ECLI:NL:RBOBR:2024:1973

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
24/1827
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning voor zes maanden wegens drugsvondst en de beoordeling van de rechtmatigheid van de bestuursdwang

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 7 mei 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandeld. Verzoeker, die sinds 1 december 2017 in de woning huurt, heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder bestuursdwang die door de burgemeester van de gemeente Land van Cuijk is opgelegd. Deze last houdt in dat de woning voor zes maanden gesloten moet worden vanwege de vondst van verschillende verdovende middelen tijdens een politie-inval op 22 en 23 januari 2024. De burgemeester had op 20 maart 2024 besloten tot sluiting van de woning, na een anonieme melding over drugshandel vanuit de woning.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren. De hoeveelheid aangetroffen drugs overschrijdt de maximale hoeveelheden voor eigen gebruik, wat de burgemeester de bevoegdheid geeft om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting noodzakelijk is voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en dat er geen minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn. De sluiting wordt als evenwichtig beoordeeld, aangezien verzoeker alternatieve verblijfplaatsen heeft en er geen bijzondere omstandigheden zijn die de sluiting onevenredig maken. Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af en heft de eerder getroffen voorziening op.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1827

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] uit [adres] , verzoeker

(gemachtigde: mr. G.L. de Gier),
en

de burgemeester van de gemeente Land van Cuijk

(gemachtigden: mr. A.H.G. Knops en mr. B.T.H. Vullings).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de aan hem opgelegde last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning gelegen aan de [adres] in [adres] (de woning) voor de duur van zes maanden met ingang van 5 april 2024.
1.1.
Met het bestreden besluit van 20 maart 2024 heeft de burgemeester aan verzoeker de hier aan de orde zijnde last onder bestuursdwang opgelegd. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker een verzoek tot het treffen van een voorlopig voorziening ingediend, dat strekt tot schorsing van de werking van het besluit.
1.2.
De burgemeester heeft de griffie van de rechtbank op 4 april 2024 desgevraagd telefonisch laten weten dat hij niet bereid is te wachten met het sluiten van de woning totdat door de voorzieningenrechter is beslist op het verzoek om voorlopige voorziening. De burgemeester heeft dit per e-mail bevestigd. De voorzieningenrechter heeft daarop op 4 april 2024, bij wijze van ordemaatregel, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat partijen worden uitgenodigd om te verschijnen op de zitting van 25 april 2025 om te beoordelen of de schorsing moet worden opgeheven of gewijzigd.
1.3.
De burgemeester heeft op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker woont in de woning sinds 1 december 2017. Hij huurt de woning van [belanghebbende] B.V. (verhuurder). Naar aanleiding van een anonieme melding heeft de politie de woning op 22 en 23 januari 2024 doorzocht. De politie heeft een in een op ambtseed opgemaakte bestuurlijke rapportage van 2 februari 2024 aan de burgemeester gemeld dat de politie op 22 en 23 januari 2024 in de woning verschillende verdovende middelen heeft aangetroffen. In de rapportage is hierover het volgende opgenomen:
“(…)
  • Indicatief XTC totaal 543 pillen
  • Indicatief amfetamine 90,71 gram
  • Indicatief GHB 20,85 gram
  • Vermoedelijk 1529 gram versnijdingsmiddel
  • Hennep 90,37 gram
  • Fles lachgas
Deze goederen lagen verspreid in de woning, woonkamer, keuken en kelderkast.
(…)”
3. Naar aanleiding van de bevindingen van de politie heeft de burgemeester op 19 februari 2024 aan zowel verzoeker als de verhuurder kenbaar gemaakt dat hij voornemens is de woning voor zes maanden te sluiten. Verzoeker heeft (samen met zijn moeder) op 21 februari 2024 mondeling zijn zienswijze op het voornemen gegeven. De verhuurder heeft op 5 maart 2024 mondeling zijn zienswijze op het voornemen gegeven.
4. In een aanvullende bestuurlijke rapportage van 15 maart 2024 heeft de politie vermeld dat de 543 XTC pillen een verzameling betreft van vele verschillende pillen en dat van een aantal soorten er een groot aantal dezelfde zijn. Ook is een grote hoeveelheid verpakkingsmateriaal aangetroffen.
5. De burgemeester heeft met (ook) een besluit 20 maart 2024 aan de verhuurder de hier aan de orde zijnde last onder bestuursdwang opgelegd. De verhuurder heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. De voorzieningenrechter heft de op 4 april 2024 getroffen voorziening op en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening alsnog af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
7. Verzoeker heeft volgens de voorzieningenrechter een spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat hij de woning tijdelijk uit moet als de burgemeester die mag sluiten.
Is het bestreden besluit rechtmatig?
8. De voorzieningenrechter zal hierna aan de hand van wat verzoeker heeft aangevoerd een (voorlopig) inhoudelijk rechtmatigheidsoordeel geven over de sluiting van de woning.
9. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de gronden die verzoeker heeft aangevoerd of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter houdt bij zijn beoordeling rekening met de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 28 augustus 2019 [1] (de zogenoemde overzichtsuitspraak), 2 februari 2022 [2] en 6 juli 2022. [3]
Bevoegdheid van de burgemeester
10. In artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet staat dat de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in woningen dan wel in, op, of bij woningen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
11. Verzoeker voert aan dat het niet aan de burgemeester is om uit te gaan van wat in de bestuurlijke rapportage is opgenomen, omdat volgens verzoeker alleen de strafrechter bevoegd is om de in een strafrechtelijk proces-verbaal opgenomen feiten en omstandigheden te toetsen. Verzoeker vindt dat de burgemeester niet de bevoegdheid heeft om te oordelen over de vraag of verzoeker de Opiumwet heeft overtreden.
11.1.
De voorzieningenrechter volgt verzoeker hierin niet. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling mag de burgemeester in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Dit geldt eveneens voor de op ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage. [4] Ook wijst de voorzieningenrechter erop dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [5] een bestuursrechtelijke procedure als deze geen strafrechtelijke bewijsregels gelden.
12. Ten aanzien van de aangetroffen drugs in de woning voert verzoeker aan, kort gezegd, dat deze voor eigen gebruik waren. Hij stelt dat hij de gevonden XTC-pillen uit interesse, sinds hij zeventien was, heeft verzameld en dat hij deze wilde verwerken in een kunstwerk. De gevonden hennep was volgens verzoeker oude hennep van vroeger.
12.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat vaste rechtspraak van de Afdeling is dat mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik. Daarbij is in beginsel aannemelijk dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn, als de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik, te weten 0,5 gram bij harddrugs en 5 gram bij softdrugs, wordt overschreden. [6] Het is dan vervolgens aan de rechthebbende op de woning om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om voor het pand een last onder bestuursdwang op te leggen. Uit artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) volgt dat de burgemeester bevoegd is, om in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom op te leggen.
12.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1276) volgt dat indien het om een geringe overschrijding van de grens van 0,5 gram harddrugs of 5,0 gram softdrugs, of vijf (hennep)planten gaat, en de rechthebbende feiten en omstandigheden kan noemen waaruit volgt dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik, of althans om een hoeveelheid die niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was, zou kunnen gaan, er dan in beginsel toch geen bevoegdheid is om handhavend op te treden. Dit kan doordat de rechthebbende een helder en consistent betoog heeft over zijn eigen gebruik dat een geringe overschrijding van de 0,5 gram-grens of 5,0 gram-grens, of vijf planten-grens, vanwege dat gebruik aannemelijk maakt, geen andere zaken in het pand zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel en niet is gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden. De burgemeester zal dan moeten motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid drugs bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
12.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat in de woning bij de doorzoeking op 22 en 23 januari 2024 543 XTC-pillen, 90,71 gram amfetamine, 20,85 gram GHB, 90,73 gram hennep en een fles lachgas zijn aangetroffen. Nu dus geen sprake is van een geringe overschrijding, is het aan verzoeker om aannemelijk te maken dat deze hoeveelheden desondanks uitsluitend voor eigen gebruik was bestemd. Verzoeker is daarin niet geslaagd. Verzoeker heeft weliswaar ten aanzien van de gevonden drugs verklaard dat hij ze heeft verzameld om een kunstwerk/tafel te maken, maar de voorzieningenrechter acht die verklaring niet geloofwaardig. Zo zijn er weliswaar vele verschillende soorten XTC-pillen aangetroffen, maar van sommige soorten pillen zijn er ongeveer 40 stuks bij elkaar verpakt. De bestuurlijke rapportages van de politie bevatten verder geen concrete aanwijzingen dat verzoeker van plan was om de drugs te verwerken in een kunstwerk/tafel. Dit betekent dat de burgemeester ervan uit mocht gaan dat de gevonden drugs bestemd waren voor de drugshandel. De burgemeester is daarom bevoegd om de woning te sluiten.
Is de sluiting noodzakelijk?
