Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding;
- het antwoord;
- het vonnis waarbij de tussenkomst is toegestaan en de daarin vermelde stukken;
- het vonnis waarbij de mondelinge behandeling is gelast;
- de eis na tussenkomst (mr. Michielsen);
- het antwoord na tussenkomst (mr. Van Buul);
- de akte eiswijziging van 6 december 2023;
- de twee aktes overlegging producties van 6 december 2023;
- de mondelinge behandeling van 6 december 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en waarbij [eiseres] , gedaagden en [tussenkomende partij] spreekaantekeningen hebben overgelegd.
2.De feiten
- [gedaagde 3] is bestuurder en aandeelhouder/certificaathouder van [tussenkomende partij]
- [gedaagde 2] heeft na oprichting in 2019 feitelijk de onderneming/activiteiten van [tussenkomende partij] voortgezet in een nieuwe maatschap ( [naam maatschap] )
- [gedaagde 1] is (indirect) bestuurder van [gedaagde 3] en [gedaagde 2] .
3.Het geschil
4.De beoordeling
Thema 1: vorderingen [eiseres] op [tussenkomende partij]
18.076,09kostenveroordeling arrest hof 12 juli 2022
Thema 2: verrekening vorderingen [tussenkomende partij]
De rechtbank verwerpt, wat betreft de bevoegdheid tot verrekening, het standpunt van [eiseres] dat [A] zijn rechten heeft ingebracht in “maatschap 2” (een nieuwe maatschap met [gedaagde 1] of gelieerde vennootschappen) (spreekaantekeningen [eiseres] , 12). De rechtbank stelt vast dat [eiseres] twee punten niet voldoende heeft toegelicht aan de hand van concrete feiten:
Stap 3: -/- € 130.000,00 schatting beloning arbeid [A] 2005
Stap 4: = € 671.361,00 [€ 801.361,00 ‘overwinst’ volgens arbiter -/- € 130.000,00]
Stap 5: / 4 = € 167.840,25 = 25%-aandeel [A] .
Thema 3: onrechtmatige daad gedaagden
- c) De derde stap in de redenering betreft het verweer van [tussenkomende partij] en gedaagden dat zij een redelijke voorziening hebben getroffen in overleg met de Belastingdienst en dat zij in redelijkheid niet hoefden te voorzien dat de vordering van [eiseres] in de arbitrage zou worden toegewezen tot een hoger bedrag, in het licht van hun verweren in de arbitrage.
- d) De laatste reden betreft het beroep van gedaagden op de maatstaf “persoonlijk ernstig verwijt” en de jurisprudentie daarover. De rechtbank acht hier een persoonlijk ernstig verwijt aanwezig, voor zover nodig. Geen redelijk denkend bestuurder zou onder dezelfde omstandigheden dezelfde keuzes mogen maken. Zie de punten (a) tot en met (c) hiervoor.
“hindsight bias”. Hun standpunt is dat we moeten kijken naar de situatie op het moment van handelen, niet achteraf. De rechtbank is het met dit standpunt eens. Daarom heeft de rechtbank de positie van de behoorlijk handelende vereffenaar als kern van de analyse hiervoor genomen. Het gaat er volgens de rechtbank niet om dat [tussenkomende partij] en gedaagden de uitkomst van de arbitrage hadden moeten voorzien; het gaat erom dat zij met deze uitkomst rekening hadden behoren te houden vanuit het perspectief van een goede taakvervulling als vereffenaar op dat moment.
Thema 4: rente
Thema 5: algehele afrekening tussen partijen
36.488,00thema 4 onder (a): verrekening rente arbitraal vonnis
5.De beslissing
- te vermeerderen met de wettelijke rente over € 145.271,43 vanaf 11 december 2019
telkens tot de dag van volledige betaling;
- € 103,33 voor exploot dagvaarding
- € 2.161,00 voor griffierecht
- € 3.760,00 voor salaris advocaat (tarief V werkelijk belang, 2 punten)
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7 februari 2024.