ECLI:NL:RBOBR:2024:5686

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
23/1910
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek tot onttrekking pad aan openbaar verkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 28 november 2024, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van een verzoek tot onttrekking van een pad aan het openbaar verkeer behandeld. Het pad, gelegen in Oeffelt, gemeente Land van Cuijk, is door de gemeenteraad eerder afgewezen voor onttrekking aan de openbaarheid. De eisers, bewoners van de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten (GS) van 8 mei 2023, waarin het verzoek opnieuw werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eisers te laat is ingediend, maar dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank stelt vast dat eisers niet op de hoogte waren van de administratieve beroepsprocedure en dat zij niet tijdig zijn geïnformeerd door GS. De rechtbank concludeert dat het pad geen weg is in de zin van de Wegenwet, omdat het niet voldoet aan de criteria voor openbare wegen. Het gebruik van het pad door omwonenden en scholieren wordt niet als voldoende beschouwd om het pad als openbaar te kwalificeren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/1910

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , en [eisers] , uit [woonplaats] , eisers

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant,(gemachtigden:mr. T. Janssens en S.J.J. van Schijndel) (hierna: GS).

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
-
[naam] en [naam] ,uit [woonplaats] ,
(gemachtigde mr. W. Leistra) (hierna: derde-partij);
-
de gemeenteraad van de gemeente Land van Cuijk,(gemachtigden: mr. R.J.H. Pijpers en B.C.R. van Raaij) (hierna: de raad).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eisers tegen het bestreden besluit van GS van 8 mei 2023 tot afwijzing van het verzoek tot onttrekking aan het openbaar verkeer van het pad [naam] voor zover dat loopt over het perceel [perceel] en in eigendom is van derde-partij (hierna: pad [naam] ), te Oeffelt, gemeente Land van Cuijk.
1.1.
Bij besluit van 30 juni 2022 heeft de gemeenteraad van de gemeente Land van Cuijk het verzoek van derde-partij tot onttrekking van het pad aan de openbaarheid van verkeer afgewezen. Hiertegen is door derde-partij administratief beroep ingesteld bij GS. Op 8 mei 2023 heeft GS het administratief beroep gegrond verklaard, de afwijzing door de gemeenteraad vernietigd en het verzoek opnieuw afgewezen met een andere motivering. Eisers hebben tegen dit besluit op 28 juli 2023 beroep ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2024 op zitting behandeld. De behandeling is op de zitting geschorst. Naar aanleiding van de zitting zijn derde-partij en de raad bericht over deze beroepsprocedure.
1.3.
Het college heeft een verweerschrift ingediend. Derde-partij heeft een schriftelijke reactie ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op de zitting van 30 oktober 2024 voortgezet. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigden van GS, derde-partij en de gemachtigden van de raad.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt eerst of het beroep ontvankelijk is. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval.
3. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of het pad [naam] op goede gronden niet aan de openbaarheid van verkeer wordt onttrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inleiding
6. Op 6 januari 2021 verzoekt derde-partij aan de raad om het pad [naam] aan de openbaarheid te onttrekken. Hij vraagt primair om het verzoek af te wijzen omdat geen sprake is van een openbare weg in de zin van de Wegenwet. Subsidiair vraagt hij het verzoek toe te wijzen omdat het algemene veiligheidsbelang dat gemoeid is met de onttrekking zwaarder weegt dan het belang dat gediend is met openbaarheid van het pad. De raad wijst dit verzoek af. De raad vindt namelijk dat het pad Hoogeind openbaar moet blijven. Vervolgens stelt derde-partij administratief beroep in bij GS. GS wijst eveneens het verzoek af. GS vindt dat het pad [naam] geen weg is waarop de Wegenwet van toepassing is. Daartegen zijn eisers in beroep gegaan. Zij wonen namelijk in de directe omgeving van pad [naam] en willen dat dit pad openbaar blijft.

Is het beroep van eisers ontvankelijk?

