ECLI:NL:RBOBR:2024:4879
Rechtbank Oost-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Waardering van een woning en de toepassing van de vergelijkingsmethode in het kader van de Wet WOZ
Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch een mondelinge uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de waardering van een woning onder de Wet WOZ. Eiser, eigenaar van een geschakelde woning, had beroep ingesteld tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente Heusden was vastgesteld op € 470.000 per waardepeildatum 1 januari 2022. De heffingsambtenaar had deze waarde onderbouwd met een waardematrix waarin de vergelijkingsmethode was toegepast, waarbij de woning van eiser werd vergeleken met drie andere woningen. Eiser betwistte de vastgestelde waarde en stelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de verouderde keuken en badkamer van zijn woning.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat het aan de heffingsambtenaar was om de waarde aannemelijk te maken en dat hij hierin was geslaagd. Eiser had zijn bezwaren pas op de zitting naar voren gebracht, wat in strijd was met de goede procesorde, aangezien hij eerder de gelegenheid had gehad om te reageren op het verweerschrift van de heffingsambtenaar. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet succesvol was.
De rechter maakte bekend dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. P. van Berkel, griffier.