ECLI:NL:RBOBR:2024:3899

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
22/1513
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning loongerelateerde WGA-uitkering op basis van Wet WIA

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV, waarbij een loongerelateerde WGA-uitkering is toegekend aan een ex-werknemer van eiseres. De rechtbank concludeert dat het UWV de uitkering correct heeft toegekend, omdat de werknemer 59,60% arbeidsongeschikt is. Eiseres betwist de zorgvuldigheid van het UWV-onderzoek en stelt dat de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en daarom recht heeft op een IVA-uitkering. De rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden is om een deskundige te benoemen. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, omdat zij niet overtuigend heeft aangetoond dat de werknemer meer beperkingen heeft dan door het UWV is aangenomen. De rechtbank concludeert dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor de werknemer en dat het UWV de belastbaarheid van de werknemer niet onjuist heeft ingeschat. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink op 30 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1513

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. X. Su).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit waarmee het UWV een uitkering (loongerelateerde WGA-uitkering [1] ) heeft toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan [naam 3] , een ex-werknemer van eiseres (werknemer).
1.1.
Met het besluit van 23 december 2022 heeft het UWV de loongerelateerde WGA-uitkering per 25 januari 2022 toegekend omdat werknemer 53,42% arbeidsongeschikt was.
1.2.
Met het bestreden besluit van 25 mei 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard omdat werknemer meer arbeidsongeschikt is (59,60% in plaats van 53,42%).
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld en haar beroep vervolgens meerdere keren aangevuld.
1.4.
Werknemer heeft eerst verklaard aan deze procedure deel te willen nemen als derde-partij. Later heeft werknemer laten weten dat hij niet meer bij de procedure wil worden betrokken. Hij heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met eiseres (zijn ex-werkgever). De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigden van eiseres van de medische stukken kennis mogen nemen.
1.5.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en aanvullende reacties.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 6 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
Vooraf
Relevante feiten en achtergrond
2. Werknemer werkte voor gemiddeld 32 uur per week als afbouwmedewerker bij eiseres toen hij zich op 28 januari 2020 ziekmeldde voor dit werk. Op 1 februari 2020 is werknemer uit dienst gegaan. Na het doorlopen van de wachttijd van 104 weken heeft hij een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering per 25 januari 2022 en dat heeft geleid tot de besluitvorming zoals die is vermeld in de inleiding van deze uitspraak.
Geen toestemming delen medische gegevens
3. De werknemer heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met eiseres. De rechtbank zal daarom in de uitspraak zo min mogelijk medische informatie opnemen.
Standpunten van partijen
4. Eiseres vindt dat het UWV het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Werknemer is volgens eiseres volledig en duurzaam arbeidsongeschikt en zou daarom een IVA-uitkering moeten krijgen. Het UWV is dat niet met haar eens. Eiseres en het UWV voeren de volgende argumenten aan ter onderbouwing van hun standpunten.
4.1.
Eiseres vindt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat de verzekeringsarts B&B een uitgebreid belastbaarheidsonderzoek had moeten doen op aangeven van de neuroloog. Ook de conclusies die de verzekeringsartsen hebben getrokken uit hun onderzoek, kloppen niet volgens eiseres. Verder stelt zij dat werknemer over zodanige kenmerken beschikt dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij werknemer in bepaald arbeid stelt (in de zin van artikel 9, aanhef en onder e, van het Schattingsbesluit [2] ), waardoor hij volledig arbeidsongeschikt is. Werknemer heeft namelijk behoefte om gedurende de dag te gaan liggen om zo verergering van zijn klachten te voorkomen. Die rustbehoefte zorgt ervoor dat werknemer minder inzetbaar is, en als niet aan de rustbehoefte wordt voldaan, dan valt werknemer uit. Deze rustbehoefte zorgt er volgens eiseres ook voor dat werknemer sterk wisselend belastbaar is (in de zin van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder d, van het Schattingsbesluit). Daarnaast vindt eiseres dat de verzekeringsartsen van het UWV de beperkingen van werknemer hebben onderschat. Dit blijkt uit het dagverhaal van werknemer, in combinatie met de beschikbare medische informatie en uit de rapportage van het UWV werkbedrijf. Er moet een verdergaande urenbeperking worden aangenomen en er hadden meer beperkingen moeten worden aangenomen vanwege de psychische en fysieke klachten van werknemer. In dit verband heeft de verzekeringsarts van het UWV ook onvoldoende rekening gehouden met een specifieke diagnose waar de neuroloog over heeft geschreven. Omdat werknemer meer beperkt is, kan hij de geselecteerde functies niet uitvoeren. De duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid wordt volgens eiseres door de verzekeringsarts erkent omdat in het rapport van de verzekeringsarts staat geschreven dat de medische situatie naar verwachting niet in belangrijke mate zal veranderen. Tot slot wijst eiseres op de IVA-uitkering die werknemer ontvangt sinds 24 mei 2023. In wezen was tijdens die beoordeling sprake van dezelfde klachten als tijdens de beoordeling van deze zaak. Dit betekent dus dat werknemer ook op de datum in geding sterk wisselend belastbaar was. Eiseres verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen.
4.2.
Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van werkgever bepaald per 25 januari 2022 (datum in geding). Het UWV ziet geen aanleiding voor het oordeel dat werknemer over zodanige kenmerken beschikt dat in redelijkheid niet van een werkgever kan worden verwacht dat hij werknemer in arbeid stelt. Ook is er geen aanleiding voor het oordeel dat werknemer geen benutbare mogelijkheden had wegens sterk wisselende belastbaarheid. Daar heeft het UWV een arbeidsongeschiktheidspercentage berekend en besloten dat werknemer op de datum in geding voor 59,60% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts B&B van 21 maart 2022
.De belastbaarheid van werknemer is in bezwaar aangescherpt en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 maart 2022. De verzekeringsarts B&B heeft in beroep aanvullend gerapporteerd in de rapporten van 9 augustus 2022 en 21 juni 2023. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 9 mei 2022.

