ECLI:NL:RBOBR:2024:6493

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
22/3268
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onmiddellijke sluiting van horecabedrijf door burgemeester wegens spoedeisende bestuursdwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een besloten vennootschap, en de burgemeester van de gemeente 's-Hertogenbosch. De burgemeester had op 11 november 2019 de onmiddellijke sluiting van een horecagelegenheid bevolen op basis van artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vanwege een ernstige situatie die zich voordeed tijdens een drukke avond in de binnenstad. Eiseres maakte bezwaar tegen deze sluiting en stelde dat er geen overtredingen van de exploitatievergunning waren geweest. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd dat er sprake was van een spoedeisende situatie die direct optreden vereiste. Het beroep tegen het besluit van de burgemeester werd gegrond verklaard en het besluit werd vernietigd. Daarnaast werd de burgemeester veroordeeld tot betaling van een dwangsom en schadevergoeding aan eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester niet in staat was om aan te tonen dat de situatie op het moment van sluiting zo ernstig was dat er geen begunstigingstermijn kon worden gegeven. De rechtbank herhaalde dat de burgemeester de verantwoordelijkheid heeft om de openbare orde te handhaven, maar dat dit niet ten koste mag gaan van de rechtsbescherming van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/3268

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2024 in de zaak tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. D.A.C. Janssen),
en

de burgemeester van de gemeente 's-Hertogenbosch, de burgemeester

(gemachtigde: mr. F.A. Pommer).

Inleiding

1.1.
De burgemeester heeft met toepassing van artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 11 november 2019 omstreeks 21:00 uur de onmiddellijke sluiting van [naam] (hierna verder te noemen: [naam] ) tot 12 november 2019 om 02:00 uur bevolen. Deze beslissing is bij brief van 15 november 2019 aan eiseres bekend gemaakt en verder toegelicht. Tegen dit besluit heeft eiseres op 24 december 2019 bezwaar gemaakt.
1.2.
Eiseres heeft (na voorafgaande ingebrekestelling) op 28 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
1.3.
Bij besluit van 14 maart 2023 heeft de burgemeester alsnog beslist op het bezwaar. De burgemeester heeft het bezwaar ongegrond verklaard, zulks in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie (hierna verder te noemen: de commissie).
1.4.
Eiseres heeft in brieven van 11 en 24 mei 2023 uiteengezet dat en waarom zij het niet eens is met het besluit van 14 maart 2023.
1.5.
De burgemeester heeft op 25 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.
1.6.
Eiseres heeft op 4 oktober 2024 nadere stukken ingediend.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] (de toenmalige exploitant van [naam] en bestuurder van eiseres), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de burgemeester, vergezeld van N. Horning (gemeentelijk toezichthouder). Op de zitting is ook het beroep met zaaknummer SHE 22/3267 behandeld. Deze zaak gaat over de intrekking van de van de Drank- en Horecavergunning (DHW-vergunning) en de exploitatievergunning van [naam] .
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
2. [naam] was destijds een horecagelegenheid die gevestigd was aan [adres] in ’s-Hertogenbosch. [naam] is vervangen door [naam] Feel Good Bar (hierna verder te noemen: [naam] ). Op 11 november 2019 vond in de binnenstad van ’s-Hertogenbosch het openingsfeest van het carnavalsseizoen plaats.
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar
3.1.
Omdat de burgemeester hangende het beroep alsnog heeft beslist op het bezwaar, heeft eiseres geen belang meer bij de beoordeling van haar beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
3.2.
Eiseres maakt wel aanspraak op een dwangsom omdat de burgemeester niet tijdig heeft beslist op het bezwaarschrift (artikel 4:17 juncto artikel 7:14 van de Awb). De rechtbank stelt de dwangsom vast op het maximale bedrag, te weten € 1.442,–. De burgemeester moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Het beroep tegen het besluit van 14 maart 2023
Procesbelang
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij een beoordeling van het beroep. De tijdelijke sluiting van [naam] heeft immers al plaatsgevonden. De rechtbank is met partijen van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, omdat tot op zekere hoogte aannemelijk is dat vanwege de sluiting schade is geleden.
