ECLI:NL:RBOBR:2024:2537

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
23/1210
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekken en vervangen van maatwerkvoorschriften voor mobiele puinbreker in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel, waarbij oude maatwerkvoorschriften voor het gebruik van een mobiele puinbreker zijn ingetrokken en nieuwe maatwerkvoorschriften zijn opgelegd. De zaak betreft de inrichting aan [adres] in [woonplaats], waar het breken van eigen beton gedurende maximaal 12 dagen per jaar is toegestaan. De rechtbank oordeelt dat het puin breken in strijd is met het bestemmingsplan en dat de belangenafweging door het college onvoldoende is geweest. De rechtbank stelt vast dat de geluidsbelasting van het puinbreken niet adequaat is onderzocht en dat de nieuwe maatwerkvoorschriften niet in overeenstemming zijn met de geldende geluidsnormen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de geluidsbelasting en het bestemmingsplan in acht moeten worden genomen. Tevens wordt het primaire besluit geschorst voor zover meer dan twee dagen puin breken per jaar is toegestaan. De rechtbank wijst op de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging tussen de bedrijfsactiviteiten en de bescherming van het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/1210

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen

[eisers] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel

(gemachtigden: mr. S. Tielemans – Ewalts, W.J.B.M. Alkemade).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende] B.V., te [woonplaats] , (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het intrekken van de oude maatwerkvoorschriften en het opleggen van nieuwe maatwerkvoorschriften ten behoeve van de inrichting aan [adres] in [woonplaats] . De maatwerkvoorschriften maken de inzet van een mobiele puinbreker voor het breken van eigen betonpuin op de inrichting gedurende 12 dagen per jaar mogelijk
1.1.
Het college heeft de nieuwe maatwerkvoorschriften met het besluit van 5 mei 2022 vastgesteld. Met het bestreden besluit van 21 maart 2023 op het bezwaar van eisers is het college heeft het college voorschrift 7 aangepast. De strekking van de maatwerkvoorschriften is hetzelfde gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college en namens vergunninghouder [naam] , [naam] en [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet (Ow) en het Invoeringsbesluit Ow in werking getreden. Als een ambtshalve genomen besluit voor de inwerkingtreding van de Ow bekend is gemaakt (en dat besluit is met de reguliere procedure voorbereid), blijft op grond van artikel 4.5 van de Invoeringswet Omgevingswet en artikel 81.5 van het Invoeringsbesluit Ow het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt. Het maatwerkbesluit is genomen op 5 mei 2022 en is bekendgemaakt vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval het recht, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
2.1.
De rechtbank beoordeelt het intrekken van de oude maatwerkvoorschriften en het opleggen van nieuwe maatwerkvoorschriften aan vergunninghouder. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
  • Het bedrijf van eiseres omvat een transportbedrijf en - sedert 1981- een betoncentrale. Het bedrijf ligt in de kom van Milheeze. In de directe omgeving van de inrichting bevinden zich zowel aan de oost, zuid- en westzijde diverse burgerwoningen. Aan de Kreijtenberg bestaat op grond van het bestemmingsplan de mogelijkheid woningen te bouwen.
  • Op het perceel van de inrichting is het bestemmingsplan ‘ [naam] ’ van toepassing. Het perceel heeft de bestemming ‘bedrijf’. Binnen deze bestemming is een betoncentrale genoemd in milieucategorie 3.1 of 3.2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten toegelaten. De uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf, of dienstverlening is niet toegelaten.
  • Op 12 augustus 2003 is een revisievergunning verleend voor het in werking hebben van een transportbedrijf en een betoncentrale. Daarna zijn er meldingen gedaan op grond van artikel 8.19 wet milieubeheer.
  • Op 3 juli 2013 is een melding en een aanvraag gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor het veranderen en uitbreiden van de inrichting.
  • Op 13 februari 2014 is een Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (Obm) verleend op basis van het aspect en luchtkwaliteit.
  • Het college heeft bij besluit van 8 juli 2014 maatwerkvoorschriften opgelegd die betrekking hebben op de representatieve bedrijfssituatie en op de aspecten geluid en verkeersbewegingen.
