ECLI:NL:RBOBR:2024:2539

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
01-247301-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en poging zware mishandeling met vrijspraak poging doodslag

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 september 2023 in Helmond, door middel van geweld, de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De aangeefster heeft verklaard dat zij door de verdachte werd mishandeld en dat hij haar tegen haar wil heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen van de verdachte op de aangeefster. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzet had op de dood van de aangeefster. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft een contactverbod en een locatieverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.247301.23
Datum uitspraak: 14 juni 2024.
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1979] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Sittard.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 december 2023, 12 maart 2024 en 31 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 november 2023.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 12 maart 2024 is aangepast, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 20 september 2023 te Helmond, in elk geval in Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zich laten pijpen door die [slachtoffer] en/of
- het likken van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- het op de mond zoenen van die [slachtoffer] ,
waarbij het geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of bestond(en) uit onder meer, nadat hij, verdachte, die [slachtoffer] zwaar had mishandeld en/of die [slachtoffer] daardoor zwaar lichamelijk letsel had opgelopen,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: ‘sta op en ga op bed liggen’ en/of ‘trek je kleren uit’ en/of ‘je moet mij pijpen’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het voorbijgaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer] inhoudende dat zij geen seksueel contact met hem, verdachte, wilde;
T.a.v. feit 2
hij op of omstreeks 20 september 2023 te Helmond, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen de hals/nek heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 september 2023 te Helmond, in elk geval in Nederland,
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of een gaatje in de luchtpijp,
heeft toegebracht door
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen de hals/nek te schoppen en/of trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 september 2023 te Helmond, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen de hals/nek heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar zijn schriftelijke requisitoir, op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en dat deze steun vindt in de camerabeelden, het bij haar geconstateerde letsel en het tapgesprek tussen verdachte en aangeefster.
Voor feit 2 heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd van de ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangeefster heeft gehad. Wel kan worden vastgesteld dat het handelen van verdachte tot zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster heeft geleid, gelet op de aard van het totaal opgelopen letsel en de noodzaak tot medisch ingrijpen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig haar overgelegde schriftelijke pleitnota – vrijspraak van beide feiten bepleit, omdat moet worden getwijfeld aan de juistheid van de verklaring van aangeefster.
Subsidiair heeft de raadsvrouw – mocht de rechtbank wel uitgaan van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster – met betrekking tot feit 1 partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van ‘
het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ’. Ook ten aanzien van de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling heeft zij vrijspraak bepleit, omdat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de kwalificatie van de onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Feit 2 primair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op basis van de beschikbare stukken en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld, niet is komen vast te staan dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangeefster heeft gehad, zodat verdachte van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Feit 2 subsidiair
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het letsel, zoals dat uit de medische verklaring van 21 september 2023 is gebleken, niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de aard van het letsel, de aard van het medisch ingrijpen en de verwachting ten aanzien van het herstel van het letsel. Hoewel sprake is geweest van fors letsel, waaronder een gebroken oogkas, leidt dat echter niet zonder meer tot de conclusie dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel (vgl. ECLI:NL:HR:2018:1051 en ECLI:NL:HR:2020:1969). Aangeefster heeft zich op 20 september 2023 in de avond gemeld bij de spoedeisende hulp en is diezelfde dag uit het ziekenhuis ontslagen. De dag daarna
– 21 september 2023 – heeft zij zich opnieuw gemeld bij het ziekenhuis en is zij ter observatie opgenomen in het ziekenhuis. De volgende dag werd zij weer ontslagen, omdat het emfyseem was afgenomen en er geen sprake was van respiratoire klachten. Uit de medische informatie gevoegd bij de vordering benadeelde partij blijkt bovendien dat het emfyseem bij een controle op 28 september 2023 was verdwenen en dat volledige genezing te verwachten was binnen twee weken. Ook is operatief medisch ingrijpen niet nodig geweest.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte tevens vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.