Wettelijk kader en vergunningsvoorschriften
5.1.
Artikel 2.1, zesde lid, aanhef en onder e, van de Horecaverordening
’s-Hertogenbosch 2017 moeten in een exploitatievergunning de aan deze vergunning verbonden voorschriften of beperkingen worden vermeld. Op grond van artikel 2.4, eerste lid, van de Horecaverordening kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid, zedelijkheid of het woon- en leefklimaat, voorschriften en beperkingen verbinden aan een exploitatievergunning. Op grond van artikel 2.4, derde lid, van de Horecaverordening is verboden te handelen in strijd met enig aan de exploitatievergunning verbonden voorschrift of beperking. Ingevolge artikel 3.7, eerste lid, van de Horecaverordening kan de burgemeester een horecabedrijf voor bepaalde tijd sluiten indien die inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften of beperkingen.
5.2.
Aan de voor [naam] verleende en op 11 november 2019 geldende exploitatievergunning waren onder meer de volgende voorschriften verbonden:
-
voorschrift 3:
Alle aanwijzingen, gegeven door of namens de burgemeester of de politie in het belang van de openbare orde en veiligheid, moeten direct worden opgevolgd;
-
voorschrift 7:
Er mogen geen activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot enige verstoring van de openbare orde of die het karakter van de rondom liggende omgeving aantasten;
-
voorschrift 8:
In geval van ordeverstoring is de vergunninghouder en/of diegenen die namens hem optreden, ertoe gehouden degenen die de verstoring veroorzaken tot orde en rust te manen. Als aan deze aanmaning geen gehoor wordt gegeven, dient de vergunninghouder de politie daarvan onmiddellijk in kennis te stellen;
-
voorschrift 16:
De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van de gemeente, politie en/of brandweer vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot het horecabedrijf:
o gedurende de tijd dat het horecabedrijf voor bezoekers is geopend,
o gedurende de tijd dat het horecabedrijf gesloten moet zijn en wanneer die ambtenaren van politie vermoeden dat er bezoekers aanwezig zijn;
-
voorschrift 18:
Bij overtreding van één van deze voorschriften kan handhavend worden opgetreden. Hierbij zal het Handhavingsprotocol (Uitvoeringsregels) worden toegepast.
5.3.
De burgemeester heeft in de Uitvoeringsregels Handhaving Drank- en Horeca
’s-Hertogenbosch 2013 beschreven op welke manier hij handhavend optreedt tegen overtredingen van de Horecaverordening en voorschriften van de exploitatievergunning. De Uitvoeringsregels voorzien in een stappenplan (paragraaf 2.3). De burgemeester kan hier van afwijken. Indien sprake is van verzwarende omstandigheden of excessen kan besloten worden om een zwaardere sanctie op te leggen dan de Uitvoeringsregels voorschrijven. Hierbij geldt een verzwaarde motiveringsplicht. (paragraaf 1.6). In de Uitvoeringsregels heeft de burgemeester verder de bijzondere verantwoordelijkheid voor horecaexploitanten en leidinggevenden van horecabedrijven benadrukt. Het zijn volgens de burgemeester primair deze personen die de rust en orde in en rondom hun horecabedrijf moeten waarborgen (paragraaf 1.7).
De onmiddellijke sluiting
6. De burgemeester vindt dat de situatie in en rondom [naam] in de (vroege) avond van 11 november 2019 zo ernstig was dat hem niets anders restte dan tot onmiddellijke sluiting van [naam] over te gaan. Eiseres bestrijdt dit. Zij stelt dat op die bewuste avond geen voorschriften van de exploitatievergunning zijn overtreden, in ieder geval niet nadat de politie die avond een charge bij [naam] had uitgevoerd.
6.1.