  • Bij tussen uitspraak van 13 februari 2015
  • Op 11 september 2020 heeft vergunninghouder een melding gedaan op grond van het Activiteitenbesluit voor het inzetten van een mobiele puinbreker voor ten hoogste 12 dagen per jaar op eigen terrein. Daarbij is een akoestisch onderzoek van M-tech van 1 december 2020 gevoegd.
  • Op 6 april 2021 is aan vergunninghouder een OBM verleend voor het breken van restproducten voor de vervaardiging van betonmortel voor ten hoogste 12 dagen per jaar.
  • Op 8 april 2021 is een voornemen bekendgemaakt voor het intrekken en stellen van maatwerkvoorschriften. Op 12 mei 2021 heeft vergunninghouder hierop zijn zienswijze bekend gemaakt waarop het college op 5 mei 2022 het primaire besluit heeft genomen.
  • Op 13 oktober 2022 heeft het college vergunninghouder gelast om het verrichten van puinbreek activiteiten in strijd met het bestemmingsplan (een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) te beëindigen op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 2.500,00 per constatering met een maximum van € 20.000,00.
4. In het primaire besluit heeft het college de geldende maatwerkvoorschriften ingetrokken en daarvoor in de plaats nieuwe maatwerkvoorschriften vastgesteld. Het college heeft hierbij betrokken dat voor het breken van puin gedurende 12 dagen per jaar in 2021 een OBM voor het aspect is verleend. De OBM is onherroepelijk. Vast staat verder dat, als puin wordt gebroken, de inrichting niet kan voldoen aan de geluidsgrenswaarden die gelden op grond van artikel 2.17 van eerste lid onder a van het Activiteitenbesluit. Alleen met verruimde maatwerkvoorschriften kan van de OBM gebruik worden gemaakt. Tot slot past het breken van eigen restbeton (restanten van het produceren van beton binnen de inrichting) in een circulaire economie omdat dit restbeton anders met heel veel vrachtwagens door Milheeze moet worden afgevoerd. In het bestreden besluit is voorschrift 7 aangepast. De volgende maatwerkvoorschriften gelden:
1 Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LArLT, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag in afwijking van artikel 2.1 7, lid 1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor de representatieve bedrijfssituatie enkel ter hoogte van de woningen aan de Kreijtenberg 1 en 1 a niet meer bedragen dan 45 dB(A) op 1,5 meter hoogte in de dagperiode.
2 Vrachtwagens, die in de nachtperiode vertrekken, dienen gestald te zijn in de bedrijfsruimte. Het starten van de vrachtwagens, warmdraaien en opbouwen van de remlucht dient inpandig te gebeuren met gesloten deuren en ramen. Zodra de vrachtwagens rijklaar zijn, mogen de deuren geopend worden.
3 Vrachtwagens mogen op het terrein met een snelheid van maximaal 5 km/u rijden. De chauffeurs moeten hierover geïnstrueerd zijn en op het terrein dient deze snelheidslimiet duidelijk aangegeven te zijn.
4 Verbrandingsmotoren van voertuigen moeten zijn voorzien van in goede staat van onderhoud verkerende geluidsdempers.
5 Het warmdraaien van motoren van de vrachtwagens op het terrein van de inrichting mag uitsluitend ten doel hebben het leveren van remlucht en mag niet eerder beginnen dan 5 minuten voor het vertrek van de auto.
6 Motoren van bevoorradingsvoertuigen mogen alleen in werking zijn, wanneer dit voor het transport, koelen en het laden of lossen strikt noodzakelijk is.
7 In afwijking van wat is gesteld in voorschrift 2.17, lid 1 van het Activiteitenbesluit en voorschrift 1 van dit besluit mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LArLT, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, voor de representatieve bedrijfssituatie inclusief het breken van beton op de onderstaande beoordelingspunten niet meer bedragen dan:
Nachtegaal 11 54 dB(A), 13 58 dB(A), 15 56 dB(A), 15a 53 dB(A) , Hof 2b 53 dB(A), 4-4a 58 dB(A), 8 61 dB(A), 12 59 dB(A) , Kreijtenberg 1a 60 dB(A) , Kreijtenberg 1 59 dB(A) , Kreijtenberg (toekomstige woningen) respectievelijk 61 en 62 dB(A ).
