordt een eerste nieuwsbrief verspreid onder alle medewerkers van Xiver, met onder meer:
In diezelfde nieuwsbrief wordt [C] gepresenteerd als CEO en Managing Director (Bestuurder) en worden de negen leden van het Management Team voorgesteld met [C] als voorzitter van dat MT.
2.13.
Bij mail van 15 januari 2025 verzoekt Tan Treffers te bevestigen dat Xiver [eiser] handhaaft in zijn functie ’met alles wat daar bij hoort’, en met het verzoek tot rectificatie van het nieuwsbericht.
2.14.
Tan heeft eveneens op 15 januari 2025 Philips bericht dat Xiver voornemens is om de arbeidsovereenkomst met [eiser] te beëindigen. Philips c.s. heeft Xiver hiervan op 16 januari 2025 op de hoogte gesteld en Xiver gewezen op de verplichting van artikel 7.5.2 van de SPA.
Van Xiver ontving Philips vervolgens op 24 januari 2025 het bericht dat [eiser] een
passende functie zou zijn aangeboden zodat een einde van de arbeidsovereenkomst niet (meer) aan de orde zou zijn.
Philips ging er van uit dat hiermee de kwestie was afgerond en dit heeft de gemachtigde van Philips ook op 27 januari 2025 aan Tan kenbaar gemaakt.
2.15.
Bij e-mail van 31 januari 2025 heeft Philips opnieuw bij Xiver aangedrongen op nakoming van de verplichtingen zoals vermeld in artikel 7.5.2 van de SPA en artikel 2.2.2 van de BTA en Xiver verzocht schriftelijk te bevestigen dat de verplichtingen zouden worden nagekomen. Tevens heeft Philips Xiver aansprakelijk gesteld voor eventuele schade aan de zijde van Philips ingeval nakoming zou uitblijven.
In reactie hierop heeft Xiver op 31 januari 2025 laten weten dat zij op de hoogte is van de bepalingen van de BTA/SPA en dat zij deze ook eerbiedigt en voornemens is die te blijven eerbiedigen.
2.16.
[eiser] en Xiver zijn - ook na het uitbrengen van de deze dagvaarding en tijdens en na de mondelinge behandeling in dit kort geding - in gesprek gebleven over een passende functie voor [eiser] binnen Xiver.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert in de dagvaarding om bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Xiver te verbieden om [eiser] te ontslaan gedurende een periode van 24 maanden, te rekenen vanaf 2 januari 2025, respectievelijk te gebieden om, zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis, een eventueel bij UWV ingediende ontslagaanvraag in te trekken en die intrekking aan [eiser] schriftelijk te bevestigen, alles op straffe van een dwangsom van € 100.000 ineens, te vermeerderen met € 10.000 voor iedere dag dat Xiver in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen;
II. Philips en Philips Electronics te veroordelen om, zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis, Xiver aan te spreken op nakoming van art. 7.5.2 van de SPA, respectievelijk art. 2.2.2 van de BTA, en, bij gebreke van die nakoming, Xiver te dagvaarden en in rechte die nakoming van Xiver te vorderen op straffe van een dwangsom en [eiser] schriftelijk te informeren van zowel het één als het ander en, indien dagvaarding nodig is, [eiser] zo tijdig te voorzien van de processtukken en de concepten dat hij in staat is om hierop te reageren, alles op straffe van een dwangsom van € 100.000 ineens, te vermeerderen met € 10.000 voor iedere dag dat Philips en/of Philips Electronics in gebreke zijn aan deze veroordeling te voldoen;
III. Xiver te veroordelen om zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis onherroepelijk en onvoorwaardelijk [eiser] in staat te stellen om zijn functie Head of MEMS en voorzitter van het management team van Xiver als te doen gebruikelijk voort te zetten, op straffe van een dwangsom van € 10.000 ineens, te vermeerderen met € 1.000 voor iedere dag dat Xiver in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen;
IV. Xiver te veroordelen om zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis onherroepelijk en onvoorwaardelijk aan het gehele personeelsbestand van Xiver de volgende rectificatietekst te sturen, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen tekst:
"RECTIFICATIE
Beste collega's,
In de XIVER Nieuwsbrief van 14 januari jl. hebben wij ten onrechte medegedeeld dat [eiser] geen onderdeel uitmaakt van het Management Team (als voorzitter). Hierbij laten wij jullie dan ook weten dat [eiser] zijn functie als Head of MEMS, tevens voorzitter van het Management Team, als te doen gebruikelijk voortzet. Wij kijken uit naar een prettige en constructieve samenwerking, om van XIVER een succes te maken.",
zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000 ineens, te vermeerderen met
€ 1.000 voor iedere dag dat Xiver in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen;
V. gedaagden hoofdelijk, des de een presterende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van dit geding inclusief de nakosten te voldoen binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen de genoemde termijn zijn voldaan, hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente is verschuldigd.
