ECLI:NL:RBOBR:2024:2176

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
22/1477 E
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functioneren politieambtenaar na herstel van gebreken door korpschef

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 24 mei 2024 uitspraak gedaan over de beoordeling van het functioneren van een politieambtenaar, eiseres, door de korpschef. De beoordeling vond plaats na een eerdere tussenuitspraak op 19 juli 2023, waarin de rechtbank gebreken in de beoordeling had geconstateerd. De korpschef had op 9 juli 2021 een primaire beoordeling vastgesteld, waartegen eiseres bezwaar had gemaakt. Dit bezwaar werd op 23 mei 2022 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld, wat leidde tot een zitting op 7 juni 2023. De rechtbank heeft de korpschef de gelegenheid gegeven om de geconstateerde gebreken te herstellen, wat resulteerde in een nieuwe beslissing op bezwaar op 30 augustus 2023.

Tijdens de zitting op 20 maart 2024 heeft de rechtbank de zaak opnieuw behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef in de nieuwe beslissing op bezwaar het juiste beoordelingsformulier heeft gebruikt en dat de beoordeling nu voldoende gemotiveerd is. Eiseres heeft haar bezwaren gehandhaafd, maar de rechtbank oordeelt dat de korpschef voldoende feiten heeft aangedragen om de negatieve beoordeling te onderbouwen. De rechtbank heeft de beoordeling van de korpschef als voldoende geacht, ondanks de bezwaren van eiseres over de gebruikte feedback en de rol van informanten.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen de nieuwe beslissing op bezwaar ongegrond verklaard en de korpschef veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt dat de rechtbank zich beperkt tot de beoordeling van het functioneren van eiseres en dat de belangenafweging niet tot haar toets behoort. De rechtbank heeft de korpschef ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 3.102,26.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1477 E

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. Damen),
en

de korpschef van politie, de korpschef

(gemachtigde: mr. H.J. Kleine).

Inleiding

1.1.
De korpschef heeft het functioneren van eiseres beoordeeld, welke beoordeling is vastgesteld op 9 juli 2021 (het primaire besluit). Het daartegen gemaakte bezwaar is door de korpschef op 23 mei 2022 ongegrond verklaard (het bestreden besluit I).
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld en de korpschef heeft verweer gevoerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de heer [naam] (voormalig leidinggevende van eiseres) en mr. J.W.L. van Limbeek (voormalig gemachtigde van de korpschef).
1.4.
De rechtbank heeft op 19 juli 2023 tussenuitspraak gedaan (hierna: de tussenuitspraak) en de korpschef in de gelegenheid gesteld om de door de rechtbank geconstateerde gebreken te herstellen.
1.5.
Op 30 augustus 2023 heeft de korpschef het bestreden besluit I ingetrokken en een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit II).
1.6.
Eiseres heeft schriftelijk gereageerd op bestreden besluit II.
1.7.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
1.8.
De rechtbank heeft de zaak op 20 maart 2024 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de korpschef, [naam] en [naam] . Het onderzoek is op de zitting gesloten.

Omvang van de beoordeling in deze uitspraak

2.1.
Deze (eind)uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. Voor een uitgebreide(re) weergave van de feiten en de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. Van dit laatste is hier geen sprake.
2.2.
Deze einduitspraak gaat in navolging van de tussenuitspraak over een drietal onderwerpen:
 heeft de korpschef het juiste beoordelingsformulier gebruikt?
 heeft de korpschef alle op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend?
 is het motiveringsgebrek ten aanzien van de gebruikte feedback (positief en negatief) en de weging daarvan hersteld?
2.3.
In beroep ligt een geheel nieuwe beslissing op bezwaar voor. De eerdere beslissing op bezwaar is ingetrokken. Voorzover het beroep van eiseres zich daar nog tegen richt zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.4.
De rechtbank zal hierna eerst de strekking van de nieuwe beslissing op bezwaar weergeven en daarna de door eiseres daartegen ingebrachte gronden. Vervolgens zal de rechtbank haar (eind)oordeel geven.

