3.1.Indien en voor zover de heffingsambtenaar aan de rechtbank het verzoek heeft gedaan om de nadere stukken van eiseres buiten beschouwing te laten, passeert de rechtbank dat verzoek. Het gaat namelijk om stukken die in dit geval naar aard en omvang beperkt zijn en ook inhoudelijk niet complex zijn. Dat er in de matrix van eiseres nieuwe referenties zijn opgenomen volgens de heffingsambtenaar doet daar niet aan af. De heffingsambtenaar heeft ook niet toegelicht waarom de tijd die tussen de ontvangst van de stukken en de zitting resteerde onvoldoende was om de stukken inhoudelijk te beoordelen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de heffingsambtenaar ter zake deskundig wordt geacht en daarom, zonder nadere toelichting, niet valt in te zien waarom de heffingsambtenaar niet voldoende tijd heeft gehad om inhoudelijk op deze stukken te kunnen reageren.
4. Partijen zijn het niet eens over de (WOZ-)waarde van de woning voor het kalenderjaar 2021. De waardepeildatum is 1 januari 2020.
5. De rechtbank oordeelt in deze uitspraak dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. Het beroep van eiseres is daarom gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning onderbouwd met een waarderapport. Met dit waarderapport, opgesteld door taxateur V.A. Smits, is de woning getaxeerd op € 717.000. Eiseres bepleit een waarde van € 620.000 en verwijst ter onderbouwing van deze waarde naar de door haar ingediende matrix.
7. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld (bewijslast). Bij de beoordeling of de heffingsambtenaar in die bewijslast is geslaagd, betrekt de rechtbank ook wat eiseres hierover heeft aangevoerd.
8. Eiseres heeft de objectafbakening van de woning niet bestreden. Van een onjuiste objectafbakening is de rechtbank ook niet gebleken. De rechtbank gaat daarom uit van de gebruikte objectkenmerken in het waarderapport van de heffingsambtenaar.
9. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning onderbouwd met een waarderapport. In dit waarderapport wordt de waarde van de woning onderbouwd met drie vergelijkingsobjecten, namelijk de [adres] , [adres] en [adres] , alle gelegen in Waalre . De vergelijkingsobjecten zijn alle vrijstaande woningen die in dezelfde wijk als de woning liggen. De vergelijkingsobjecten zijn verkocht binnen een jaar van de waardepeildatum en de verkoopprijzen zijn geïndexeerd naar de waardepeildatum. De vergelijkingsobjecten hoeven niet identiek aan de woning te zijn. De vergelijkingsobjecten hebben een bouwjaar die voldoende bij elkaar in de buurt liggen. De ligging is goed vergelijkbaar en de inhoud is min of meer vergelijkbaar. De woning is voor kwaliteit, onderhoud en doelmatigheid als ondergemiddeld (2) gewaardeerd en voor uitstraling en voorzieningen als gemiddeld (3), terwijl alle vergelijkingsobjecten voor kwaliteit, onderhoud en voorzieningen als bovengemiddeld (4) en voor uitstraling en doelmatigheid als gemiddeld (3) zijn gewaardeerd. Met deze verschillen is in de matrix rekening gehouden. Dit heeft tot gevolg gehad dat de taxateur een m3-prijs van € 412 voor de woning heeft gehanteerd. De woning heeft een groter perceeloppervlakte dan de vergelijkingsobjecten, maar daarmee heeft de taxateur rekening gehouden. De taxateur van de heffingsambtenaar heeft de grondwaarde namelijk vastgesteld aan de hand van de grondstaffelmethode, waarbij naarmate de grondoppervlakte groter is, de prijs per m2 lager wordt. Daarbij is gebruik gemaakt van eenzelfde grondstaffel. Daaruit zijn de verschillen in grondwaarden goed af te leiden. De rechtbank is van oordeel dat de waardebepaling van de heffingsambtenaar in zoverre niet op onjuiste uitgangspunten berust.
10. Eiseres plaatst kanttekeningen bij de waardeonderbouwing van de heffingsambtenaar. Zij stelt dat de heffingsambtenaar niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe er gecorrigeerd is voor de verschillen in de KOUDV-factoren. Daarbij stelt zij dat wanneer er wordt vergeleken met referenties met vergelijkbare KOUDV-factoren, dit tot een andere waarde leidt. Desgevraagd heeft de heffingsambtenaar ter zitting medegedeeld dat hij niet kan aangeven met welke percentages er is gecorrigeerd in de matrix. Dit staat niet vermeld in het waarderapport. De heffingsambtenaar stelt wel dat op basis van de correcties er op de m3-prijs in totaal met ongeveer 35% is gecorrigeerd. De rechtbank oordeelt dat nu de heffingsambtenaar niet heeft kunnen toelichten welke correctiefactor hij bij de verschillende KOUDV-factoren heeft toegepast, het niet inzichtelijk is hoe de verschillen in deze kwalificaties doorwerken in de waardebepaling van de woning. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de heffingsambtenaar ter zitting heeft verklaard dat de correctiefactoren verschillen per gemeente en per gebied. Hierdoor is niet controleerbaar hoe voor de onderlinge verschillen is gecorrigeerd.
11. Voorgaande overweging leidt de rechtbank tot de conclusie dat de heffingsambtenaar met het door hem overgelegde waarderapport niet in de op hem rustende bewijslast is geslaagd.
De door eiseres bepleite waarde
12. Eiseres heeft een matrix ingebracht waarin de bepleite waarde van € 620.000 wordt onderbouwd met drie vrijstaande woningen, te weten [adres] , [adres] en [adres] , alle in Waalre , die zijn verkocht binnen een jaar van de waardepeildatum. De vergelijkingsobjecten hoeven niet identiek aan de woning te zijn. Eiseres heeft met haar waardematrix onderbouwd dat de referenties goed vergelijkbaar zijn wat betreft inhoud, omvang en bouwjaar. De transactieprijzen zijn door eiseres geïndexeerd naar de waardepeildatum. Eiseres heeft inzichtelijk gecorrigeerd voor de verschillen in KOUDV-factoren. Dit alles is meegenomen in de door eiseres gehanteerde m2 -prijs van € 263 voor de woning. Verder heeft eiseres ter zitting een nadere toelichting op haar matrix gegeven.
13. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met de overgelegde matrix de door haar bepleite waarde voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De heffingsambtenaar heeft de matrix niet betwist. Hij heeft enkel aangegeven dat hij hierop niet kan reageren wegens de late indiening van deze matrix. Hij heeft de juistheid van de matrix echter niet bestreden. Evenmin heeft de heffingsambtenaar aangevoerd dat de matrix niet is onderbouwd of dat degene die de matrix heeft opgesteld niet ter zake deskundig is. Bij gebreke aan een betwisting van de heffingsambtenaar, terwijl eiseres voldoende heeft onderbouwd hoe zij tot haar waarde is gekomen, kan de rechtbank eiseres volgen in de door haar bepleite waarde.
14. De rechtbank ziet aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.060 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 310 voor de proceshandeling in bezwaar en € 875 voor de proceshandelingen in beroep en een wegingsfactor 1).