ECLI:NL:RBOBR:2024:4575
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing door de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd op 4 oktober 2024, wordt de WOZ-waarde van een woning in [woonplaats] beoordeeld. Eiser, eigenaar van de woning, heeft beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 558.000, zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Heusden. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning met een beschikking van 28 februari 2023 vastgesteld en deze waarde is gehandhaafd in de uitspraak op bezwaar van 18 december 2023. Eiser betwist de hoogte van de WOZ-waarde en stelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de toestand en ligging van de woning.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De heffingsambtenaar heeft de waarde onderbouwd met een waardematrix waarin de vergelijkingsmethode is toegepast. Eiser heeft verschillende argumenten aangevoerd, waaronder de toestand van de woning, de ligging nabij een snelweg en de bruikbaarheid van vergelijkingsobjecten. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de beginselen van een goede procesorde in acht heeft genomen en dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om de WOZ-waarde te betwisten.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.