7a De normen zoals opgenomen in de tabel van voorschrift 7 voor de “toekomstige woningen” aan Kreijtenberg zijn pas van toepassing op het moment dat deze woningen zijn gebouwd en in gebruik zijn genomen.
7b Voor de locatie van de beoordelingspunten wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek van Mtech met kenmerk Roi.Mil.20.AO WB-02 van 1 december 2020.
8 Per kalenderjaar mag maximaal 12 dagen puin worden gebroken. Het puinbreken mag alleen in de dagperiode (tussen 07:00 uur en 1 9:00 uur) plaatsvinden.
9 Ten minste 10 werkdagen voordat de in voorschrift 7 genoemde activiteit wordt uitgevoerd, moet dit aan het bevoegd gezag worden gemeld per e-mail.
10 Van de activiteit, genoemd in voorschrift 7, moet een logboek worden bijgehouden waarin wordt vermeld:
  • De datum waarop de activiteit heeft plaatsgevonden.
  • De begin- en eindtijd van deze activiteit.
  • Eventuele bijzonderheden die zich hebben voorgedaan (bijv. het in of buiten gebruik zijn van (andere) grote geluidsbronnen of het voordoen van excessen, ontvangen van klachten etc).
Belangenafweging
5. Eisers voeren aan dat het college de belangen van het bedrijf en de omliggende woningen verkeerd heeft gewogen. Volgens eisers zijn de maatwerkvoorschriften niet bedoeld om omliggende woningen te beschermen maar om het puinbreken akoestisch mogelijk te maken. Daartoe zijn fors hogere waarden vastgesteld voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de dagperiode. .Het college heeft ten onrechte de op 6 april 2021 verleende OBM bij de belangenafweging betrokken omdat hier slechts het aspect luchtkwaliteit is beoordeeld. Het college heeft volgens eisers ten onrechte het bestemmingsplan niet bij de belangenafweging betrokken. In het bestemmingsplan is puinbreken verboden. Het college treedt hier zelfs tegen op.
5.1.
Het college erkent dat bij het verlenen van de OBM in 2021 niet is gekeken naar de geluidsbelasting vanwege het puinbreken. Het bestemmingsplan vormt ook geen weigering voor een OBM of een reden om een melding op basis van het Activiteitenbesluit niet te accepteren. Onder het oude recht is het planologische regime gescheiden van het toetsingskader voor het onderdeel milieu.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de in 2021 verleende OBM onherroepelijk is. Tussen partijen is ook niet in geschil dat bij de verlening van de OBM de geluidsbelasting van het puinbreken op gevoelige objecten in de omgeving niet is betrokken. Voor het aanvangen met puinbreken is een OBM vereist op grond van artikel 2.2a, vierde lid onder b, van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze OBM kan alleen worden geweigerd op grond van artikel 5.13b, zevende lid, van het Bor als de activiteit leidt tot overschrijding van de grenswaarden, bedoeld in bijlage 2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).
Toch heeft het college in het bestreden besluit overwogen dat zonder verruimde maatwerkvoorschriften de in 2021 vergunde activiteiten niet kunnen worden uitgevoerd. De rechtbank leidt hieruit af dat het college in het bestreden besluit hiermee tot uitdrukking heeft willen brengen dat de verlening van de OBM in 2021 een rol speelt in de belangenafweging. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze OBM echter slechts een uiterst beperkte rol spelen bij de belangenafweging omdat bij de OBM de geluidsbelasting van het bedrijf op de omgeving juist niet is gewogen.
5.3.
Tussen het college en eisers is ook niet in geschil dat puinbreken in strijd is met de bestemming ingevolge het bestemmingsplan. Een puinbreekinstallatie wordt in de regel niet als een bedrijfsactiviteit in milieucategorie 3 gezien. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank van 23 november 2022. [3] Het college heeft een last onder dwangsom opgelegd voordat het bestreden besluit werd genomen. Desalniettemin heeft het college in de belangenafweging geen rekening gehouden met de omstandigheid dat de activiteit die het college kennelijk probeert mogelijk te maken, niet mogelijk is omdat deze in strijd is met het bestemmingsplan. In zoverre is de belangenafweging wel tegenstrijdig en valt niet te rijmen waarom een OBM (waar geen rekening wordt gehouden met de geluidsbelasting op de omgeving) wel wordt betrokken en een strijdigheid met het bestemmingsplan (waar de gevolgen van het bedrijf in kader van een goede ruimtelijke ordening wel mogen worden geacht te zijn betrokken) niet wordt betrokken. Het bestreden besluit is op dit onderdeel onvoldoende gemotiveerd.
