ECLI:NL:HR:2020:1969

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
19/01763
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak over mishandeling met zwaar lichamelijk letsel door een vuistslag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1989, was beschuldigd van mishandeling, waarbij hij op 3 juni 2017 in Terneuzen een vriend met een vuist tegen het hoofd had geslagen. Dit leidde tot botbreuken in het neusbeen en de oogkas van het slachtoffer. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de definitie van zwaar lichamelijk letsel en oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd dat er daadwerkelijk sprake was van zwaar lichamelijk letsel, zoals bedoeld in artikel 300 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug voor herbehandeling.

De feiten van de zaak zijn als volgt: De verdachte en het slachtoffer waren op een avond uit geweest en na een incident met een derde, waarbij de verdachte deze derde met een vuistslag had neergeslagen, vroeg het slachtoffer aan de verdachte hoe hij dat had gedaan. De verdachte demonstreerde dit door het slachtoffer ook een vuistslag te geven, wat resulteerde in de verwondingen. Het hof had geoordeeld dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel, maar de Hoge Raad vond dat het hof niet voldoende had vastgesteld of er noodzaak was voor medisch ingrijpen en wat het uitzicht op herstel was. Dit leidde tot de vernietiging van de uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01763
Datum15 december 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 april 2019, nummer 20/001651-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat sprake was van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 300 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 3 juni 2017 te Terneuzen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen het hoofd te stompen, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten botbreuken in het neusbeen en een botbreuk in een oogkas, ten gevolge heeft gehad.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt - met weglating van voetnoten - op de volgende bewijsmiddelen:
“1. het proces-verbaal van aangifte, inhoudende, als de verklaring van [slachtoffer], aangever:
Op 2 juni 2017 was ik samen met een vriend, [verdachte], naar het uitgaansgebied van Terneuzen geweest. (...) Op 3 juni 2017, net na middennacht, liepen wij (...) een tunneltje door en dan kom je op het Huizingaplein. (...) Onder het tunneltje stond een groep van ongeveer 10 mensen. Zij hadden daar volgens mij een feestje. (...) Toen wij langs de groep liepen hoorde ik [verdachte] aan iemand vragen of zij vloeitjes hadden. Op dat moment kwam een jongen en deed agressief naar [verdachte] toe. [verdachte] werd toen ook agressief en begon in het Engels te praten. Ik weet dat wanneer [verdachte] agressief wordt dat hij dan Engels gaat praten. (...) Ik zag dat [verdachte] vervolgens met een gebalde vuist uithaalde naar de jongen en ik zag dat de jongen in een keer op de grond viel en niet meer bewoog. Volgens mij sloeg [verdachte] met zijn rechter hand. Het ging allemaal heel snel.
Na de klap trokken [verdachte] en ik ons meteen terug (...) en achter het 'Scheldetheater', in de Dijkstraat, vroeg ik aan [verdachte] hoe hij dat deed. Wat er daarna gebeurde weet ik niet meer. Het enige wat ik weet is dat ik midden in de Dijkstraat wakker werd. [verdachte] was toen bij mij en hij vertelde meteen aan mij dat hij voordeed hoe hij de andere jongen had geslagen. Hij vertelde mij dat ik te dichtbij stond en dat hij mij raakte. Ik vind het vreemd dat hij dit bij mij voordeed. Hier vroeg ik niet letterlijk om. Hier was ik heel duidelijk in.
Ik was helemaal de weg kwijt. Ik voelde op dat moment geen pijn, maar ik zag wel dat mijn armen en mijn gezicht onder het bloed zaten. Ik zag dat ik nergens wonden had en dacht dat ik alleen verwond was aan mijn gezicht. Ik dacht dat het wel mee viel en (...) dat ik alleen een bloedneus had gehad.