De bewijsmiddelen

Ten aanzien van feit 1 en feit 2 meer subsidiair
1. Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de door aangeefster [slachtoffer] ter plaatse afgelegde verklaring d.d. 27 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 17 t/m 24):
Op 20 september 2023 waren wij omstreeks 21:13 uur ter zaken een melding omtrent mishandeling bij de huisartsenpost gevestigd in de spoedeisende hulp van het Elkerliek ziekenhuis te Helmond. In de behandelkamer zagen wij een vrouw welke zich bekend maakte als het hieronder nader genoemde [slachtoffer] . Wij zagen dat [slachtoffer] letsel had in haar gezicht. Wij zagen dat haar gezicht helemaal rood was. Wij zagen dat haar rechter oog ernstig opgezwollen was. Wij zagen dat haar linker oog iets minder, maar nog steeds fors gezwollen was. Ook zagen wij dat er meerdere rode vlekken op haar hals, kin en wangen zaten.
2) Een proces-verbaal van een informatief gesprek met [slachtoffer]
d.d. 21 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 25 t/m 27):
Op 21 september 2023, hielden wij een informatief gesprek met [slachtoffer] . Zij vertelde ons het volgende:
Op woensdag 20 september 2023 was ze omstreeks 16.00 uur bij [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ). Op een gegeven moment zei [slachtoffer] dat ze op tijd naar huis wilde gaan. Toen ze in de hal bukte om haar schoenen aan te doen, kreeg ze een harde schop tegen haar gezicht en viel ze achterover op de grond. Hier kreeg [slachtoffer] nog meerdere trappen tegen haar gezicht van [verdachte] . Hij zei daarna tegen haar dat ze zichzelf moest uitkleden. Ze heeft [verdachte] gepijpt, [verdachte] heeft [slachtoffer] gebeft, vaginaal gepenetreerd, gekust op haar mond, wangen en borst.
3) Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 22 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 28 t/m 38):
We zijn naar zijn huis gegaan in Helmond. We waren daar tussen 15.00 uur en 16.00 uur.
(…)
Ik keek toen even naar mijn schoen en kreeg ik de eerste schop. Dit was denk ik ook meteen tegen mijn oogkas aan want toen plofte meteen mijn oog zo dik. Ik ben toen omgevallen en toen zei ik 'Doe nou niet zo'. Hij heeft toen van alles geroepen, maar ik weet niet wat. Hij is mij in de tussentijd blijven trappen. De eerste keer wist ik niet dat hij mij ging trappen, maar nu kon ik me wel verweren.
Nadat ik meerdere trappen kreeg, moest ik van hem opstaan en op bed gaan liggen. Hij wilde dat ik hem pijpte. Ik heb toen aangegeven dat ik daar niet toe in staat was en sowieso dat ik niet wilde. Ik heb toen wel gezegd van dat ik deed wat hij wilde, maar dat ik niet achterstond wat hij deed en dat ik angsten uitstraalde. Toen is hij boven op mij gaan hangen in standje 69. Toen heb ik ook aangegeven dat ik pijn had en dat ik het niet wilde. En vervolgens toen zijn piemel hard was heeft hij seks gehad met mij tegen mijn zin in. Tijdens de seks heeft hij ook nog met zijn mond aan mijn linker tepel gezeten en heeft mij een kus op mijn mond gegeven.
(…)
Ik weet niet of hij ook met zijn vingers in mijn vagina is geweest, maar wel met zijn mond. Dit duurde ongeveer 2 minuten. Hierna heeft [verdachte] weer hetzelfde gedaan, dus dat mijn benen om zijn nek zaten en toen heeft hij harde stoten gegeven en nu wel dat zijn piemel in mijn vagina zat. Dit waren overdreven stoten, echt met woede.
4) Een proces-verbaal van forensisch onderzoek aan een persoon, te weten [slachtoffer] d.d. 24 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 42 t/m 51):
Tijdens dit forensisch medisch onderzoek (FMO) werden door forensisch artsdr. M. Bakkeren zedenbemonsteringen afgenomen bij [slachtoffer] . Deze bemonsteringen werden in de zedenkit voorzien van SIN ZAAE5645NL verpakt en verzegeld.
5) Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende DNA-onderzoek d.d. 2 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 82 t/m 89):
*In de onderzoeksrapportage behorende bij de onderzoeksset zedendelicten worden nummers 5, 6, 7 en 8 niet vermeld. In deze onderzoeksrapportage is wel aangegeven dat de borsten van het slachtoffer zijn bemonsterd. Mogelijk betreffen bemonsteringen 5, 6, 7 en 8 de bemonsteringen van de borsten.