6. Eisers snappen niet waarom het streven naar een circulaire economie belangrijker wordt geacht dan het beschermen van een woon- en leefklimaat voor de omwonenden van het bedrijf. Eiseres betwijfelen of er wel 960 vrachtwagenbewegingen per jaar worden uitgespaard en betwijfelen ook de maximale verwerkingscapaciteit van 12.0000 kg puin per jaar gedurende maximaal 12 dagen per jaar.
6.1.
Het college wijst op de stimulans te komen tot een circulaire economie door de Europese overheid. Dit past bij het ter plaatse verwerken van restproducten bij het vervaardigen van beton waardoor er minder vervoersbewegingen plaatsvinden. Bij het verwerken van 12.000 ton per jaar scheelt dat volgens het college 960 vrachtwagenbewegingen per jaar. Het college gaat hierbij uit van de aanvraag voor de OBM en de daarin genoemde verwerkingscapaciteit.
6.2.
De derde-partij heeft ter zitting aangegeven dat in het verleden een andere techniek werd gebruikt om restbeton ter plekke te verwerken door middel van uitspoelen. Dit was echter een onderhoudsgevoelig proces.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het streven naar een circulaire economie en het uitsparen van extra vervoersbewegingen kunnen betrekken bij de afweging. Dit streven gaat evenwel niet automatisch ten koste van het belang van het milieu. Tot dit belang behoren nadrukkelijk ook het woon- en leefklimaat van omliggende woonpercelen.
7. Eisers betogen dat het college geen onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de maatwerkvoorschriften voor het geluidsniveau binnen de omliggende woningen. Volgens eisers kan niet worden volgehouden dat het geluidsniveau aanvaardbaar is als de spraakverstaanbaarheid niet in het geding is. Op grond van artikel 2.20, tweede lid, van het Activiteitenbesluit kunnen slechts hogere waarden dan die uit artikel 2.17 worden vastgesteld indien binnen de geluidsgevoelige ruimten die zijn gelegen binnen de akoestische invloedsfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd. Verder wijzen eisers op paragraaf 4.5 van de ‘Nota geluid voor bedrijven Gemert-Bakel’ waar aan het toelaten van incidentele activiteiten motiveringsvereisten gesteld worden.
7.1.
Het college voert aan dat op grond van het gemeentelijk geluidsbeleid bij het toelaten van incidentele activiteiten uitgegaan moet worden van de best beschikbare technieken. Daarvan wordt volgens het college gebruik gemaakt. Daarbij genomen dat de activiteit in het maatwerkvoorschrift maar maximaal 12 maal per jaar wordt toegestaan met een maximale geluidsbelasting van 59 dB(A), wordt volgens het college voldaan aan de eisen van het gemeentelijk geluidbeleid. Voor het geluidniveau in de te beschermen woningen in de omgeving van het bedrijf verwijst het college naar het akoestisch onderzoek bij de melding in het kader van het activiteitenbesluit op 11 september 2020. Het college gaat uit van een gevelwering van 20 dB(A) waardoor een binnen niveau van 39 dB(A) resteert. Het binnen niveau van 35 dB(A) dat voor de reguliere activiteiten vallend onder de representatieve bedrijfssituatie (RBS) als uitgangspunt wordt gehanteerd wordt met ten hoogste 4 dB(A) overschreden gedurende 12 keer per jaar in de dagperiode. Volgens de rechtspraak zijn activiteiten die de geluidgrenzen van de RBS overschrijden voor maximaal 12 keer per jaar toegestaan.
7.2.