[verdachte] stelde voor om naar de stad te gaan om mijn gezicht te wassen. Wij zijn vervolgens naar café [A] gegaan. (...) Toen ik mijn gezicht aan het wassen was werd ik aangesproken door twee mannen. (...) Eén van de mannen bracht [verdachte] en mij vervolgens naar het ziekenhuis. Daar werd mijn wenkbrauw gehecht. Mijn lip en neus werden geplakt.
(...)
Op 9 juni 2017 ben ik naar het ziekenhuis geweest om een scan te maken van mijn hoofd. De uitslag heb ik inmiddels ontvangen. Mijn beide oogkassen zijn gebroken en mijn neus is op twee plaatsen gebroken.
De dag na het incident voelde ik de pijn pas. Ik heb veel pijn in mijn hoofd en vooral veel pijn aan mijn neus.
De dag na het incident heeft [verdachte] een aantal malen sorry gezegd tegen mij. Hij gaf toe dat hij mij had geslagen. Hij zei dat hij het voor deed maar dat ik te dicht bij hem stond. (...) Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Het proces-verbaal verhoor verdachte, inhoudende, als de verklaring van [verdachte], verdachte:
p. 8
O: = Opmerking verbalisant
V: = Vraag verbalisant
A: = Antwoord verdachte
p. 11
V: Op 2 juni 2017 was jij samen met [slachtoffer] op pad geweest. Wat is er die dag gebeurd?
A: Wij hadden op het strand gezeten in Terneuzen en hadden flink wat biertjes gedronken. (...) Wij dronken ongeveer 15 biertjes per persoon. Vroeg in de avond waren wij vanaf het strand naar de stad van Terneuzen toe gegaan. In de stad hadden wij biertjes gedronken en gezellig gehad. (...) Rond ongeveer middennacht (...) liepen wij naar huis. Bij het Huizingaplein liepen wij door een tunneltje. Daar zagen wij mensen die een feestje hadden. Wij hoorden muziek en er werd op straat gedronken. Wij hadden zin in een jointje en wij gingen aan de mensen daar om een lange vloei vragen. (...) Een jongen uit de groep kwam mijn kant op en daar kreeg ik ruzie mee. (...) Ik ben toen in het Engels tegen hem gaan praten. (...) en sloeg hem toen met mijn rechtervuist tegen zijn linker kaak. (...) Hij was in een keer 'knock out'. (...) [slachtoffer] en ik renden vervolgens weg. (...) richting de Korte Dijkstraat.
Daar gingen wij even wachten en kijken of wij niet achtervolgd werden. Wij hoorden ze nog wel, maar zagen ze niet. Op dat moment vroeg [slachtoffer] aan mij hoe ik dat deed. Ik hoorde hem zeggen: “Fucking wreed, hoe deed je dat nou”. Ik wilde het toen laten zien, maar wij stonden te dicht bij elkaar. Ik deed toen precies na wat ik bij die jongen deed. Ik sloeg hem met mijn rechtervuist tegen zijn hoofd. (...) Ik zag dat [slachtoffer] door de klap recht voorover viel. Ik zag dat hij op zijn gezicht viel. Ik raapte hem op en ik zag hij flink bloedde. Hij was zeker 10 tot 15 seconden buiten westen. (...) Toen [slachtoffer] bij kwam had ik hem opgeraapt en wilde met hem weg gaan. Ik had zijn arm over mijn nek heen gedaan en toen was ik richting de stad gelopen. (...) In de stad kwamen wij in [A] terecht. Een vreemde wilde ons toen naar de huisartsenpost brengen. Wij zijn hier op ingegaan. Bij de huisartsenpost werd [slachtoffer] gehecht aan zijn oog.
3. Een bescheid als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een door [betrokkene 1], forensisch geneeskundige ondertekende medische verklaring d.d. 26 juni 2017, inhoudende:
Op 3 juni 2017 was
NAAM: [slachtoffer]
GEB. DATUM: [geboortedatum] 1982
ADRES: [plaats]
als slachtoffer betrokken bij een gewelddadig incident.
