ECLI:NL:RBOBR:2024:3053
Rechtbank Oost-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslagen parkeerbelasting en de toepassing van coulance in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 april 2024 uitspraak gedaan over twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan eiser zijn opgelegd. Eiser, die een parkeervergunning heeft voor zijn eigen auto, had in korte tijd zijn voertuig twee keer naar de garage gebracht en had telkens een huurauto. Hij had de eerste huurauto op zijn vergunning gezet, maar bij het terugregistreren van zijn eigen auto ging er iets mis, wat resulteerde in twee naheffingsaanslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige rechtspraak geen ruimte biedt voor coulance in dergelijke gevallen. Eiser heeft aangegeven dat hij niet wil wachten op de beantwoording van prejudiciële vragen die de rechtbank aan de Hoge Raad heeft gesteld over de mogelijkheid van maatwerk in belastingzaken. Hij berust in de uitspraak van de rechtbank, die zijn beroep ongegrond verklaarde.
De rechtbank heeft de feiten van de zaak uiteengezet, waaronder de data waarop de naheffingsaanslagen zijn opgelegd en de omstandigheden waaronder eiser zijn parkeerbelasting niet heeft voldaan. De rechtbank heeft overwogen dat parkeerbelasting een objectieve belasting is en dat er in de regel geen ruimte is voor persoonlijke omstandigheden, tenzij er sprake is van overmacht. Eiser heeft op de zitting verklaard dat er in zijn geval geen noodsituatie was die hem verhinderde om parkeergeld te betalen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslagen terecht heeft gehandhaafd en dat er geen aanleiding is voor coulance. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op hun recht om in hoger beroep te gaan.