ZAAE5645NL#01 bemonstering 5
Voor deze bemonstering is de bewijskracht ten aanzien van verdachte [verdachte] berekend. Hierbij is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee personen. Tevens is aangenomen dat [slachtoffer] één van de donoren is. DNA-mengprofiel ZAAE5645NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [slachtoffer] en verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon.
ZAAE5645NL#03 (9 buitenste schaamlippen)
Voor deze bemonstering is de bewijskracht ten aanzien van verdachte [verdachte] berekend. Hierbij is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee personen. Tevens is aangenomen dat [slachtoffer] één van de donoren is. DNA-mengprofiel ZAAE5645NL#03 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [slachtoffer] en verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon.
- aanwijzing speeksel? ja
- aanwijzing spermavloeistof? ja
6) Een geschrift, te weten een medische verklaring, d.d. 21 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 115 t/m 119):
[slachtoffer]
Verslag: fractuur van de lamina papyratia L orbital met bulging van
orbita vet in het cavum nasi, oogspieren lijken niet beklemd.
Mogelijk kleine fractuur van de orbita bodem mediaal van de for infra
orbitale maar dat kan ok partial volume effect zijn, geen bulging in.
Uitgebreid emfyseem hals en gelaat, gedeeltelijk door neus snuiten, gedeeltelijk door trachea letsel.
Nu fors sc emfyseem en pneumomediast DD bij trachealetsel (bij larynx mogelijk letsel te zien).
Opname ter observatie subcutaan emfyseem.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het vrijspraakverweer overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Voor een bewezenverklaring van verkrachting moet de rechtbank vaststellen dat sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 Sr. Van dwingen is sprake wanneer het slachtoffer toelaat wat zij zonder dwang niet zou hebben toegelaten. Van dwang kan slechts sprake zijn indien de verdachte opzettelijk veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil ondergaat.
De omstandigheden op basis waarvan de rechtbank moet beoordelen of sprake is van dwang moeten volgen uit de zich in het dossier bevindende stukken. Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het feit dat zij zich voordoen in een situatie waarbij slechts twee personen betrokken zijn: een verondersteld slachtoffer en een veronderstelde dader. In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de zogenaamde bewijsminimumregel opgenomen. Deze regel houdt in dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige (het veronderstelde slachtoffer). De Hoge Raad heeft het belang van deze bepaling bij herhaling onderstreept door te overwegen, dat deze strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank zal eerst stilstaan bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en zal daarna ingaan op het steunbewijs. Vervolgens zal de rechtbank stilstaan bij de verklaringen van verdachte, om daarna haar conclusie te trekken.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
In strafzaken geldt als uitgangspunt dat aangiftes en andere verklaringen kritisch en zorgvuldig moeten worden bezien. Verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid.
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster en verdachte waren op 20 september 2023 vanaf ongeveer 15:00 uur in de woning van de verdachte, waar de verkrachting zou hebben plaatsgevonden. Omstreeks 21:00 uur heeft aangeefster zich bij het Elkerliek ziekenhuis in Helmond gemeld. Aangeefster verklaarde daar vrijwel direct aan zowel de huisarts als de op de melding reagerende opsporingsambtenaren dat verdachte haar had mishandeld en dat zij onder dwang seks met hem had gehad. In haar later afgelegde verklaringen verklaarde zij op essentiële onderdelen gelijkluidend. Tevens gaf zij verdere details over hoe de verkrachting en mishandeling precies hadden plaatsgevonden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat aangeefster telkens authentiek en in de kern consistent en gedetailleerd over het tenlastegelegde heeft verklaard. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster dan ook zonder meer betrouwbaar.
Steunbewijs
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of er voldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van aangeefster. Op camerabeelden van het ziekenhuis is te zien dat aangeefster bij aankomst direct uit de auto van verdachte stapte en richting de ingang van het ziekenhuis rende. In het dossier bevindt zich verder een proces-verbaal van bevindingen waarin de ter plaatse gekomen verbalisanten beschrijven dat zij zagen dat aangeefster letsel had in haar gezicht, te weten een gezwollen linker- en rechteroog. Ook zagen zij dat aangeefster rode vlekken had op haar hals, kin en wangen. Het op de genomen foto’s zichtbare en uit medische verklaringen blijkende letsel past bij de feiten, zoals door aangeefster beschreven. Daarnaast is uit de resultaten van het forensisch onderzoek gebleken dat het DNA van verdachte is aangetroffen op de buitenste schaamlippen en vermoedelijk de borsten van aangeefster. Bovenstaande biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun aan de door aangeefster bij de politie en rechter-commissaris afgelegde verklaringen.
