Uitspraak
1.[verzoeker 1] ,
2.
[verzoeker 2],
3.
[verzoeker 3],
4.
[verzoeker 4],
1.De procedure
2.De relevante feiten in onderhavige procedure en wat daaraan voorafging
1 januari 2024 werkzaam in het Mövenpick Hotel, onder de dagelijkse leiding van General Manager [verzoeker 4] .
De heer [A] (hierna genoemd: “ [A] ”), partner in Hotel Pettelaar, heeft vervolgens op zaterdag 28 oktober 2023 [verzoeker 4] hierover geïnformeerd.
Vervolgens hebben de heer [B] (Regional Vice President Mövenpick Netherlands, hierna te noemen: “ [B] ”) en [verzoeker 4] op zondag
29 oktober 2023 met elkaar gesproken, waarbij aan de orde is gekomen dat ook HPM en Mövenpick Netherlands waren overvallen door de beoogde datum waarop partijen de overgang wensten te realiseren.
15 december 2023 is ondertekend (hierna: de “Overeenkomst”).
De Overeenkomst gaat uit van een “as is” overdracht van het Mövenpick Hotel per
1 januari 2024 van HPM naar Hotel Pettelaar.
In de Overeenkomst is bepaald dat HPM het gebouw aan Hotel Pettelaar oplevert inclusief al het hotelmeubilair en dat het personeel eveneens mee zal overgaan (overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW).
In de brief wordt aan de werknemers medegedeeld dat sprake is van voortzetting van activiteiten van de onderneming en dat de werknemers daarmee automatisch van rechtswege overgaan naar Hotel Pettelaar per 1 januari 2024. In het kader van overgang van onderneming, zo is eveneens gemeld, zal Hotel Pettelaar de bestaande arbeidsvoorwaarden respecteren.
Tot slot is in de brief stilgestaan bij de mogelijkheid dat Hotel Pettelaar een overeenkomst met het COA zou sluiten en dat in de eerste week van januari 2024 gesprekken zullen plaatsvinden tussen alle werknemers van het Mövenpick Hotel en Hotel Pettelaar.
per 1 januari 2024 overgedragen door HPM aan Hotel Pettelaar.
3 februari 2024 en op 29 februari 2024.
1 januari 2024 volledig zijn beëindigd, HPM in de gegeven omstandigheden voldoende cijfermatig heeft onderbouwd dat zij tot dat besluit kon komen en omdat de arbeidsplaatsen van werknemers per 1 januari zijn komen te vervallen.
Het UWV heeft verworpen dat HPM niet aan haar herplaatsingsverplichting heeft voldaan, omdat zij wel degelijk herplaatsingsactiviteiten heeft verricht, maar werknemers niet herplaatst wilden worden.
- het verzoekschrift en de daarmee verband houdende vorderingen van werknemers niet-ontvankelijkheid te verklaren en niet in behandeling te nemen;
- te verklaren voor recht dat de ontslagvergunningen van het UWV de dato
- de vorderingen van werknemers af te wijzen, althans in goede justitie te matigen;
- de vorderingen van werknemers aangaande vakantiedagen over 2023 af te wijzen en vorderingen van werknemers aangaande vakantiedagen over 2024 als genoemd randnummer 377 e af te wijzen als prematuur omdat deze nog niet opeisbaar zijn;
- de werknemers te veroordelen in de kosten van dit geding van HPM, met inbegrip van nakosten, het salaris van de gemachtigde(n) van HPM daaronder begrepen.
€ 615,98, bij gebreke waarvan het aan HPM wordt toegestaan om dat bedrag te verrekenen met de eindafrekening einde dienstverband;
- werknemers te veroordelen in de volledige proceskosten van HPM van € 15.450 – ter zake het ingediende verweerschrift de dato 19 augustus 2024 en de gevoerde correspondentie met onder meer de Sector Kanton de dato 26, 27 en 28 augustus 2024 wegens misbruik van recht;
- met veroordeling van werknemers in de kosten van deze procedure van HPM, met inbegrip van de nakosten, het salaris van de gemachtigde(n) van HPM daaronder begrepen.
- te verklaren voor recht dat [verzoeker 4] een bedrag van € 615,98 aangaande gedane privé uitgaven door [verzoeker 4] met de zakelijke creditcard van HPM aan HPM dient terug te betalen en HPM dit bedrag met de eindafrekening van [verzoeker 4] met de salarisronde van eind september 2024 heeft mogen verrekenen, dan wel [verzoeker 4] te veroordelen tot het binnen 14 dagen terugstorten aan HPM van het bedrag wat hij met de zakelijke creditcard heeft besteed aan privé uitgaven ad
- met veroordeling van werknemers in de kosten van deze procedure van HPM, met inbegrip van de nakosten, het salaris van de gemachtigde(n) van HPM daaronder begrepen.
4.De beoordeling
‘het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of het, over een toekomstige periode van ten minste 26 weken bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering’.