Beoordeling door de rechtbank

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat werknemer niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, maar 59,60% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
6. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Was het onderzoek zorgvuldig?
7. De eisen waaraan de besluitvorming van het UWV moet voldoen, vloeien voort uit Awb en het Schattingsbesluit. Rapporten van verzekeringsartsen moeten blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en moeten deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn. Als een rapport van een verzekeringsarts niet voldoet aan de kwaliteitseisen die in artikel 4 van het Schattingsbesluit zijn neergelegd, kan het bestreden besluit alleen al om die reden geen stand houden. Daar staat tegenover dat als eiseres vindt dat werknemer meer beperkt is dan door het UWV is aangenomen, eiseres dat ook moet toelichten en onderbouwen (met medische informatie). De enkele stelling dat werknemer meer beperkt is dan dat door het UWV is aangenomen, is onvoldoende.
7.1.
Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig is geweest. Daarbij is het volgende van belang.
7.2.
De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en heeft werknemer gezien op het spreekuur van 9 december 2021. Daar is een anamnese afgenomen inclusief dagverhaal. Ook heeft de verzekeringsarts werkneemster psychisch observerend en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts heeft zijn bevindingen vastgelegd in het rapport van 20 december 2021 en de FML van 10 december 2021.
7.3.
De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en van de bezwaargronden. Ook heeft de verzekeringsarts B&B eiser gezien op het spreekuur op maandag 21 maart 2022. Daarnaast heeft de verzekeringsarts B&B de brief van de neuroloog betrokken bij zij beoordeling. De verzekeringsarts B&B heeft zijn bevindingen neergelegd in de rapportage van 21 maart 2022. Ook heeft de verzekeringsarts B&B op deze datum een aangescherpte FML opgesteld. De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat de verzekeringsarts B&B aanvullend onderzoek had moeten verrichten zoals eiseres stelt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts B&B, zoals blijkt uit vaste rechtspraak, in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel tenzij sprake is van een uitzonderingssituatie. [3] Een dergelijke uitzonderingssituatie is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde en ook eiseres heeft verder niet toegelicht waarom het eigen onderzoek van de verzekeringsarts B&B onvoldoende zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies van de rapportages logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.
Hebben partijen in voldoende mate de gelegenheid gehad om bewijsmateriaal aan te dragen?
8. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om bewijsmateriaal aan te dragen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is geweest. Eiseres heeft haar standpunten kunnen onderbouwen met informatie van de behandelaars van werknemer waarvan haar gemachtigden kennis mochten nemen. Eiseres heeft in beroep ook niet (overtuigend) gesteld dat zij in bewijsnood heeft verkeerd. Dat eiseres zelf geen deskundige kan benoemen omdat er sprake zou zijn van een moreel of ethische grens waar zij niet overheen wil gaan, ziet de rechtbank in dit concrete geval anders. De gemachtigden van eiseres hebben meermaals contact gehad met werknemer. Daarbij hebben zij ook meermaals geïnformeerd naar de huidige gezondheidssituatie van werknemer en hij heeft hen van informatie (willen) voorzien. Een op verzoek van eiseres uitgevoerd deskundigenonderzoek was overigens in dit geval ook niet in het nadeel van werknemer geweest, nu wat eiseres in deze procedure nastreeft – de toekenning van een IVA-uitkering aan werknemer per de datum in geding – ook voor werknemer gunstig is.
Is het bestreden besluit inhoudelijk juist?
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat het UWV de belastbaarheid van werknemer onjuist heeft ingeschat. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
9.1.
Het UWV is ermee bekend dat werknemer diverse lichamelijke en psychische klachten heeft. Dit blijkt uit de rapportage van de verzekeringsartsen. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 21 juni 2023 gemotiveerd waarom het ziektebeeld van werknemer geen aanleiding is voor de conclusie dat van een werkgever in redelijkheid niet verwacht kan worden hem in bepaalde arbeid te werk te stellen. De rechtbank overweegt hierbij dat het vaste rechtspraak is dat hierbij andere aspecten moeten spelen dan de aspecten die in aanmerking worden genomen bij de vraag naar de passendheid van geselecteerde functies in medisch en arbeidsdeskundig opzicht. [4] De kenmerken van werknemer die eiseres noemt, bijvoorbeeld de rustbehoefte en het krijgen van crisissen, zijn aspecten die de verzekeringsarts B&B heeft betrokken bij het opstellen van de FML en waarmee de arbeidsdeskundige B&B dus rekening heeft gehouden bij het selecteren van de functies. Er is dus geen sprake van een schending van artikel 9, aanhef en onder e, van het Schattingsbesluit.