Verklaringen van verdachte
Verdachte heeft in eerste instantie ontkend dat hij op 20 september 2023 seks met aangeefster heeft gehad. Verdachte heeft vervolgens in een latere verklaring, nádat de resultaten van het DNA-onderzoek bekend waren en hij tijdens zijn verhoor ermee geconfronteerd werd dat er DNA van hem bij aangeefster was gevonden, verklaard dat er wél seks had plaatsgevonden, maar dat dit vrijwillig was. Hij verklaarde over “voorspel” waarbij hij de tepels en vagina van aangeefster zou hebben afgelikt. Tijdens de terechtzitting – als hem voorgehouden wordt dat er ook aanwijzingen van spermavloeistof bij de buitenste schaamlippen van aangeefster zijn aangetroffen – heeft de verdachte zijn verklaring opnieuw gewijzigd. Uit het tapgesprek dat tussen verdachte en aangeefster vanuit de penitentiaire inrichting heeft plaatsgevonden, komt verder naar voren dat aangeefster verdachte confronteert met de beschuldigingen. Opmerkelijk is dat verdachte deze beschuldigingen in dit gesprek niet ontkent. Dat verdachte niet zou hebben gereageerd op de door aangeefster geuite beschuldigingen, omdat hij daardoor overweldigd was, acht de rechtbank niet aannemelijk. Hij zat op dat moment immers al in voorlopige hechtenis en wist dus al van de door haar tegen hen gedane beschuldigingen.
Daarnaast geldt dat de rechtbank het door verdachte geschetste alternatieve scenario ongeloofwaardig acht. Dit baseert de rechtbank op het volgende. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat aangeefster op een gegeven moment de badkamer in ging en dat zij daarna met een gezwollen oog terug kwam. Zij zou zich aan een kastje of de wasbak hebben gestoten. Hij heeft naar eigen zeggen geen ander letsel bij haar waargenomen. In een latere verklaring verklaart hij echter dat zij was gevallen in de badkamer. Daar komt bij dat de rechtbank het volstrekt onaannemelijk acht dat het bij aangeefster geconstateerde letsel, waaronder een oogkasfractuur, een uitgebreid emfyseem in de hals en gelaat, veroorzaakt zou zijn door een enkele stoot of val in de badkamer. Dit soort letsel past daarentegen veel meer bij een mishandeling, zoals die volgens aangeefster heeft plaatsgevonden, namelijk het krijgen van meerdere trappen tegen het gezicht en de hals/nek.
De rechtbank stelt daarmee vast dat verdachte telkens wisselende en niet geloofwaardige verklaringen heeft afgelegd. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank in ernstige mate afbreuk aan de geloofwaardigheid van de door hem ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij aangeefster vrijwillig heeft gevingerd, op de vagina en borst heeft gelikt en haar niet heeft mishandeld.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien concludeert de rechtbank dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. Die verklaring vindt bovendien steun in het overige bewijsmateriaal. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan door aangeefster met geweld ertoe te hebben gedwongen hem te pijpen, waarbij hij met zijn penis haar tegen haar wil in haar vagina heeft gepenetreerd, heeft gelikt op de borst en op haar mond heeft gezoend. Waarbij de dwang er mede in heeft bestaan dat de verdachte aangeefster eerst heeft mishandeld en haar vervolgens heeft opgedragen op het bed te gaan liggen, haar kleren uit te trekken en hem te pijpen. Daarnaast heeft hij gepoogd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door meermaals met kracht tegen haar gezicht en hals/nek te schoppen/trappen.

