ECLI:NL:RBOBR:2024:1799
Rechtbank Oost-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de verantwoordelijkheden van de parkeerder
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd aan de eiser, die zijn auto parkeerde voor de deur van een woning waar hij een verjaardagsfeest bezocht. De eiser had de gastheer gevraagd om zijn auto in de parkeerapp te registreren, maar volgens de eiser was er een storing in het systeem, waardoor het 15 minuten duurde voordat de registratie succesvol was. In de tussentijd werd er een naheffingsaanslag opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de eiser verantwoordelijk is voor het betalen van parkeergeld en dat hij te lang heeft gewacht met het registreren van zijn auto. Er stond een parkeerautomaat voor de deur, en de eiser had deze moeten gebruiken toen bleek dat de registratie via de app niet lukte. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond.
De zitting vond plaats op 23 april 2024, waarbij de eiser niet aanwezig was, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat de auto op 8 oktober 2022 om 10:44 uur was geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting werd geheven. De heffingsambtenaar had vastgesteld dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan, zowel met een scanauto als bij een handmatige nacontrole. De naheffingsaanslag, die bestond uit € 2,57 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten, werd gehandhaafd na bezwaar van de eiser.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de eiser niet kan aantonen dat hij door overmacht niet in staat was om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank wijst erop dat de eiser, zelfs als er een storing was in de parkeerapp, verantwoordelijk blijft voor het tijdig voldoen van de parkeerbelasting. De uitspraak is gedaan in het openbaar en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.