Op grond van artikel 5:31, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
6.2.
Beoordeeld dient te worden of de burgemeester, gelet op de op 11 september 2019 bij hem aanwezige kennis en ter beschikking staande gegevens, tot de conclusie kon komen dat zich bij [naam] een zodanige situatie voordeed dat spoedeisende bestuursdwang was vereist om de situatie te beëindigen. De beslissing tot onmiddellijke sluiting van [naam] op 11 november 2019 omstreeks 21:00 uur is gebaseerd op de bevindingen van de politie en de afdeling stadstoezicht van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Het gaat om een proces-verbaal van de politie van 12 november 2019 (met kenmerk PL2100-2019235356-2) en een proces-verbaal van stadstoezicht van 13 november 2019. Het proces-verbaal van stadstoezicht is op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend. Het proces-verbaal van de politie is niet op ambtsbelofte of ambtseed opgemaakt en ondertekend.
6.3.
In het proces-verbaal van de politie staat het volgende:
“11 november 2019 (…)omstreeks 20:00 uur kregen wij telefonisch bericht van de portier van café [naam] dat hij teveel drukte had en dat hij helemaal klem stond. In eerste instantie adviseerden we om als het echt te druk was, de lampen aan te doen, muziek uit en de tap uit. Dat wilden ze echter niet doen, ze wilden dat wij de drukte van het terras af zouden halen. In eerste instantie besloten we dat het cafe hier primair een eigen verantwoordelijkheid had en die moest nemen. Vervolgens kwamen bezoekers en een werknemer uit het café naar ons toe die ons mededeelden dat er mensen in de verdrukking kwamen en dat er niemand meer uit het cafe kon vanwege de drukte op het terras. Omdat het toch een veiligheidsprobleem c.q. openbare orde probleem werd besloot ik, vanuit mijn rol als horecacoördinator voor de politie, met de collega’s het terras te gaan ontruimen. Dit hebben we met opbouwende maatregelen gedaan:
De drukte van dichtbij ingeschat. Daarbij is al iemand uit een benarde positie gehaald door haar over een hekje heen te tillen.
Met de speaker/luidsprekers op een politievoertuig aan het publiek medegedeeld dat zij moesten vertrekken van het terras. Dit hielp niet.
Met collega’s vanaf de straatzijde mensen weggeplukt uit de mensenmenigte. Dit hielp onvoldoende omdat er vanuit het café en de zijkanten weer publiek bij kwam.
Met een linie van zo’n 10 collega’s vanaf het café richting de straat geveegd terwijl de collega’s te paard de mensenmenigte vanaf de straat verspreidde en de 11.00 zicht op de mensenstroom hield met camera’s.
Een corridor gemaakt vanaf het café naar de straat waardoor we de mensen uit het café hebben laten vertrekken.
(…) Ik, hoorde en zag dat [naam], medewerker van gemeente ‘s-Hertogenbosch afdeling Openbare Orde, bij ons aanwezig was. Ik deelde haar mede dat ik het café wilde laten sluiten omdat we anders binnen korte tijd opnieuw het zelfde probleem zouden hebben. De jeugd stond immers nog voor het café op straat en er waren geen maatregelen om herhaling te voorkomen. Tevens werkte het café eerder ook niet mee door bijvoorbeeld te tap te sluiten, lampen aan te doen en muziek uit te doen. Ik hoorde [naam] zeggen dat ze niet wist of ze hiervoor de bevoegdheid had en gaf aan dat ik die bevoegdheid waarschijnlijk wel heb. Daarop hoorde ik haar zeggen dat de burgemeester in dat geval ook toestemming zou geven. Daarop zag ik [naam] naar de portier toe lopen en nam ik aan dat ze de sluiting aan hem doorgaf. Later kwam [naam], tevens medewerker bij gemeente ‘s-Hertogenbosch afdeling Openbare Orde, ter plaatse. Hij sprak met de cafémedewerkers af dat zij weer mensen mochten binnenlaten als zij twee portiers aan de deur zouden zetten. Ook had hij kennelijk afgesproken dat deze portiers een oranje hesje zouden dragen voor de zichtbaarheid. Omstreeks 20:45 uur zagen wij dat er een jongen