Op basis van schriftelijke informatie-inwinning bij de behandelend geneeskundige(n) (KNO-arts [betrokkene 3] van het ziekenhuis Zeeuws-Vlaanderen), kan ik u over het daarbij opgelopen letsel het volgende melden.
Het bleek te gaan om meerdere botbreuken in het neusbeen (zonder verplaatsing of scheefstand), alsmede een botbreuk in de rechter oogkas. Ter verder onderzoek werd nog een CT-onderzoek verricht. Ook om hierop het vervolgbeleid te bepalen. Betrokkene koos er in het controletraject voor om geen hersteloperatie te ondergaan. (...)
Conclusie: botbreuken van de neus en de oogkas.
4. Een bescheid als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een door [betrokkene 2], KNO-arts ondertekende medische verklaring d.d. 12 juni 2017, gericht aan de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer], inhoudende:
Betreft: [slachtoffer] Geb. [geboortedatum]-1982 [plaats].
Uw cliënt werd op de polikliniek KNO gezien op 9-6-2017 en 12-6-2017.
KNO-onderzoek: RA; geen septumhematoom. Os nasale geen hematomen, discrete scheefstand R.
Aanvullend onderzoek: CT-sinus: meerdere fracturen os nasale. Ook orbitafractuur rechts.
Conclusie: Vermoeden herhaling neusfractuur na handgemeen. Bij controle bleek patiënt niet te wachten op eventuele reconstructieve chirurgie van de neus. Besproken werd een expectatief beleid.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder onder meer het volgende overwogen:
“Uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen volgt dat zeer korte tijd vóór de bewezen verklaarde mishandeling van aangever [slachtoffer] een geweldsincident heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en een derde, waarbij de verdachte die derde met één vuistslag tegen de kaak knock out had geslagen, waarbij die derde op de grond viel en niet meer bewoog. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat op de daartoe strekkende vraag van aangever [slachtoffer] (‘hoe deed je dat nou?’) door de verdachte een fysieke demonstratie is gegeven waarbij hij naar eigen zeggen precies heeft nagedaan wat hij bij die derde had gedaan: de verdachte heeft aangever met zijn vuist tegen het hoofd geslagen. Als gevolg daarvan is aangever [slachtoffer] voorover op zijn gezicht gevallen, is [slachtoffer] ook bewusteloos geweest en heeft hij zwaar lichamelijk letsel (fracturen van de neus met een scheefstand rechts en een fractuur van de oogkas) opgelopen.”
2.3
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Een veelvoorkomende categorie letsel betreft (bot)fracturen. Indien sprake is van een zodanige fractuur dat operatief ingrijpen van een zekere ernst is vereist, geldt in de regel dat die fractuur, vanwege onder meer de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen, zwaar lichamelijk letsel vormt. Overigens kan relevant medisch ingrijpen ook bestaan uit een andere medische behandeling dan operatief ingrijpen. Indien uit de bewijsvoering niets blijkt omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel zal dat aanleiding kunnen geven tot cassatie. (Vgl. HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.)
2.4
Uit de bewijsvoering blijkt dat het slachtoffer ten gevolge van de door de verdachte gegeven vuistslag tegen zijn hoofd botbreuken in zijn neusbeen en een botbreuk in zijn rechter oogkas heeft opgelopen. Hij is in het ziekenhuis onderzocht, zijn wenkbrauw is gehecht en hij heeft er in het controletraject voor gekozen om geen hersteloperatie te ondergaan. Het op deze omstandigheden gebaseerde oordeel van het hof dat zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 300 lid 2 Sr is toegebracht, is - mede gelet op wat hiervoor is vooropgesteld - niet toereikend gemotiveerd, nu ten aanzien van zowel de botbreuken in het neusbeen als de botbreuk in de oogkas nadere vaststellingen in het bijzonder over de noodzaak en de aard van medisch, al dan niet operatief ingrijpen en ook het uitzicht op herstel ontbreken.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 december 2020.