1. het niet melden van een collectief ontslag,
3 lid 1 WMCO en voeren daartoe het volgende aan.
lid 1 WMCO heeft dit te gelden als collectief ontslag
3 lid 1 WMCO, berust op een verkeerde uitleg van de Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO). Ingevolge artikel 3 WMCO dient een werkgever die - kort gezegd - voornemens is de arbeidsovereenkomsten van tenminste 20 werknemers te beëindigen daarvan mededeling te doen aan het UWV. Het gaat daarbij om een daadwerkelijk verwachte beëindiging van het dienstverband van 20 werknemers of een daarmee gelijk te stellen ingrijpende wijziging van een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst [3] .
HPM heeft terecht gesteld dat in dit geval geen sprake is van een daadwerkelijk verwachte beëindiging, omdat bij haar op geen enkele wijze en op geen enkel moment het voornemen bestond om de arbeidsovereenkomsten van tenminste 20 werknemers te beëindigen. Bij HPM bestond de verwachting dat al haar werknemers automatisch per 1 januari 2024 naar Hotel Pettelaar mee over zouden gaan als gevolg van een overgang van onderneming.
Dat geen sprake was van een daadwerkelijk verwachte beëindiging blijkt ook uit de tussen HPM en Hotel Pettelaar gesloten overeenkomst op 15 december 2023, waarin is bepaald HPM en Hotel Pettelaar zich verplichten
“om met alle hen redelijkerwijs ten dienste staande middelen ervoor in te spannen dat alle Werknemers over zullen gaan naar Pettelaar en aldaar in dienst zullen treden op de geldende voorwaarden”.
“Wat houdt dit in voor jullie als medewerkers? Voor deze tussenliggende periode zal de naam Mövenpick verdwijnen, maar alle rechten, plichten en anciënniteit zullen worden overgenomen. Kortom, jullie behouden jullie baan met de nu geldende arbeidsvoorwaarden”.
In de Uitvoeringsregels is bepaald dat een werkgever in principe de vrijheid heeft om zijn bedrijf te sluiten als hem dat gegeven de omstandigheden juist voorkomt. Wel zal hij de beweegredenen (daartoe) uiteen moeten kunnen zetten. De vraag die voorligt is dan ook of hetgeen door HPM wordt aangevoerd als de redenen voor de bedrijfssluiting het gegeven ontslag voldoende ondersteunt. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is en overweegt in dit verband het volgende.
Dit levert een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel a BW.
De kantonrechter oordeelt dan ook, de hele lijst van verwijten overziend die werknemers HPM heeft gemaakt in hun gewijzigd verzoekschrift (waarbij zij mede in aanmerking neemt wat eerder is geoordeeld met betrekking tot de WMCO), dat HPM niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 7:682 lid 1 sub b BW.
Achteraf en alles in onderling verband bezien, vindt de kantonrechter dit een begrijpelijke gang van zaken. Of en in hoeverre dit delen van persoonsgevoelige informatie een schending oplevert van de privacy rechten van werknemers ligt nu ter beoordeling voor bij de Autoriteit Persoonsgegevens. De kantonrechter wil hierop niet vooruitlopen, maar volstaat met de opmerking dat zij het delen van persoonsgevoelige informatie van werknemers in dit verband, dus in het kader van het toekennen van een billijke vergoeding, niet kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen door HPM.
Werknemers, met uitzondering van [verzoeker 1] , verzoeken de kantonrechter om HPM te veroordelen tot betaling van de nog aan hen verschuldigde transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW (opgenomen in rechtsoverweging 3.1. onder b).
het loon uitgebreid met de overeengekomen variabele looncomponenten verschuldigd in de drie kalenderjaren vóór het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, gedeeld door 36.
1 februari 2007 bij haar in dienst is getreden.
1 november 2023 heeft toegezegd dat bij de toekenning van een bonus rekening zou worden gehouden met de gewijzigde situatie, oordeelt de kantonrechter dit niet van doorslaggevend belang. Uiteindelijk was de GOP voor 2023 namelijk € 755 K, zoals HPM onweersproken heeft gesteld tijdens de mondelinge behandeling en dat is lager dan € 822 K, waarvan werknemers bij hun verzoek van zijn uitgegaan. Het bedrag dat is betaald voor de overname is, zoals HPM heeft toegelicht, géén winst. Hier moeten nog alle kosten vanaf die met de overgang gepaard gingen, zoals de afkoop van het franchise contract met [D] en alle door HPM gedane investeringen (kamers, meubilair, bedden, keukens etc.).
Bij het aannemen van misbruik van procesrecht door het starten van een procedure terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828,
(Duka/Achmea)).
5.De beslissing
20 juni 2024 rechtsgeldig zijn verkregen en dat de arbeidsovereenkomsten met werknemers door HPM rechtmatig zijn opgezegd en per 1 september 2024 zijn beëindigd;