Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Belastingadvies- en Accountantskantoor [geïntimeerde]),
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. 178196 / HA ZA 08-1403)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
) zal in 2006 werkzaamheden verrichten t.b.v. de nieuwe maatschap voor een bedrag ad 70 euro per uur excl. OB (all-in tarief) (…);
) gedurende een periode van drie jaren ingaande 1 januari 2006 verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de nieuw te vormen maatschap in een straal van 100 kilometer met [vestigingsplaats 3] (gemeente [vestigingsplaats 3] ) als middelpunt activiteiten te verrichten die de nieuw te vormen maatschap zal gaan verrichten, of daarmee concurrerende werkzaamheden, in loondienst of als zelfstandige, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, dan wel een zaak, in welke vorm dan ook, te drijven of te doen drijven, direct of indirect, die zodanige activiteiten en/of werkzaamheden verricht, respectievelijk laat verrichten of daarin een zakelijk belang te hebben.
) gedurende een periode van drie jaren ingaande 1 januari 2006 verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de nieuw te vormen maatschap zijn diensten aan te bieden aan, betrokken te zijn bij of werkzaam te zijn bij of voor een relatie/cliënt van de nieuw te vormen maatschap dan wel een der vennoten.
) zal zich vanaf 1 januari 2006 positief opstellen in de richting van de nieuw te vormen maatschap, zulks in de meest ruime zin van het woord, en zal eventuele nieuwe en potentiële klanten doorverwijzen naar de nieuw te vormen maatschap.
houdt mij voor een brief van 15 november 2006, welke de heer [directeur geïntimeerde] na het gesprek dat ik op 14 november met hem heb gehad, aan de Belastingdienst heeft gestuurd (...). Ik ken die brief. (…) Ik ben er van uit gegaan dat [directeur geïntimeerde] die brief toen heeft gestuurd namens Brabant accountants omdat hij daar toen in dienst was. (…) [betrokkene 11] heeft enkele malen gevraagd of [directeur geïntimeerde] iets te maken had met die overstap en ik heb aangegeven dat dat niet het geval was. Ik had de indruk dat [betrokkene 11] mij dat in de mond wilde leggen.
dan ook niet anders (kan
) dan dat het contact via [directeur geïntimeerde] tot stand is gekomen” wordt gepasseerd. [getuige 5] (zie hierna in r.o. 4.6.10) heeft immers verklaard dat zij wist waar [zus van directeur geïntimeerde] woonde, omdat zij een aantal jaren daarvoor samen met haar ex-vriend bij [zus van directeur geïntimeerde] thuis was geweest. Het hof laat dan nog daar dat in elk geval het bestaan van digitale informatiebronnen met zich brengt dat alleszins mogelijk is dat het contact niet via [geïntimeerde] tot stand is gekomen en dat [geïntimeerde] bij conclusie van antwoord in reconventie in nr. 6 heeft gesteld dat de opening van het kantoor van [zus van directeur geïntimeerde] omgeven is geweest door een uitgebreide reclamecampagne, welk stelling niet in elk geval niet voldoende gemotiveerd, is betwist door [appellanten]
“… dat zij ernstig twijfelen aan de juistheid van zijn verklaring. Immers, [assistent directeur geïntimeerde] maakt gebruik van een kantoorruimte in het pand van [directeur geïntimeerde] samen met de zus en dochter van [directeur geïntimeerde] en gebruiken hetzelfde logo en telefoonnummer voor hun dienstverlening. Het is onwaarschijnlijk dat [assistent directeur geïntimeerde] geen contact meer heeft gehad met [directeur geïntimeerde] sinds zijn uittreden uit de maatschap.” Zelfs indien dit door [appellanten] gestelde juist is, kan daar nog niet uit worden afgeleid dat [geïntimeerde] daarmee een verplichting jegens [appellanten] heeft geschonden. Een contactverbod met haar ex-rechterhand is [geïntimeerde] immers niet overeengekomen. [appellanten] hebben geen opmerkingen gemaakt over de verklaring van [assistent directeur geïntimeerde] voor zover inhoudende dat hij enkele keren heeft overlegd met de heer. [directeur geïntimeerde] , zodat het hof daaraan voorbij gaat.
- U houdt mij voor een declaratie van KGP advocaten en belastingadviseurs van 13 april 2007, gericht aan [directeur geïntimeerde] Accountants en Advies, op het adres [adres] te [vestigingsplaats 3] . Ik zie deze declaratie voor het eerst en ken deze niet.
“(…) De heer [directeur geïntimeerde] heeft geen rol gespeeld in mijn overstap van zijn voormalig kantoor naar mevrouw [zus van directeur geïntimeerde] . (…)”. De getuige [betrokkene 9] heeft verklaard (proces-verbaal d.d. 28 december 2009):
“(…) Ik heb de relatie met Brabant Accountants beëindigd omdat zij mij geld hebben gekost en het niet goed deden. (…) Via via ben ik met mevrouw [zus van directeur geïntimeerde] in contact gekomen. Ik ben niet via de heer [directeur geïntimeerde] met mevrouw [zus van directeur geïntimeerde] in contact gekomen. (…)”. De getuige [getuige 11] heeft verklaard (proces-verbaal d.d. 28 december 2009):
“(…) Ik heb de relatie opgezegd omdat ik ontevreden was over Brabant Accountants. (…) Ik ben vervolgens overgestapt naar [zus van directeur geïntimeerde] . [zus van directeur geïntimeerde] is bevriend met een gezamenlijke kennis van mij. (…) De heer [directeur geïntimeerde] is niet betrokken geweest bij de verwijzing naar [zus van directeur geïntimeerde] . (…)”.
de overgelegde verklaringen met name uit verklaringen van belastingambtenaren” (zie nr. 38 memorie van grieven).
“(…) Het is niet juist dat [directeur geïntimeerde] vanaf 1 januari 2007 betrokken is geweest bij de afwikkeling van fiscale zaken van mij. (…) [directeur geïntimeerde] heeft na 1 januari 2007 geen werkzaamheden voor mij verricht noch mij geadviseerd. (…)”. Gelet hierop kan aan de hand van genoemde productie 26 niet worden vastgesteld dat [geïntimeerde] verboden zakelijke contacten heeft gehad. Concreet bewijs in dit appel is verder niet door [appellanten] aangeboden.