Het gemeentelijke geluidbeleid is de ‘Nota geluid voor bedrijven Gemert-Bakel’ (verder: de Geluidnota). Hier is in paragraaf 4.6 het volgende aangegeven: “
Het is in de jurisprudentie inmiddels regelmatig geaccepteerd dat ontheffing kan worden verleend om maximaal 12 maal per jaar (uitgangspunt is dat het per keer steeds gaat om één, aaneengesloten, periode van maximaal een etmaal) activiteiten uit te voeren die meer geluid veroorzaken dan de geluidgrenzen voor de representatieve bedrijfssituatie (RBS) uit de vergunning. Het gaat dan om bijzondere activiteiten (incidentele activiteiten), welke niet worden gerekend tot de RBS. In de vergunning kan tot maximaal 12 maal per jaar ontheffing worden verleend voor incidentele activiteiten. Deze activiteiten moeten bij de aanvraag worden omschreven”. Daarvoor in paragraaf 4.5 staat : “
Uitgangspunt bij het opnemen van de geluidsnormering is de representatieve bedrijfsvoering van het bedrijf. Voor situaties die incidenteel voorkomen kan een ontheffing worden verleend. Dit kan alleen als hieraan een motivering wordt toegevoegd die is opgenomen in de milieuvergunning (bijvoorbeeld 12-dagenregeling, zie §4.7). Ontheffingen kunnen worden onderscheiden naar het voorkomen (hoe vaak, waardoor) en naar de getalsmatige hoogte van de ontheffing. Vaak is sprake van een afwijking van de representatieve bedrijfsvoering en dit zal dan per individueel geval moeten worden beoordeeld. Hiervoor is dus een specifieke afweging gemaakt in besluiten. Overigens geldt dat met het ALARA-principe (zoals verwoordt in de Wet milieubeheer) rekening gehouden moet worden. Ook bestaat de mogelijkheid tot een bestuurlijke afweging om een hogere grenswaarde toe te passen voor bestaande bedrijven. Alle informatie die nodig is voor een dergelijk afweging dienen door het bedrijf te worden aangeleverd.”.
7.3.
De rechtbank leest in de Geluidnota geen vrijbrief om incidentele activiteiten gedurende 12 keer per jaar onbelemmerd toe te staan. Er zal een afweging moeten worden gemaakt. Dit sluit aan bij hetgeen hierover wordt opgemerkt in de Circulaire industrielawaai en vergunningverlening over het vergunnen van incidentele bedrijfssituaties:” Het is in de jurisprudentie inmiddels regelmatig geaccepteerd dat ontheffing kan worden verleend om maximaal 12 maal per jaar (uitgangspunt is dat het per keer steeds gaat om één, aaneengesloten, periode van maximaal een etmaal) activiteiten uit te voeren die meer geluid veroorzaken dan de geluidgrenzen voor de RBS uit de vergunning. Het gaat dan om bijzondere activiteiten (incidentele bedrijfssituaties), welke niet worden gerekend tot de RBS. Dat wil niet zeggen dat daaraan geen limiet gesteld kan worden: jurisprudentie en ALARA-beginsel vereisen dat in deze gevallen wordt nagegaan in hoeverre de hinder kan worden beperkt. Dat kan bijvoorbeeld door minder dan 12 ontheffingen te verlenen, maximale geluidgrenzen op te leggen of de duur van de ontheffing te beperken. Daarop aansluitend zij opgemerkt dat de ontheffing tot maximaal 12 activiteiten geen recht is: het bevoegd gezag zal steeds een afweging van belangen moeten maken, mede in relatie tot de hiervoor beschreven regelmatige afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie, cumulerende effecten en dergelijke. Het is daarom gewenst dat genoemde (verzoeken om) toepassing van het "12 dagencriterium" reeds bij de aanvraag worden omschreven, zodat ook derden zich daarover kunnen uitspreken.”
7.4.