13. Beoordeeld moet worden of de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en of de openbare orde moet worden hersteld. Daarbij speelt ook een rol of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar de woning eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit de woning, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit de woning. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit de woning drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van de woning en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dat soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Bij het beoordelen van de ernst en de omvang van de overtreding speelt de hoeveelheid aangetroffen drugs een rol. Ook overige omstandigheden, zoals recidive en de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk, moeten daarbij in ogenschouw worden genomen. Die omstandigheden kunnen de noodzaak tot sluiting van de woning groter maken.
13.1.
Verzoeker vindt de sluiting niet noodzakelijk. Hij handelt niet in drugs en de meldingen daarover van buurtbewoners kloppen niet. Er rijden veel auto’s door zijn straat, maar die komen niet voor hem. Hij denkt dat zij Pokémon Go spelen. Zij rijden voorbij, stoppen om het spel te spelen en rijden weer door. Dat duurt een paar minuten, maar daarvoor komen ze niet bij zijn voordeur. Verzoeker heeft op de zitting een verklaring van zijn buurvrouw van nummer 56 overgelegd. Daarin verklaart zij dat zij geen last heeft van verzoeker en dat zij geen extra verkeer in de straat heeft waargenomen. Over de in zijn woning aangetroffen gripzakjes heeft verzoeker op de zitting desgevraagd verklaard dat hij deze gebruikt om schroeven in te bewaren en ook om drugs voor zichzelf mee te nemen naar feestjes. Verder heeft verzoeker verklaard dat wat de burgemeester als versnijdingsmiddel heeft aangemerkt, geen versnijdingsmiddel, maar lactoferrine is.
13.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het in dit geval aannemelijk dat er feitelijk in of vanuit de woning drugs werden verhandeld. De woning werd doorzocht naar aanleiding van een anonieme melding. Die melding hield (onder meer) in dat verzoeker harddrugs verhandelt vanuit de woning. Verder staat vast dat na de doorzoeking door de politie de buurman die woont aan [adres] bij de verhuurder heeft geklaagd over verzoeker. Ook is een groot aantal gripzakjes in de woning aangetroffen. Verder hebben buurtbewoners anoniem bij de politie gemeld dat verzoeker op buurtfeesten harddrugs verhandelt. Dat wat verzoeker hiertegenover heeft gesteld, is onvoldoende. Verzoeker heeft met zoveel woorden erkend dat er veel auto’s in de buurt van de woning komen, maar heeft zijn verklaring dat het hierbij gaat om personen die Pokémon Go spelen niet geconcretiseerd of onderbouwd. Verder heeft verzoeker geen aannemelijke verklaring gegeven voor de grote hoeveelheden aangetroffen gripzakjes. De overgelegde verklaring van de buurvrouw heeft niet de door verzoeker gewenste waarde mede gelet op de andersluidende meldingen van de buurtbewoners. Verder heeft verzoeker weliswaar het vermoeden van de politie bestreden dat er versnijdingsmiddel in de woning is aangetroffen, echter zo al verzoeker hierin gevolgd moet worden neemt dat niet weg dat er andere concrete aanwijzingen zijn dat in of vanuit de woning drugs werden verhandeld. Bovendien gaat het om grote hoeveelheden harddrugs die in de woning zijn aangetroffen. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang oplevert bij sluiting, ook als geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [7] De sluiting van de woning voor de duur van zes maanden heeft de burgemeester in het licht van het onder 13 weergegeven toetsingskader noodzakelijk mogen vinden.
Is de sluiting evenwichtig?
14. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, moet hij zich ervan vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
14.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bestreden besluit evenwichtig is. Niet in geschil is dat de aangetroffen drugs van verzoeker zijn en dat dat hem is aan te rekenen. Verzoeker heeft tijdens het zienswijzegesprek bij de burgemeester en op de zitting verklaard dat hij bij zijn moeder of vrienden kan verblijven gedurende de sluiting van de woning. Hij vindt dat echter onwenselijk – ook voor zijn moeder en/of zijn vrienden – , omdat hij (ook) in nachtdiensten werkt. Die omstandigheid maakt echter niet dat de sluiting onevenwichtig is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het om een tijdelijke sluiting gaat. Verder is van belang dat de verhuurder tijdens zijn zienswijzegesprek bij de burgemeester heeft verklaard verzoeker niet op straat te zullen zetten. Verzoeker is voorts niet speciaal aan deze woning gebonden vanwege bijvoorbeeld een medische aandoening of voorzieningen die specifiek voor hem in de woning zijn aangebracht. Verzoeker heeft verder geen andere omstandigheden aangevoerd waaruit zou blijken dat het bestreden besluit voor hem onevenredige gevolgen heeft.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de voorzieningenrechter de op 4 april 2024 getroffen voorziening opheft en dat de burgemeester de woning mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • heft de op 4 april 2024 getroffen voorziening op;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.G.B.M Spapens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2024.
de griffier is verhinderd
de uitspraak mede te
ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

4.zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2222
5.zie onder meer in de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2625
6.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:738
7.ECLI:NL:RVS:2023:3938, r.o. 5.2.2.