9.2.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts B&B terecht tot de conclusie is gekomen dat er geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden door sterk wisselende belastbaarheid (in de zin van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder d, van het Schattingsbesluit). De periodes waarin werknemer niet belastbaar zou kunnen zijn vanwege zijn ziektebeeld zijn namelijk niet lang genoeg om te kunnen spreken van sterk wisselende belastbaarheid in de zin van het Schattingsbesluit.
9.3.
De verzekeringsarts B&B heeft verder rekening gehouden met het ziektebeeld van eiser door beperkingen aan te nemen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Er is bijvoorbeeld een forse urenbeperking opgenomen en werknemer werd beperkt bevonden op het aspect van samenwerken en omgaan met conflict. Verdergaande beperkingen zijn volgens de verzekeringsartsen niet nodig. De verzekeringsarts B&B heeft duidelijk gemotiveerd waarom het bericht van de neuroloog geen aanleiding was om verdergaande psychische beperkingen aan te nemen. Eiser heeft niet met medische informatie aannemelijk gemaakt dat er meer beperkingen zouden moeten gelden. De medische gegevens die eiser heeft overgelegd, bevatten namelijk geen informatie die nieuw is. Dat werknemer in een relatief korte periode meerdere baantjes heeft gehad, is onvoldoende voor het oordeel dat er toen al sprake was van een bepaalde psychische aandoening. Ook het verslag van de jobcoach, waarin wordt geschreven dat het met werknemer niet zo goed gaat, is geen aanleiding voor de rechtbank om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts B&B. Het is namelijk onduidelijk welke beperkingen zouden blijken uit het verslag van de jobcoach en daarnaast is een jobcoach geen deskundige die beperkingen kan duiden zoals een verzekeringsarts dat kan. Tot slot volgt de rechtbank eiseres ook niet in haar standpunt dat de beperkingen die ertoe hebben geleid dat werknemer per 24 mei 2023 een IVA-uitkering kreeg, ook aanwezig waren op de datum in geding. Uit de rapporten van de verzekeringsarts van het UWV blijkt namelijk dat de situatie van werknemer sinds de datum in geding is veranderd. De verzekeringsarts heeft per 24 mei 2023 een situatie van geen benutbare mogelijkheden aangenomen omdat werknemer in mei 2023 in het ziekenhuis was opgenomen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts ook meer beperkingen aangenomen waarbij hij heeft toegelicht dat deze het gevolg waren van restklachten en het onvermogen daarmee om te gaan na de ziekenhuisopname. Deze beperkingen deden zich dus nog niet voor op de datum in geding (25 januari 2022).
9.4.
Eiseres heeft de rechtbank verzocht een deskundige te benoemen om zo de klachten en de onderling versterkende werking daarvan middels een medische expertise te doen vaststellen. Omdat er geen twijfel bestaat aan de medische grondslag van het bestreden besluit, ziet de rechtbank geen aanleiding een onafhankelijk deskundige te benoemen. Eiseres uit nog wel haar twijfel over het onderzoek van verzekeringsarts Eisinger. Dat rapport ligt ten grondslag aan de toekenning van de IVA-uitkering (per 24 mei 2023) en is niet iets waarover de rechtbank in deze zaak haar oordeel kan geven. Eiseres heeft verder de noodzaak van het benoemen van een deskundige ook niet onderbouwd.
De arbeidskundige beoordeling
10. Uitgaand van de juistheid van de FML die op 21 maart 2022 is opgesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de geselecteerde voorbeeldfuncties de belastbaarheid van werknemer overschrijden. De zogeheten signaleringen zijn door de arbeidsdeskundige B&B van een toelichting voorzien. Omdat de arbeidsdeskundigen van het UWV de geschiktheid van de geduide functies ook logisch en inzichtelijk hebben gemotiveerd, heeft de rechtbank geen reden om aan de geschiktheid daarvan te twijfelen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Wintjes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2024.
griffier
rechter
Een kopie van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.WGA staat voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
3.Zie bijvoorbeeld: CRvB van 20 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI4863
4.Zie bijvoorbeeld: CRvB 9 oktober 1998, ECLI:NL:CRVB:1998:AA8687 en CRvB 28 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3892.