met een oranje hesje voor de deur stond bij het café, evenals een jongen met zwart shirt met daarop de tekst “security”. Zij leken zich te gedragen als portiers voor het café. Daarop besloten wij ze te controleren. Toen we ze benaderden riep de jongen met het oranje hesje al spontaan naar ons ‘ik weet ook niet, ik moest deze aan doen van iemand’. De jongen met het zwarte shirt gaf aan wel een portierspas te hebben. Toen ik, [naam], vroeg welke kleur zijn pas had zei hij “dat weet ik niet”, Vervolgens controleerden wij of deze personen geregistreerd staan in Verona met een beveiligingspas. De jongen met het oranje hesje bleek te zijn: [naam]. De jongen met het zwarte shirt met opdruk ‘security’ bleek te zijn: [naam]. Allebei bleken zij niet over een geregistreerde of geldige portierspas te beschikken. Dit gaven wij door aan de gemeentemedewerkers waarop zij ons vroegen dit vast te leggen in een rapportage. De gemeentemedewerkers vroegen mij, om te noteren wat de portier van ‘t Pumpke wilde verklaren. Die was kennelijk door de portier van de [naam] ook gevraagd om bij de [naam] te komen staan. De portier van ‘t Pumpke bleek te zijn: [naam]. Ik hoorde dat hij mij verklaarde: “Ik sta bij ‘t Pumpke als portier. Ik werd door de portier van de [naam] gevraagd om mee te lopen maar ik heb niks met dat café te maken.”
6.4.
In het proces-verbaal van stadstoezicht staat het volgende:
“Op maandag 11 november omstreeks 19:30 uur hoorden wij via de portofoon dat het veel te druk bij Café [naam] was. Ik hoorde dat de politie zat te denken aan een ontruiming bij Café [naam] . Hierop zijn wij richting de Parade te ‘s-Hertogenbosch gegaan om zo een beeld te krijgen wat daar aan de hand is. We zagen dat bij alle cafés welke gelegen zijn aan de Parade het erg druk was. De terrassen stonden vol ook binnen in de horecazaken was het erg druk. De drukte bij [naam] viel wel heel erg op. We zagen namelijk dat de bezoekers bij de cafés naar binnen wilde gaan maar dit niet kon omdat het te druk was. Ook zagen we dat de bezoekers van binnen niet naar buiten konden omdat het buiten ook te druk was. Hierdoor zagen we dat er veel geduw en getrek was. Bezoekers stonden schouder aan schouder en hadden nauwelijks tot geen bewegingsvrijheid. De bezoekers kwamen in een verdrukking terecht. (…) Wij hoorden van de politie dat er signalen bij hun binnen gekomen zijn dat ze het niet meer onder controle kregen, ze de verlichting al aan hebben gezet en dat ze de muziek uitgezet hebben. Ook zouden ze al de tap tijdelijk dicht gedaan hebben. Wij zagen geen verandering in de drukte op het terras of binnen. Ook hoorden wij van de politie dat de beveiliging het niet onder controle kreeg. (…)
Wij zijn in samenwerking met de politie begonnen aan het ontruimen van het terras van [naam] . Café [naam] was omstreeks 20:00 uur leeg. (…)
Ik, [naam], samen met de coördinator van OOV naar binnen gegaan om in gesprek te gaan met de leidinggevende. (…)Wij hoorden vanuit OOV dat ze in gesprek gaan met de leidinggevende van café [naam] om aanvullende voorwaarden te stellen zodat ze weer open konden gaan. (…)
Wij hoorden vanuit OOV dat wij over één uur om 21:30 uur bij café [naam] moesten gaan kijken hoe de situatie zou zijn. De leidinggevende van [naam] zou een tweede beveiliger moeten regelen om alles in betere banen te leiden. Ik hoorde van de politie dat er mogelijk een beveiliger van Stadsherberg ‘t Pumpke naar café [naam] zou gaan. Wij zagen dat (…) er bij café [naam] een tweede persoon aan de deur stond in een oranje hesje. Omdat wij samen met de politie de twijfel hebben of dat dit een beveiliger is die in het bezit is van een beveiligingspas hebben de collega’s van de politie een controle uitgevoerd om te kijken of deze jongeman in het bezit is van een beveiligingspas. Hieruit bleek dat de jongeman niet in het bezit is van een beveiligingspas. (…)”
6.5.