De bewezenverklaring

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1
op 20 september 2023 te Helmond,
door geweld
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het zich laten pijpen door die [slachtoffer] en
- het likken van de borst(en) van die [slachtoffer] en
- het op de mond zoenen van die [slachtoffer] ,
waarbij het geweld bestond uit, nadat hij, verdachte, die [slachtoffer] had mishandeld en die [slachtoffer] daardoor lichamelijk letsel had opgelopen,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: ‘sta op en ga op bed liggen’ en ‘trek je kleren uit’ en ‘je moet mij pijpen’, en
- het voorbijgaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer] inhoudende dat zij geen seksueel contact met hem, verdachte, wilde;
T.a.v. feit 2 meer subsidiair
op 20 september 2023 te Helmond,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het gezicht en tegen de hals/nek heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vijf jaren gevorderd, met aftrek van het voorarrest overeenkomstig artikel 27 Sr. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor een straal van honderd meter rondom haar woning in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, voor de duur van vijf jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten komen, bij enige aan verdachte op te leggen straf in de beoordeling aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten. Het verweten geweld kan niet los worden gezien van het dwangcomponent van de verkrachting. Om die reden zou een hogere gevangenisstraf dan 24 maanden niet passend en geboden zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. De oriëntatiepunten dienen als eerste vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten en oordeel over de op te leggen straf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting en mishandeling van aangeefster.
Aangeefster bevond zich in de woning van verdachte en wilde naar huis gaan. Op dat moment werd zij zonder enige aanleiding en onverhoeds door verdachte tegen het gezicht getrapt. Toen ze op de grond viel, kreeg ze nog meer trappen. Verdachte heeft haar zodanig mishandeld dat zij aanzienlijk lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het geweld dat de verdachte op aangeefster heeft toegepast, heeft zich duidelijk afgetekend op en in haar lichaam. Zij had fors opgezwollen ogen, een rood gezicht en rode vlekken op haar hals, kin en wangen. Later is ook gebleken dat zij een oogkasfractuur had opgelopen. Dat aangeefster niet meer letsel of ernstiger letsel heeft opgelopen is alleen te danken aan het feit dat zij haar hoofd na de eerste trap heeft beschermd met haar armen.
Verdachte heeft vervolgens aangeefster gedwongen seksuele handelingen te verrichten, waaronder hem te pijpen, ondanks dat aangeefster duidelijk aangaf dat ze dat niet wilde en door de verwondingen daartoe ook niet in staat was. Hierna heeft verdachte aangeefster gebeft, vaginaal gepenetreerd en op haar mond en borst gekust. Aangeefster liet dit toe, omdat ze bang was dat verdachte haar anders weer zou mishandelen.
Dit zijn zeer ernstige feiten die de rechtbank verdachte zwaar aanrekent. Met zijn handelen heeft verdachte een uiterst beangstigende situatie voor aangeefster gecreëerd, waarbij hij op ernstige en vernederende wijze haar lichamelijke en geestelijke integriteit heeft geschonden. Bij het verrichten van de seksuele handelingen heeft hij geen enkele acht geslagen op de fysieke pijn die hij daarvoor al bij haar had veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke ingrijpende feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Verdachte heeft zich hierbij louter en alleen laten leiden door zijn eigen lust- en behoeftebevrediging en heeft zich niet bekommerd om de wil en de gevoelens van aangeefster. De rechtbank merkt daarbij op dat de omstandigheden waaronder verdachte aangeefster heeft verkracht en mishandeld buitengewoon ingrijpend zijn. Uit de door aangeefster ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de impact van het incident op het leven van aangeefster enorm is. Aangeefster heeft psychisch leed ondervonden en ondervindt dat nog steeds door wat verdachte haar heeft aangedaan.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de weigerachtige houding van verdachte om medewerking te verlenen aan het opmaken van een rapport over zijn persoonlijkheid, terwijl daar, gelet op de ernstige misdrijven waarvoor hij terechtstaat, wel alle aanleiding toe bestond. De weigering van verdachte om aan het opmaken van een rapport mee te werken heeft als gevolg dat rapporteurs geen verantwoorde gedragskundige uitspraken kunnen doen over eventuele problemen of stoornissen op het seksuele vlak, de persoonlijkheid of over de agressie van verdachte. De rechtbank zal zich daarom een beeld van verdachte moeten vormen aan de hand van de wel in het strafdossier beschikbare gegevens, alsmede aan de hand van de houding van verdachte ter zitting. Wat betreft dit laatste heeft verdachte ter zitting met betrekking tot het tenlastegelegde geen openheid van zaken gegeven.