2.2.
[eiser] legt aan de vordering - kort gezegd - ten grondslag dat sprake is van
een overgang van onderneming en dat [eiser] uit hoofde daarvan ontslagbescherming geniet wegens het opzegverbod van art. 7:670 lid 8 BW jo. 7:662 BW e.v.
Verder kwalificeert artikel 7.5.2 van de SPA en/of artikel 2.2.2 van de BTA als derdenbeding waarop [eiser] een beroep kan doen.
Xiver, maar ook Philips handelt onrechtmatig jegens [eiser] doordat zij geen behoorlijke uitvoering geven aan (artikel 7.5.2 van) de SPA en/of (artikel 2.2.2 van) de BTA. Xiver is daarom gehouden tot rectificatie van het onjuiste en misleidende bericht ten aanzien van het beweerde vertrek van [eiser] bij Xiver en Philips is gehouden tot dagvaarding van Xiver en tot het in rechte nakoming van Xiver vorderen van (artikel 7.5.2 van) de SPA en/of (artikel 2.2.2 van) de BTA.
2.3.
Xiver en Philips voeren verweer. Zij concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] en tot veroordeling van [eiser] tot vergoeding van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat Xiver géén ontslagaanvraag voor [eiser] heeft ingediend bij het UWV en ook niet voornemens is om dat te doen. Xiver en [eiser] zijn in onderhandeling over de invulling van de functie van [eiser] in de nieuwe onderneming van Xiver.
3.3.
Het spoedeisend belang voor [eiser] is erin gelegen, zoals hij voldoende heeft toegelicht tijdens de mondelinge behandeling, dat hij wil voorkomen dat hij wordt ontslagen. Het door Xiver uitgesproken ‘voornemen’ om de werkgelegenheidsgarantie zoals overeengekomen in artikel 7.5.2 van de SPA en/of artikel 2.2.2 van de BTA na te komen, biedt [eiser] onvoldoende zekerheid.
Xiver heeft weliswaar tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat op dit moment ontslag niet aan de orde is omdat zij in overleg zijn met [eiser] over een andere functie, maar Xiver heeft tevens aangegeven dat als het overleg niet lukt zij dan wellicht een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter zal starten.
Hiermee is het spoedeisend belang van [eiser] gegeven en zal de kantonrechter overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van zijn vorderingen.
Derdenbeding
3.4.
Allereerst stelt [eiser] dat het door Xiver en Philips overeengekomen ontslagverbod in artikel 7.5.2 van de SPA en/of artikel 2.2.2 van de BTA moet worden aangemerkt als een derdenbeding waarop hij zich als werknemer kan beroepen.
Philips heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat voornoemde bepalingen in de SPA en BTA, zoals [eiser] heeft betoogd, inderdaad als derdenbeding betiteld kunnen worden. Het was niet bedoeld om een derdenbeding te creëren, maar de achterliggende gedachte was werknemersbescherming en werkbehoud, dus er is wel sprake van een derdenbeding. De kantonrechter denkt daar voorshands hetzelfde over en vindt daarin ook steun in de heersende jurisprudentie [2] .
De stelling van Xiver dat dit in haar beleving niet het geval is, omdat in artikel 14.10 van de SPA en artikel 7.5. van de BTA expliciet is opgenomen dat de SPA en BTA geen derdenbedingen bevatten tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen, en dat het anders is dan bij het door mr Leemans in de spreekaantekeningen gegeven voorbeeld van de arbeidsovereenkomst omdat het bij een derdenbeding niet gaat om dwingend recht, vindt de kantonrechter niet overtuigend. Een dergelijke algemene uitsluiting heeft een beperkte waarde als een concreet beding duidelijk in een andere richting wijst, zoals in het geval van de overeengekomen werkgelegenheidsgarantie in de SPA en BTA. Bij de mondelinge behandeling heeft Philips op dit punt nader toegelicht dat deze artikelen 7.5.2. SPA en 2.2.2. BTA juist waren bedoeld om de rechten van de oud-Philipswerknemers te beschermen, ook bij wijze van rechtstreeks recht voor de betreffende werknemer. Een recent arrest van de Hoge Raad van 31 januari 2025 [3] , onderschrijft dit standpunt.