Het is vaste rechtspraak dat een bestuursorgaan, in dit geval de burgemeester, in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Dat het proces-verbaal van de politie niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt en ondertekend, brengt met zich dat daaraan minder bewijskracht toekomt, maar niet dat dit proces-verbaal zonder betekenis is. Het gaat in dit geval namelijk om een gedetailleerd verslag van wat de politie op 11 november 2019 vanaf omstreeks 20:00 uur heeft waargenomen bij en rondom [naam] en welke maatregelen de politie heeft genomen. Wat de politie heeft vermeld in haar proces-verbaal sluit bovendien op hoofdlijnen aan bij wat stadstoezicht heeft vermeld in zijn proces-verbaal. De burgemeester heeft daarom mogen uitgaan van de door de politie en stadstoezicht opgemaakte processen-verbaal.
6.6.
Voor spoedeisende bestuursdwang is vereist dat direct optreden is geboden en dat de overtreder daarom geen begunstigingstermijn kan worden gegund. [1] Op basis van de processen-verbaal stelt de rechtbank het volgende vast. De politie heeft op 11 november 2019 omstreeks 20.00 uur een charge uitgevoerd waarbij politieagenten het terras van [naam] hebben ontruimd en bezoekers door middel van een corridor [naam] hebben verlaten waarop de rust is teruggekeerd. Vervolgens is bezien, door (medewerkers van) stadstoezicht, de afdeling Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente ’s-Hertogenbosch (OOV), in samenspraak met de politie, of [naam] open kon blijven en zo ja, onder welke voorwaarden. Besloten is dat [naam] open kon blijven, onder de voorwaarde dat [naam] twee gecertificeerde portiers in zou schakelen, om te voorkomen dat zich opnieuw de situatie zou voordoen die de politie eerder die avond noopte tot het uitvoeren van een charge. Omstreeks 20:45 uur is er een controle uitgevoerd bij [naam] en waren er weliswaar twee portiers aanwezig, een persoon met een oranje hesje en een persoon met een zwart shirt met daarop de tekst “security”, maar beide personen bleken niet te beschikken over een geldige portierspas voor het verrichten van portierswerkzaamheden ten behoeve van [naam] . Dat [naam] niet voldaan heeft aan de aanwijzing twee gekwalificeerde portiers bij de ingang te posteren wil de rechtbank op basis van het dossier wel aannemen, maar dat alleen is niet genoeg. Het is de rechtbank niet duidelijk waarom eiseres op dat moment geen begunstigingstermijn kon worden gegund. Uit het dossier, en in het bijzonder uit het proces-verbaal van de politie, blijkt niet dat de situatie van dien aard was dat direct optreden geboden was. Ten tijde van de controle van de portiers blijkt namelijk niet dat in en buiten het café een soortgelijke situatie aan de hand was als eerder die avond als gevolg waarvan een charge is uitgevoerd. Het is aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat het gaat om een spoedeisende situatie waarbij direct optreden is geboden en daarin is de burgemeester niet geslaagd.
6.7.
Daarmee bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen.
6.8.
De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer.
Overschrijding van de redelijke termijn
7. Eiseres heeft verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM).
7.1.