Verdachte is vol blijven houden dat hij geen seks met aangeefster heeft gehad en haar niet heeft mishandeld. Pas nadat de resultaten van het DNA-onderzoek bekend waren geworden, heeft verdachte verklaard dat er wél seks is geweest. Daarnaast heeft hij wisselende
verklaringen afgelegd en geprobeerd aangeefster in een dusdanige frame te plaatsen dat zij hem valselijk beschuldigt en onbetrouwbaar te achten is. Verdachte heeft daarmee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, alsmede geen blijk gegeven van enig probleeminzicht.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft verder in de strafrechtelijke documentatie van verdachte gezien dat verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De eerdere veroordelingen concentreren zich met name op delicten uit 2017, 2016 en 2013.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, alsmede gezien de oriëntatiepunten voor straftoemeting bij dit soort feiten, komt slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passende straf in aanmerking.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte gepleegde geweld niet alleen maar als onderdeel van de bewezenverklaarde verkrachting kan worden gezien en daarom uitsluitend het oriëntatiepunt voor verkrachting met geweld gevolgd zou moeten worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
De rechtbank legt een lichtere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Aangeefster heeft verzocht aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat hem wordt verboden contact met haar te hebben dan wel in de buurt van haar woning te komen. Gelet op het gedrag van verdachte jegens aangeefster en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, oordeelt de rechtbank dat er aanleiding bestaat om de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen in de zin van artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen:
- een contactverbod met [slachtoffer] , geboren op [1996] en
- een locatieverbod voor de woning van aangeefster, gelegen aan de [adres 2] .

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Inleiding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van €10.785,43 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
- post 1: ziekenhuis-/revalidatiedaggeldvergoeding: € 70,-;
- post 2: reiskosten: € 137,05;
- post 3: medische kosten: € 281,11;
- post 4: materiële kosten: € 297,27;
- post 5: smartengeld: € 10.000,00
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij zich gerefereerd aan de gevorderde posten met uitzondering van de daggeldvergoeding (die gehalveerd dient te worden), reiskosten, medische kosten en de stelpost ten aanzien van de kleding, omdat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. Verder heeft zij ten aanzien van de immateriële schade verzocht het toe te wijzen bedrag fors te matigen nu deze schade gelet op vergelijkbare zaken meer past bij letselcategorie 3, waar een bedrag van €5.000,00 bij hoort.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in haar vordering.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van €585,43 (posten 1, 2, 3 en 4 met uitzondering van de stelpost ten aanzien van de kleding) rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 en 2 meer subsidiair bewezen verklaarde feit. Deze schade komt dan ook voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van post 4 niet-ontvankelijk verklaren, voor het deel dat ziet op de stelpost ten aanzien van de kleding. Deze post betreft kleding die aangeefster droeg tijdens het incident. Zij heeft deze kleding (onbeschadigd) teruggekregen. De rechtbank acht het invoelbaar dat aangeefster deze kleding niet meer wil dragen en dat het negatieve associaties met zich meebrengt. Dit neemt echter niet weg dat er op dit punt formeel gezien geen schade is geleden door de benadeelde partij. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) naar billijkheid en gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare zaken wordt toegekend, vaststellen op €6.000,00 en de vordering voor dat deel toewijzen. Hierbij betrekt de rechtbank dat aangeefster door het handelen van verdachte weliswaar ernstig, maar geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daardoor past het toegebrachte letsel bij letselcategorie 3, waardoor het gevorderde bedrag ter hoogte van €10.000,00 gematigd dient te worden. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 september 2023.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente. Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 38v, 38w, 45, 57, 242, 302 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart
niet bewezenhetgeen verdachte onder feit 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en
spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
verkrachting.
Ten aanzien van feit 2 meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
 T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:
Een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:
  • Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 6.585,43 euro.
  • Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 67 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
  • Voormeld bedrag bestaat uit 585,43 euro materiële schade en 6.000,00 euro immateriële schade.
  • Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 6.585,43 euro, bestaande uit 585,43 euro materiële schade en 6.000,00 euro immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
 T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:
Een contactverbod voor de duur van 5 jaren.
Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 5 jaren op geen enkele wijze - - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken, of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1996] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden (180 dagen).
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
 T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:
Een gebiedsverbod voor de duur van 5 jaren.
Dit gebiedsverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 5 jaren zich niet bevindt in een straal van 100 meter rondom de woning van aangeefster, gelegen aan
[adres 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden (180 dagen).
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mr. W. Heijninck en mr. S.S. Arendse, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Durmuş, griffier,
en is uitgesproken op 14 juni 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, Team Zeden, BVH nummer PL2100-2023208384, afgesloten op 13 november 2023, doorgenummerde pagina’s: 1 tot en met 214.