De standpunten

Korpschef
3.1.
De korpschef heeft in de nieuwe beslissing op bezwaar de uitgangspunten voor de beoordeling uiteengezet. De beoordeling vindt plaats op basis van de LFNP functie. Het beoordelingsformat is afgestemd met de HR-adviseur. Anders dan in de eerdere fase is nu wel het formele formulier met de vierpuntsschaal gebruikt.
3.2.
De beoordeling vormde de afronding van een verbetertraject. Volgens de korpschef is aan eiseres een reële kans geboden om te laten zien of zij in staat was de werkzaamheden en competenties die behoren bij de functie van Eenheidspsycholoog (Bedrijfsvoeringspecialist C) horen eigen te maken.
3.3.
In het beoordelingsformulier is de input van meerdere referenten verwerkt. Niet alle referenten hebben op alle onderdelen van het functioneren van eiseres gereageerd. De toegevoegde waarde van de referenten is daarom volgens de korpschef relatief. Voorzover bruikbaar is de feedback gebruikt. Dat geldt voor de positieve én negatieve inbreng.
3.4.
De competenties organisatiesensitiviteit, coachen en klantgerichtheid zijn volgens de korpschef van doorslaggevend belang bij het kunnen vaststellen of al dan niet sprake is van een goede uitvoering van de functie. Deze competenties zijn als onvoldoende beoordeeld evenals de competentie overtuigingskracht. Verder ontkent de korpschef dat is toegewerkt naar ontslag. Er was formatieruimte om een psycholoog aan regio Limburg toe te voegen. Alle eenheden worden inmiddels uitgerust met twee psychologen.
3.5
De korpschef heeft het besluit naar eigen zeggen geplaatst in het juiste beoordelingsformulier, aangevuld met een beoordeling en waardering op de activiteiten en resultaten, kennis en vaardigheden en een totaal beoordeling en voorzien van een goede motivering. Dat is nu het uitgangspunt voor de korpschef. De bezwaren van eiseres worden wederom ongegrond verklaard.
Standpunt van eiseres
4.1.
Eiseres heeft al haar bezwaargronden gehandhaafd voorzover daarover geen ander standpunt is ingenomen in de nieuwe beslissing op bezwaar ten opzichte van de oude beslissing op bezwaar.
4.2.
Eiseres meent dat met meerdere anonieme bronnen is gewerkt. Verder kan de heer Hanssen volgens eiseres geen informant zijn geweest vanwege zijn pensionering. Als dat wel zo is geweest dan is zijn rol volstrekt onduidelijk wat eiseres betreft. Verder wist eiseres niet dat zij zelf informanten kon aandragen. Eiseres vindt dat ook de nieuwe beoordeling niet voldoende met onbetwiste feiten is onderbouwd. Verder blijkt volgens eiseres uit niets dat de positieve informatie is meegewogen. Eiseres heeft in haar nadere beroepschrift uitgebreid citaten opgenomen van positieve feedback.
4.3.
Dat niet alle respondenten volledige feedback hebben gegeven komt volgens eiseres doordat de samenwerking in een beperkte setting plaatsvond. De korpschef labelt dit volgens haar ten onrechte als negatief. Verder meent eiseres dat nooit met haar is besproken dat haar activiteiten en resultaten onvoldoende zijn.
4.4.
Eiseres heeft op diverse punten de feitelijke onjuistheid van de in de beoordeling opgenomen gegevens bepleit.
4.5.
Eiseres kan zich al met al niet vinden in het eindoordeel “onvoldoende”. Eiseres zoekt rechtvaardigheid in plaats van ontslag na 19 jaar trouwe dienst op basis van één negatieve beoordeling die in haar ogen onzorgvuldig en niet volgens de procedure tot stand is gekomen.

Wat is niet (langer) in geschil tussen partijen?

5. Tijdens de tweede behandeling op zitting is door partijen bevestigd dat de beoordeling ziet op de periode 1 februari 2020 tot 1 mei 2021. Verder is bevestigd dat de heer Hanssen de leidinggevende was van eiseres. De korpschef maakt eiseres geen verwijt over het (niet) gebruiken van de 360 graden-tool voor feedback. Verder is tussen partijen niet in geschil dat het behalen van de BAPD een omvangrijke klus was voor eiseres die twee jaar zou duren. Ook daarvan wordt haar op zich daarom geen verwijt gemaakt.

Hoe toetst de rechtbank?

6.1.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat de toetsing van de inhoud van een beoordeling beperkt is tot de vraag of die beoordeling op voldoende gronden berust. Wat de rechtbank bij een negatieve beoordeling toetst, is of het bestuursorgaan de negatieve beoordeling met concrete feiten heeft onderbouwd. Niet doorslaggevend is of elk feit dat het bestuursorgaan ter onderbouwing aanvoert boven elke twijfel is verheven en of sommige feiten niet (geheel) juist zijn vastgesteld of geïnterpreteerd. Bepalend is of de gegeven waardering, gelet op het totale beeld van de in beschouwing genomen gezichtspunten, de terughoudende rechterlijke toetsing kan doorstaan. [1]
6.2.
Verder wijst de rechtbank partijen op de opsomming in overweging 2.2. van deze uitspraak en herhaalt dat alleen die elementen nog ter beoordeling voor liggen. De verwijzing van eiseres naar haar bezwaargronden is op zich al geen beroepsgrond als zij daarbij niet concreet aangeeft waarom de reactie in de beslissing op bezwaar onjuist is, maar het geschil is inmiddels ook getrechterd tot de drie genoemde onderdelen.