Een bestuursrechtelijke procedure zoals deze is niet binnen een redelijke termijn afgerond als er meer dan twee jaren zijn verstreken tussen het maken van bezwaar en het doen van uitspraak in beroep. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het bestuursorgaan een half jaar de tijd heeft om op het bezwaar te beslissen en de rechtbank anderhalf jaar heeft om op het beroep te beslissen. Voor de overschrijding van de redelijke termijn moet per half jaar een bedrag van € 500 aan immateriële schadevergoeding worden toegekend, waarbij een periode van minder dan een half jaar geacht moet worden ook een periode van een half jaar te bedragen. Ten aanzien van het bepalen van het volledige tijdsverloop kan in bijzondere omstandigheden een bepaalde periode buiten beschouwing worden gelaten. [2] Of de redelijke termijn is overschreden moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van een zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van de betrokkene gedurende de gehele rechtsgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van betrokkene. [3]
7.2.
Eiseres heeft het bezwaar onder meer op 23 december 2019 per e-mail verzonden aan de burgemeester. De termijn vangt daarom aan op 23 december 2019. De rechtbank heeft op 23 december 2024 op het beroep beslist. Dit betekent dat de redelijke termijn van twee jaar is overschreden met 36 maanden. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een deel van deze periode buiten beschouwing moet blijven is niet gebleken. Eiseres heeft de burgemeester op 14 juli 2020 (via een e-mail van zijn gemachtigde aan J. Bijveld van de gemeente) laten weten dat zij er mee kan instemmen dat de advisering van de commissie over het bezwaar kan worden aangehouden totdat is beslist op de aanvraag voor een DHW-vergunning en een exploitatievergunning voor [naam] . Die instemming ziet echter niet op het bezwaar tegen de sluiting van [naam] , maar alleen op het bezwaar tegen de intrekking van de vergunningen voor [naam] . De rechtbank lijdt dit af uit de e-mail van Bijveld van 14 juli aan de gemachtigde van eiseres. In die e-mail vraagt Bijveld om in te stemmen met het aanhouden van de advisering over ‘ [naam] , intrekking’. In deze e-mail gaat het dus niet over het bezwaar tegen de sluiting. De redelijke termijn is dus met 36 maanden overschreden. Uitgaande van een forfaitair bedrag van € 500,– per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond, bedraagt de aan eiseres toe te kennen schadevergoeding € 3.000,–. De burgemeester moet dit bedrag betalen aan eiseres.

Conclusie en gevolgen

8.1.
Het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar, is
niet-ontvankelijk. Het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 14 maart 2023, is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking, omdat de burgemeester onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat sprake was van een spoedeisende situatie waarbij direct optreden is geboden.
8.2.
Uit het oogpunt van finale geschilbeslechting ziet de rechtbank geen aanleiding om de burgemeester in de gelegenheid te stellen opnieuw te beslissen op het bezwaar, maar zal de rechtbank het primaire besluit herroepen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de besluitvorming ziet op een dag(deel) uit het verleden, nu inmiddels ruim vijf jaar geleden, en dat uitgesloten moet worden dat de burgemeester na al die jaren beschikt over andere informatie dat een ander licht zou kunnen werpen op die bewuste 11 november 2019, of na de eerdere charge die avond sprake was een spoedeisende situatie waarbij direct optreden geboden is.
8.3.
Omdat het beroep gegrond is, moet de burgemeester aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. De burgemeester moet daarnaast de proceskosten van eiseres vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2.998,– (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting, met een waarde per punt van € 624,– en een wegingsfactor 1; 1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting met een waarde per punt van € 875,– en een wegingsfactor 1).
8.4.
De burgemeester moet eiseres een schadevergoeding van € 3.000,– betalen wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar, niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling aan eiseres van een dwangsom van
€ 1.442,– wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 14 maart 2023, gegrond en herroept het besluit van 15 november 2019;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 365,– aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 2.998,–;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling aan eiseres van een schadevergoeding van € 3.000,–.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Venderbosch, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 14 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1549.
2.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4040
3.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 31 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3085, r.o. 12.1