De rechtbank stelt ook vast dat in het maatwerkvoorschrift bij het puinbreken hoge geluidsgrenswaarden worden gesteld die aanzienlijk hoger zijn dan de geluidsgrenswaarden in de Geluidnota bij een gemengde woonwijk (wonen en lichte bedrijven) met een langtijd gemiddelde niveau overdag van 50 dB(A). Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van het college om bij het stellen van maatwerkvoorschriften daadwerkelijk maatwerk te leveren. Hierbij zal het college een afweging moeten maken en niet zonder meer de maximale grenzen moeten vergunnen (van 12 dagen per jaar en een etmaalwaarde binnenshuis van 35 dB(A)). Volgens de rechtbank zal het college hierbij een evenwicht moeten zoeken tussen de belangen van het bedrijf en de omgeving waarbij niet meer wordt toegelaten dan noodzakelijk is. In het bestreden besluit is deze afweging onvoldoende gemaakt. Het college heeft nagelaten om na te gaan of alternatieven denkbaar zijn, zoals het stilleggen van het overige deel van de inrichting tijdens het puinbreken of het toepassen van de eerdere uitspoeltechniek voor het verwerken van restbeton. Ook had het college daadwerkelijk moeten onderzoeken (met metingen) of de gevels van de woningen voldoende geluidwerend zijn en wat de gevolgen zijn van dergelijke hoge grenswaarden voor een verblijf buitenshuis, bijvoorbeeld in de tuin, tijdens het puinbreken. Meten is mogelijk omdat het bedrijf wel al enkele keren puin heeft gebroken.. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank draagt het college op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen binnen 12 weken na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft hierbij de aanwijzing om het bestemmingsplan, de geluidsbelasting tijdens puin breken in de tuinen van diverse gevoelige objecten te betrekken en de werkelijke geluidsbelasting binnen diverse woningen tijdens puin breken te onderzoeken en bij de besluitvorming te betrekken.
9. De rechtbank ziet verder aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en het primaire besluit te schorsen voor zover hierbij meer dan twee dagen puin breken van eigen restbeton zijn toegelaten. Dit heeft tot gevolg dat het bedrijf dit jaar nog maar twee keer mag puin breken met inachtneming van de overige in het primaire besluit gestelde maatwerkvoorschriften. Het bedrijf mag voor het overige deel van het jaar slechts puin breken als artikel 2.17, tweede lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer in acht wordt genomen. De regels in het Activiteitenbesluit zijn op basis van artikel 22.2 van de Omgevingswet en artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingsrecht onderdeel van de zogeheten Bruidsschat, het tijdelijk deel van het geldende omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel en wel artikel 22.63 eerste lid van het Omgevingsplan.
10. De rechtbank geeft tot slot partijen, in het bijzonder de gemeente Gemert Bakel, nadrukkelijk in overweging een eventuele verplaatsing van het bedrijf te bespreken.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat het college het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. De rechtbank veroordeelt het college verder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zittingen met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op een nieuw besluit op het bezwaar van eisers te nemen met inachtneming van deze uitspraak
  • schorst het primaire besluit voor zover hier meer dan twee dagen puin breken per jaar zijn toegelaten
  • bepaalt dat het college aan eisers het griffierecht à € 184,00 vergoedt;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers, begroot op € 1.750,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. van der Meiden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: Regelgeving

Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 2.20
(…);
2Het bevoegd gezag kan slechts hogere waarden vaststellen dan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, indien binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.
(…);
6In afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift voor bepaalde activiteiten in een inrichting, anders dan festiviteiten als bedoeld in artikel 2.21, andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax vaststellen. Het bevoegd gezag kan daarbij voorschriften vaststellen met betrekking tot de duur van de activiteiten, het treffen van maatregelen, de tijdstippen waarop de activiteiten plaatsvinden of het vooraf melden per keer dat de activiteit plaatsvindt.
Artikel 3 Bestemmingsplan Royackers-Beton
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 2, van de Lijst van bedrijfsactiviteiten mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 3.1 en 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betoncentrale/transportbedrijf [sb-btctra]';
(…)
Met dien verstande dat:
gebruik van de gronden ten behoeve van 'Bedrijf', niet zijnde bestaand gebruik, pas is toegestaan als binnen de bestemming 'Bedrijf' aan de zuidelijke en westelijke zijde van de uitbreiding een 3 meter hoge muur wordt aangelegd en in stand wordt gehouden in het kader van geluidafscherming;
gebruik van de gronden ten behoeve van 'Bedrijf', niet zijnde bestaand gebruik, pas is toegestaan als binnen de bestemming 'Groen' beplanting wordt aangelegd en in stand gehouden in het kader van de landschappelijke inpassing van de gronden, zoals vastgelegd in de landschappelijke inpassing d.d. 30 maart 2012 (bijlage 1);
het vullen van betonmixers in de betonmortelinstallatie plaatsvindt binnen een overkapping met een opening aan de noordzijde van de overkapping, zoals beschreven in het akoestisch onderzoek.