Het oordeel van de rechtbank

7. De rechtbank is van oordeel dat het eerder geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek en motiveringsgebrek in het nieuwe bestreden besluit zijn hersteld. De rechtbank zal dat hierna toelichten.
Het format
8. Uit artikel 1 van het Beoordelingsreglement blijkt dat gebruik moet worden gemaakt van het voorgeschreven beoordelingsformulier en dat bij de beoordeling een vierpuntsschaal wordt gebruikt. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak uiteengezet waarom zij vindt dat de korpschef het juiste formulier had moeten gebruiken. Daaraan heeft de korpschef nu voldaan. Dit wordt ook door eiseres erkend, zodat dit geen onderwerp van geschil meer is tussen partijen. Het valt de rechtbank wel op dat in het vierpuntsformulier niet is afgeweken van de invulwijze in het oude formulier. Strikt genomen is het mogelijk dat geen aanleiding bestaat tot afwijking, maar statistisch gezien zou kunnen worden verwacht dat er enige differentiatie zichtbaar was in de scores. Gelet op de in overweging 6.1 weergegeven terughoudende toets zal de rechtbank hieraan verder geen conclusie of consequentie verbinden.
De op de zaak betrekking hebbende stukken
9. De rechtbank heeft vastgesteld dat de in overweging 4.17 van de tussenuitspraak genoemde stukken alsnog zijn ingediend. De rechtbank gaat ervan uit dat, gelet ook op het begeleidend schrijven van de korpschef van 30 augustus 2023, het daarbij overgelegde en ongedateerde gespreksverslag het verslag van 3 december 2020 betreft.
Motivering van de beoordeling
10. De rechtbank kwam in de tussenuitspraak tot de conclusie dat alsnog inzichtelijk moet worden gemaakt of alle relevante positieve feedback is betrokken bij de beoordeling door de bijlage bij het primaire besluit alsnog te verstrekken aan de rechtbank. De korpschef moet daarnaast inzichtelijk maken op welke wijze de positieve feedback is afgezet tegen de negatieve feedback en hoe dat leidt tot de score die uiteindelijk per competentie is toegekend. Geoordeeld werd dus dat er alsnog een deugdelijke motivering moest worden gegeven voor het primaire besluit.
11. Voor de competenties heeft eiseres een onvoldoende gescoord op Coachen, Klantgerichtheid, Organisatiesensitiviteit en Overtuigingskracht. Voor alle vier de onderdelen geldt dat de korpschef uitvoerig heeft aangegeven welke elementen voor hem leidend zijn geweest voor het oordeel “onvoldoende”. Ook zijn aan het eind van elk onderdeel de positieve elementen uit de door eiseres verzamelde feedback (samengevat) opgesomd. Daarmee heeft de korpschef inzichtelijk gemaakt welke informatie voor hem de doorslag heeft gegeven en wat heeft geleid tot een negatief oordeel op die onderdelen. Hoewel eiseres kan worden toegegeven dat een toelichting op de weging van de positieve en negatieve feedback per onderdeel welkom was geweest, leidt dit de rechtbank – gelet op de te hanteren toets – niet tot het oordeel dat de beoordeling hiermee een grens onderschrijdt. De beoordeling in samenhang bezien met het stuk getiteld “Samenvatting/ motivering leidinggevende selectie 360 graden feedback” geeft de rechtbank voldoende inzicht in de weging van de feedback. Daarmee is het geconstateerde gebrek hersteld.
Overigens noemt de korpschef ook in de reactie op de zienwijze van eiseres dat het niet zo is dat de medewerkers die met eiseres in contact komen ontevreden zijn. Het zijn volgens de korpschef de directe collega’s en leidinggevenden (die ook het beste zicht hebben op het functioneren van eiseres) die haar handelen als onvoldoende omschrijven.
12. Het is aan de korpschef als werkgever om te bepalen aan welke competenties hij het meeste gewicht hecht. Het is niet aan de rechtbank om daarin te treden. Ook hier verwijst de rechtbank naar de toets in dit soort zaken.
13. Eiseres heeft op diverse punten de juistheid van de feedback en de totstandkoming van de feedback aan de orde gesteld. Ook heeft eiseres tegenover negatieve feedback positieve elementen uit de door haar verzamelde feedback gezet. De korpschef vindt het niet goed dat eiseres feedback bij teamchefs heeft opgehaald omdat deze minder zicht hebben op het dagelijkse werk van eiseres. Eiseres heeft dit weersproken door te stellen dat zij casussen heeft lopen bij deze teamchefs en dat zij direct contact met hen heeft. Wat daarvan ook zij, de rechtbank leest in de feedback van de teamchefs veelal dat deze van hun medewerkers informatie hebben ontvangen of dat zij het voorbehoud maken dat zij maar beperkt zicht hebben op eiseres.
14. Onder “activiteiten en resultaten” heeft de korpschef een nieuw onderdeel toegevoegd aan de beoordeling ten opzichte van de eerdere versie. Tijdens de zitting heeft de korpschef hierover toegelicht dat deze rubriek is gebaseerd op de werkafspraken van februari 2020 en de gesprekken tussen [naam] en eiseres. Dat zijn de gesprekken die vanaf
