In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 7 mei 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandeld. Verzoeker, die sinds 1 december 2017 in de woning huurt, heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder bestuursdwang die door de burgemeester van de gemeente Land van Cuijk is opgelegd. Deze last houdt in dat de woning voor zes maanden gesloten moet worden vanwege de vondst van verschillende verdovende middelen tijdens een politie-inval op 22 en 23 januari 2024. De burgemeester had op 20 maart 2024 besloten tot sluiting van de woning, na een anonieme melding over drugshandel vanuit de woning.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren. De hoeveelheid aangetroffen drugs overschrijdt de maximale hoeveelheden voor eigen gebruik, wat de burgemeester de bevoegdheid geeft om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting noodzakelijk is voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en dat er geen minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn. De sluiting wordt als evenwichtig beoordeeld, aangezien verzoeker alternatieve verblijfplaatsen heeft en er geen bijzondere omstandigheden zijn die de sluiting onevenredig maken. Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af en heft de eerder getroffen voorziening op.