Het beroep is te laat ingediend
7. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of het beroep van eisers ontvankelijk is. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 7:26, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt de beslissing bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht. In het besluit van 8 mei 2023 staat dat het besluit bekend is gemaakt door dit toe te zenden aan de gemachtigde van derde-partij en de gemeente Land van Cuijck. Het besluit is verzonden op 12 mei 2023. De termijn is dus aangevangen op 13 mei 2023 en eindigde op 26 juni 2023. Eisers hebben hun beroep ingediend op 28 juli 2023. Dat betekent dat het beroep buiten de termijn is ingediend.
Kan het niet tijdig indienen van een beroepschrift aan eisers worden toegerekend?
7.1.
Eisers stellen zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Hiertoe voeren zij aan dat zij niet wisten dat er een administratief beroepsprocedure liep bij GS. Eerder hadden zij wel het woord gevoerd bij een commissievergadering van 20 juni 2022 over de onttrekking aan het verkeer van het pad [naam] , maar door GS zijn zij niet geïnformeerd over het administratief beroep van derde-partij.
7.2.
GS en derde-partij stellen zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Hiertoe voeren zij aan dat het besluit op de juiste manier bekend is gemaakt en eisers niet als derde-partij aangemerkt hoefden te worden, aangezien eisers geen zienswijze naar voren hebben gebracht.
7.3.
De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig indienen van een beroepschrift niet aan eisers kan worden toegerekend. Hiertoe acht de rechtbank de volgende omstandigheden relevant. Vast staat dat eisers niet door GS zijn geïnformeerd dat derde-partij administratief beroep had ingediend tegen het besluit van de raad van 30 juni 2022. Eén van de eisers heeft al tijdens de commissievergadering op 20 juni 2022 over pad [naam] het woord gevoerd namens omwonenden. Deze omstandigheid en de omstandigheid dat eisers belanghebbenden zijn bij de besluitvorming over het pad, brengen met zich dat GS hen ingevolge artikel 7:16 van de Awb in de gelegenheid had moeten stellen om te worden gehoord voordat GS op het administratieve beroep besloot. De rechtbank volgt dus niet de beperkte interpretatie die GS en derde-partij aan artikel 7:16 van de Awb geven die met zich zou brengen dat alleen belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, de gelegenheid moeten krijgen om te worden gehoord. Het tweede lid bepaalt immers uitsluitend wie er in ieder geval moeten worden gehoord en is niet uitputtend bedoeld. Dit betekent dus dat GS eisers ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. Indien GS deze gelegenheid wel aan eisers had geboden, dan waren eisers op de hoogte geweest van het administratief beroep. Dat was nu niet het geval.
Bovendien kan aan eisers niet worden tegengeworpen dat zij niet op de hoogte waren van de procedure bij GS. Zij hadden immers zelf geen reden om in administratief beroep te gaan tegen het voor hen gunstige besluit van de raad.
Verder acht de rechtbank relevant dat eisers geen juridische bijstand hadden. Zij hadden dus geen adviseur die hen kon adviseren om in de gaten te houden of derde-partij in administratief beroep zou gaan bij GS.
De rechtbank overweegt verder dat de omstandigheid dat het besluit van GS op de juiste manier bekend is gemaakt, niet met zich brengt dat dit betekent dat de termijnoverschrijding onverschoonbaar is. In dit geval heeft de bekendmaking immers plaatsgevonden door het besluit naar derde-partij te sturen. Dit brengt echter niet met zich dat eisers daardoor van het besluit op de hoogte konden raken.
Hebben eisers zo spoedig als redelijkerwijs van hen kon worden verlangd het beroepschrift ingediend?
7.4.
Eisers stellen zich op het standpunt dat zij zo snel als mogelijk in beroep zijn gegaan. Op 30 juni 2023 constateerden eisers dat het pad was afgesloten. Zij hebben toen contact gezocht met de gemeente Land van Cuijk. Vervolgens kregen zij op 20 juli 2023 het besluit gemaild en hebben zij op 28 juli 2023 het beroepschrift ingediend.
7.5.
GS en derde-partij stellen zich op het standpunt dat eisers niet onverwijld in beroep zijn gegaan nadat zij op de hoogte kwamen van de afsluiting van het pad. Op 30 juni 2023 constateerden eisers immers dat het pad was afgesloten, terwijl zij pas op 28 juli 2023 het beroepschrift indienden.
7.6.
De rechtbank overweegt dat eisers zo spoedig als redelijkerwijs van hen kon worden verlangd het beroepschrift hebben ingediend. Op 30 juni 2023 constateerden zij immers dat het pad was afgesloten. Anders dan GS en derde-partij stellen hadden eisers toen nog niet hoeven weten dat aan de afsluiting van het pad een besluit op administratief beroep van GS ten grondslag lag. Eisers zijn na deze constatering gaan e-mailen en bellen met de gemeente en pas op 20 juli 2023 kregen zij het besluit toegestuurd. Vanaf dat moment zijn eisers pas op de hoogte van het besluit. Acht dagen nadat eisers op de hoogte zijn van het besluit, dienen zij hun beroepschrift in. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat eisers hun beroepschrift hebben ingediend zo spoedig als redelijkerwijs van eisers kon worden verlangd.
Conclusie over de ontvankelijkheid van het beroep van eisers
7.7.
Het voorgaande betekent dat eisers ontvankelijk zijn in hun beroep.
Verzoek van eisers om getuige op te roepen
8. Eisers hebben verzocht de heer [naam] als getuige op te roepen. Zij voeren hiertoe aan dat hij als wethouder bij de verkoop van de grond die grenst aan het pad [naam] was betrokken. Volgens eisers kan hij verklaren dat het nooit de bedoeling is geweest om pad [naam] te verkopen. Later bleek dat het Kadaster het pad beschouwde als eigendom van de rechtsvoorganger van derde-partij, maar dat berust volgens eisers op een vergissing.