Verder heeft Xiver haar stelling dat het te ver gaat om hierover in kort geding een oordeel te vellen, niet onderbouwd. Ook in kort geding zal deze vraag voorlopig moeten worden beantwoord om de vorderingen te kunnen beoordelen.
Wat betekent dit voor de vorderingen van [eiser] ?
3.5.
Nu de kantonrechter voorshands aanneemt dat artikel 7.5.2 van de SPA en/of artikel 2.2.2 van de BTA moet worden aangemerkt als een derdenbeding, is vordering I van [eiser] , zoals nader geduid door mr Tan ter zitting, toewijsbaar. Bij de bespreking van deze vordering heeft mr Tan immers toegelicht dat vordering I niet een ongeclausuleerd ontslagverbod gedurende twee jaar behelst (zoals de formulering in de dagvaarding doet vermoeden) maar aldus moet worden gelezen dat [eiser] van Xiver een verbod conform de SPA/BTA-clausule vordert, hetgeen de kantonrechter – in het licht van vordering II - begrijpt als een vordering tot nakoming van artikel 7.5.2. van de SPA en/of artikel 2.2.2 van de BTA.
Aldus geformuleerd betekent dat dat vordering I niet verder gaat dan de werkgelegenheids-garantie die is neergelegd in artikel 7.5.2 van de SPA en/of artikel 2.2.2 van de BTA. En dat dus wel rekening wordt gehouden met de in de genoemde artikelen geformuleerde uitzonderingen. Dat de SPA en BTA zijn gesloten tussen Philips en MWH en dat Xiver daarbij geen partij was, zodat een verbod of vordering tot nakoming niet jegens Xiver kan worden toegewezen zoals Xiver ten verwere heeft aangevoerd, doet hier niet aan af. Het is juist dat MWH en niet Xiver de contractsluitende partij was bij de SPA/BTA maar artikel 2.2.2 van de latere BTA bevat een rechtstreekse verplichting voor Xiver zelf, zodat zij ook tot nakoming daarvan kan worden aangesproken. Nu artikel 7.5.2. van de SPA in wezen hetzelfde beoogt en de uitvoering in de zin van nakoming van dat artikel ook bij Xiver ligt en niet bij haar aandeelhouder MWH, gaat de kantonrechter er voorlopig van uit dat Xiver ook tot nakoming van dat artikel is gehouden. Uit de reactie van 31 januari 2025 van de advocaat van Xiver (productie 4 van Philips) volgt dat ook Xiver zelf hiervan uitgaat en op het punt van de nakoming van de verplichtingen uit bedoelde artikelen niet verwijst naar MWH.
Nu Xiver in het kader van dit kort geding expliciet heeft bevestigd dat zij is gehouden en zich zal houden aan genoemde artikelen (zie ook punt 64 conclusie van antwoord van Xiver), zal de kantonrechter vordering I toewijzen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom wordt gemaximeerd op de wijze zoals vermeld in de beslissing.
3.6.
Vordering II van [eiser] is niet toewijsbaar.
Als onweersproken staat immers vast dat Philips op verzoek van [eiser] Xiver tot twee keer toe (bij e-mails van 16 en 31 januari 2025) heeft aangesproken op nakoming van artikel 7.5.2 van de SPA, respectievelijk artikel 2.2.2 van de BTA.
Wat partijen wel verdeeld houdt is het door Xiver in haar antwoord van 31 januari 2025 aan Philips gebruikte woord ‘voornemens’
(“Xiver is op de hoogte van de bepalingen van de BTA/SPA (voor zover van toepassing) en eerbiedigt die ook en is voornemens die blijven te eerbiedigen.”)dat volgens [eiser] niet ver genoeg gaat.
Echter, deze discussie doet niet meer ter zake als, zoals [eiser] ook heeft toegelicht tijdens de mondelinge behandeling, de kantonrechter voorshands aanneemt dat er sprake is van een derdenbeding. [eiser] verliest daarmee zijn procesbelang, want hij kan Xiver dan namelijk direct aanspreken op nakoming van artikel 7.5.2 van de SPA, respectievelijk artikel 2.2.2 van de BTA.
3.7.
Ook vordering III en IV moeten worden afgewezen, eenvoudigweg omdat de functie van [eiser] , Head of MEMS, niet meer bestaat.
Het gaat te ver om in kort geding te oordelen dat Xiver haar nieuwe bedrijfsstructuur moet terugdraaien naar de oude situatie, maar dat is ook niet wat [eiser] wenst, zoals hij heeft toegelicht tijdens de mondelinge behandeling.