5 februari 2020 zijn gehouden met eiseres. De datum 5 februari 2020 is aan het begin van de beoordelingsperiode. Op vragen van de rechtbank is bevestigd door de korpschef dat in het stuk van november 2020 alleen werkafspraak 9 is genoemd als zijnde de afspraak waar niet aan is voldaan. Hoewel de werkafspraken 7, 8, 10 en 12 daarin niet worden genoemd, komen deze volgens de korpschef wel terug in andere voortgangsgesprekken. Eiseres heeft dat niet weersproken.
15. Over de competentie “kennis en vaardigheden” constateert de rechtbank dat het in dat gedeelte van de beoordeling niet alleen gaat om het al dan niet behalen van de BAPD. Hoewel de korpschef op de zitting heeft verklaard dat eiseres geen verwijt wordt gemaakt van het niet behalen van de BAPD, heeft de korpschef verhoudingsgewijs veel tekst gewijd aan het niet behalen van de BAPD, het feit dat eiseres één van de weinigen is die de BAPD niet heeft gehaald en welke gevolgen het niet beschikken over de BAPD heeft. De verklaring op de zitting (dat eiseres hiervan geen verwijt wordt gemaakt) en de feitelijke inhoud van de beoordeling staan daarmee enigszins op gespannen voet met elkaar. Echter, het niet behaald hebben van de BAPD is niet het enige element onder “kennis en vaardigheden”. De korpschef heeft ook waarde gehecht aan een gebrek aan zelfreflectie en het consequent gebruiken van een eigen dossier in plaats van het voorhanden systeem Verzuim Expert waarin AVG-proof gewerkt kan worden. Het geheel beschouwend en met een terughoudende blik oordelend, kan de beoordeling “onvoldoende” dan ook stand houden.
16. Zoals onder 6.1 van deze uitspraak is aangehaald, beoordeelt de rechtbank of het eindoordeel gelet op de in ogenschouw genomen elementen in stand kan blijven. De rechtbank leest in het beoordelingsfornulier gedetailleerde informatie per te beoordelen competentie. Deze voor de beoordeling gebruikte gegevens hoeven niet boven elke twijfel verheven te zijn. Ook is een 100% juistheid score op het gebied van de vaststelling of interpretatie volgens de CRvB niet nodig. Binnen deze bandbreedte voldoet de beoordeling naar het oordeel van de rechtbank aan de maatstaf.
17. Al wat eiseres heeft aangevoerd over aantallen anonieme informanten, de rol van individuele informanten en de mate waarin sommige informanten feedback gaven, doet aan het voorgaande niet af. Ook de stelling dat zij niet zou hebben geweten dat zij zelf informanten kon aandragen, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het heeft haar er in ieder geval niet van weerhouden om haar eigen koers te varen in de keuze van informanten.
18. Dat eiseres na zoveel jaar niet ontslagen wil worden op basis van deze nieuwe beoordeling is invoelbaar. Dit hele traject heeft zij immers niet gewild en het heeft zowel haar professionele als privé leven aanzienlijk beïnvloed. Het ontslag vormt echter geen onderdeel van deze procedure. De rechtbank moet zich beperken tot de beoordeling van haar functioneren. Een belangenafweging behoort niet tot de toets die de rechtbank verricht.

Conclusie en afronding

19. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de korpschef in de beroepsfase alsnog voldoende heeft gemotiveerd waarom het functioneren van eiseres onvoldoende is. De rechtbank zal het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond verklaren.
20. De rechtbank veroordeelt de korpschef wel in de door eiseres gemaakte proceskosten en hij moet het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. Het nieuwe bestreden besluit is tot stand gekomen naar aanleiding van de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken aan de eerste beslissing op bezwaar. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.062,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 2 punten voor het verschijnen op de zittingen, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus), met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast heeft eiseres vergoeding van reiskosten gevorderd: tweemaal € 19,88 (= € 39,76). De korpschef heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen vergoeding van deze kosten. Het totaalbedrag aan proceskosten bedraagt daarom € 3.102,26.

Beslissing

De rechtbank
 verklaart het beroep voorzover gericht tegen het besluit van 23 mei 2022 niet-ontvankelijk;
 verklaart het beroep tegen het besluit van 30 augustus 2023 ongegrond;
 bepaalt dat de korpschef het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
 veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 3.102,26.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.M. van de Voort, voorzitter, mr. F.M.S. Requisizione, en mr. M. de Vries, leden, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 1 september 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3259.