8.1.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om [naam] als getuige op te roepen. Hoe het pad in eigendom is gekomen bij derde-partij is niet een vraag die in deze procedure aan de orde komt. De civiele rechter is immers bevoegd om te oordelen over eigendomskwesties. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de getuigenverklaring van [naam] redelijkerwijs niet kan bijdragen aan een beoordeling van de zaak.
Is het pad Hoogeind een openbare weg in de zin van de Wegenwet?
9. Eisers en de raad stellen zich op het standpunt dat het pad [naam] een openbare weg is. Hiertoe voeren zij aan dat het pad [naam] ten tijde van het bestreden besluit werd gebruikt door scholieren, omwonenden en recreatieve wandelaars.
9.1.
GS en derde-partij stellen zich op het standpunt dat het pad [naam] geen openbare weg is. Hiertoe voeren zij aan dat geen sprake is van een weg. Het pad [naam] is namelijk geen verkeersbaan die een functie vervult ten behoeve van het afwikkelen van het openbaar verkeer. Het pad [naam] dient volgens GS en derde-partij geen grote, onbepaalde publieksgroep. In dit verband wijzen GS en derde-partij erop dat ten tijde van het bestreden besluit de weg al sinds 1988 was afgesloten met een slagboom met slot. De sleutel daarvan werd eerst beheerd door de rechtsvoorganger van derde-partij en daarna door derde-partij. Bovendien was het alleen toegestaan om het pad [naam] te gebruiken ten behoeve van bestemmingsverkeer. Om die reden moet er geen gewicht worden toegekend aan het gebruik dat sommige omwonenden en scholieren maakten van het pad als sluiproute, aldus GS en derde-partij.
9.2.
Voordat wordt toegekomen aan de vraag of het pad [naam] openbaar is of is geweest, moet eerst worden vastgesteld dat het pad een weg is in de zin van artikel 1 van de Wegenwet. Het doel van de Wegenwet is het treffen van een regeling ten behoeve van het openbaar verkeer en is slechts van toepassing op openbare wegen. In de Wegenwet is niet omschreven wat onder “wegen” moet worden verstaan. Volgens vaste rechtspraak heeft de Wegenwet betrekking op verkeersbanen die een functie vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbare verkeer en die derhalve naar hun aard of functie een grote, onbepaalde publieksgroep dienen. [1] Daarbij is niet van belang wie eigenaar is van de grond waarop het pad zich bevindt. [2] Vast staat dat ten tijde van het bestreden besluit het pad [naam] een onverhard pad was dat met een slagboom met een slot was afgesloten. Het pad was slechts toegankelijk voor bestemmingsverkeer. Wat in dit geval betekent dat verkeer dus als bestemming de woning van derde-partij of één andere woning moet hebben. Voor gemotoriseerd bestemmingsverkeer was bovendien de medewerking van derde-partij nodig die een sleutel had van de slagboom en die slagboom kon openen. Gelet op deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesproken worden van een weg die een functie vervult ten behoeve van het afwikkelen van het openbaar verkeer. Het gebruik is niet van zodanige aard en omvang dat deze een grote, onbepaalde publieksgroep dient. Dit betekent dat GS zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het pad [naam] geen weg in de zin van de Wegenwet is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft GS terecht geen gewicht toegekend aan het feit dat het pad [naam] werd gebruikt door recreanten en scholieren die het pad gebruikten als verkorting van de route. Dit gebruik is immers niet toegestaan. Dat het pad feitelijk door omwonenden wordt gebruikt, brengt evenmin met zich dat aannemelijk is geworden dat het pad een algemene verkeersfunctie vervult. Het pad is namelijk niet bedoeld voor een onbepaalde publieksgroep.
9.3.
Omdat het pad geen weg is in de zin van de Wegenwet, wordt niet toegekomen aan de vraag of het pad openbaar is of is geweest. Wat eisers daarover hebben aangevoerd, zal de rechtbank daarom niet bespreken.
9.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Het pad [naam] is geen weg en dat betekent dat de Wegenwet hierop niet van toepassing is. Nu het beroep ongegrond is, krijgen eisers het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.A.M.M. Delauw, rechter, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 7:12
2. De beslissing wordt bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht. Betreft het een besluit dat niet tot een of meer belanghebbenden is gericht, dan wordt de beslissing tevens bekendgemaakt op dezelfde wijze als waarop dat besluit bekendgemaakt is, tenzij het bestreden besluit in stand wordt gelaten.
Artikel 7:16
1. Voordat een beroepsorgaan op het beroep beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
2. Het beroepsorgaan stelt daarvan in ieder geval de indiener van het beroepschrift op de hoogte, alsmede het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en de belanghebbenden die bij de voorbereiding van het besluit of bij de behandeling van het bezwaarschrift hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
Artikel 7:26
3. De beslissing wordt bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht. Betreft het een besluit dat niet tot een of meer belanghebbenden was gericht, dan wordt de beslissing bekendgemaakt op dezelfde wijze als waarop dat besluit bekendgemaakt is.
Wegenwet

Artikel 11. Deze wet is uitsluitend van toepassing op openbare wegen.2. Onder wegen worden in deze wet mede verstaan:I. voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik;II. bruggen.

Voetnoten

1.Zie: uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC6035 en van 15 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2241.
2.Zie: uitspraak van Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1652.