3.7.1.
[eiser] heeft uitgesproken dat er volgens hem weliswaar maar één vergelijkbare functie is bij Xiver en dat is die van [C] , maar dat hij er geen moeite mee zou hebben als hij als (operationeel) verantwoordelijke voor MEMS zou moeten rapporteren aan [C] . Hij wil de functie van General Manager terug, althans dat hem een waardevol alternatief wordt geboden voor de functie die hij voorheen bekleedde. Daarbij wil [eiser] voorzitter althans lid van het management team (MT) blijven en een gelijkwaardige functie krijgen met een team waarmee hij aan de slag kan. [C] kan dan het boegbeeld van Xiver zijn en [eiser] de General Manager die haar operationeel bestuurt, waarbij hij verantwoordelijk is voor het ‘MEMS-verhaal’. Dat is hij steeds geweest en dat zou hij graag zo blijven doen, aldus [eiser] . [eiser] geeft aan dat hij vreest dat Xiver hem een ‘parkeerjob’, een eenmansfunctie geeft, buiten het MT, waarin hij - anders dan in zijn vorige functie - niet ‘empowered’ wordt en niet zelf beschikt over een team, budget en bevoegdheden om een nuttige bijdrage te leveren aan Xiver.
3.7.2.
Xiver heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [eiser] een waardevol alternatief bieden ook haar intentie is. Sales en New Business hebben altijd hoog op de agenda gestaan, aldus Xiver en momenteel wordt door The Board vooral ‘aangehaakt op New Business’. Daarbij kan [eiser] op hetzelfde level opereren als [C] , met een rapportagelijn rechtstreeks aan The Board, maar dus niet als lid van het MT.
Xiver heeft hierbij toegelicht dat de voorzittersrol van het MT niet voor [eiser] is, nu [C] als CEO deze rol al vervult. Volgens Xiver is zij daarover steeds in gesprek geweest met [eiser] , zijn zij in de onderhandelingen daarover elkaar ook steeds meer genaderd en zal zij haar gesprekken met [eiser] hierover ook na de mondelinge behandeling voortzetten.
3.7.3.
[C] , thans CEO van Xiver, heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn vertrouwen uitgesproken in de samenwerking met [eiser] als hij de oude situatie kan loslaten en daarbij aangegeven dat [eiser] veel voor Xiver kan betekenen op het gebied van New Business.
3.8.
Alles overziend is de conclusie van de kantonrechter dat de vorderingen van [eiser] niet zien op dat wat [eiser] en Xiver verdeeld houdt en waarover zij nog in onderhandeling zijn.
[eiser] wil binnen Xiver een functie bekleden die gelijkwaardig is aan de functie die hij voorheen bij Philips bekleedde en dit sluit ook aan bij wat in artikel 2.2.2. van de BTA is omschreven als “no less favourable” [4] . Deze wens, hoe begrijpelijk ook, ligt in dit kort geding echter niet ter beoordeling voor, maar dat wat hiervoor is overwogen, kan wellicht wel bijdragen aan de onderhandelingen tussen [eiser] en Xiver.
De kantonrechter staat hier verder echter buiten.
Proceskostenveroordeling
3.9.
De proceskosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De reden daarvoor is dat [eiser] en Xiver over en weer in het ongelijk zijn gesteld.
Philips is weliswaar volledig in het gelijk gesteld, maar [eiser] heeft Philips moeten dagvaarden om in dit kort geding zijn gelijk te halen op het punt van het derdenbeding.
Immers, de verklaring van Philips dat de artikelen 7.5.2 van de SPA en 2.2.2 van de BTA inderdaad betiteld kunnen worden als derdenbeding, heeft geleid tot afwijzing van zijn vordering jegens Philips, maar inhoudelijk heeft hij op dit punt van Philips zijn gelijk gehaald.

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende als voorzieningenrechter,
4.1.
veroordeelt Xiver jegens [eiser] tot nakoming van artikel 7.5.2. van de SPA respectievelijk artikel 2.2.2. van de BTA, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat Xiver in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van
€ 50.000,00 is bereikt,
4.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F.M.T. Franke en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.

Voetnoten

1.De onderstreping is door de kantonrechter aangebracht.
2.Zoals de door [eiser] aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad van 1 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9496, NJ 2005, 499.
4.Zie de eerste onderstreping die de kantonrechter in rechtsoverweging 2.5. heeft aangebracht.