In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 23 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. Eiser, die in het bezit is van een zakelijke parkeervergunning, ontving op 31 oktober 2023 een naheffingsaanslag van € 74,40, omdat hij op 8 september 2023 zijn kenteken niet had aangemeld bij het parkeren in Oss. De heffingsambtenaar handhaafde de aanslag na bezwaar, waarop eiser in beroep ging. Tijdens de zitting op 3 september 2024 was eiser afwezig, ondanks een uitnodiging van de griffier.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Eiser's argument dat het niet aanmelden van het kenteken een louter administratieve handeling is, wordt verworpen. De rechtbank stelt vast dat een parkeerrecht pas ontstaat als aan alle voorwaarden van de vergunning is voldaan, waaronder het aanmelden van het kenteken. Eiser heeft niet voldaan aan deze voorwaarden, waardoor de naheffingsaanslag gerechtvaardigd is. De rechtbank weerlegt ook de stelling van eiser dat de heffingsambtenaar in strijd met het evenredigheidsbeginsel handelt en dat de uitspraak op bezwaar ongemotiveerd is.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.