6.1In de aanvraag staat dat het bestemmingsplan “Kerkstraat 30 Someren” de schadeoorzaak is. Het bestemmingsplan “Kerkstraat 30 Someren” is een bestemmingsplan dat onder de Wro van kracht is geworden. Dat betekent dat in dit geval de Wro, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Beoordeling beroepsgrond over tijdelijk genoten voordeel
7. Eiseres bestrijdt dat de schade voor haar rekening moet blijven omdat er sprake is van tijdelijk genoten voordeel. Zij voert aan dat het college zich niet kan beroepen op de in het advies van de SAOZ genoemde rechtspraak van de Afdeling, omdat er sprake is van een van die rechtspraak afwijkende en meer complexe situatie. De rechtspraak is bovendien zeer casuïstisch. In dit geval hebben sinds de eigendomsverkrijging ten minste vier verschillende planologische regimes gegolden wat afwijkend is ten opzichte van de rechtspraak van de Afdeling. De volgorde “geen voordeel (A) - wel voordeel (B) - geen voordeel (A)” die zich voordoet in de rechtspraak van de Afdeling, is volgens eiseres op haar situatie niet van toepassing. Eiseres bestrijdt dat 30 maart 1995 in dit verband als datum van de eigendomsverkrijging heeft te gelden. Het perceel is al bijna 100 jaar in eigendom van de familie [naam] en de oprichting van [naam] B.V. kan niet als investeringsbeslissing worden beschouwd. De gronden en opstallen waren op dat moment al in een vennootschap onder firma ondergebracht. Zij wijst onder meer op de uitspraken van de Afdeling van 9 december 2015 en van 18 mei 2016.Eiseres betoogt verder dat het leerstuk van het tijdelijk genoten voordeel een uitzondering is op de hoofdregel dat een eigenaar die schade lijdt door een nadelige planologische wijziging aanspraak kan maken op een planschadevergoeding als de voorzienbaarheid de benadeelde niet kan worden tegengeworpen. De mogelijkheid van het maken van een uitzondering op het leerstuk van tijdelijk genoten voordeel moet daarom ruim worden opgevat, aldus eiseres.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling wordt in beginsel geen tegemoetkoming in de planschade toegekend bij het ongedaan maken van na de verwerving van een onroerende zaak genoten planologisch voordeel.
9. Deze rechtspraak is op de aanvraag van eiseres van toepassing. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de aanvraag daarom terecht afgewezen. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
10. Eiseres is op 30 maart 1995 opgericht. Op diezelfde dag heeft zij het perceel en de zich daarop bevindende opstallen in eigendom verkregen. Daarom moet voor de vraag of het voordeel al dan niet bestond ten tijde van de eigendomsverkrijging, worden uitgegaan van het regime dat gold op 30 maart 1995 en niet van eerdere regimes. De rechtspraak van de Afdeling waarop eiseres in dit verband heeft gewezen, leidt niet tot een ander oordeel, alleen al omdat geen sprake is van vereenzelviging van eiseres met de vorige eigenaren van het perceel en de opstallen. Behalve [naam] zijn geen van de vorige eigenaren vennoten van eiseres. Het feit dat het perceel sinds 1926 in eigendom is van de personen die behoren tot de familie [naam] en dat de vennoten allen familieleden van elkaar zijn, maakt niet dat gesproken kan worden van vereenzelviging. Daarvoor is het nodig dat dezelfde of nagenoeg dezelfde personen als de vorige eigenaren van het perceel betrokken zijn bij de vennootschap. Dat het om personen uit dezelfde familie gaat, is niet voldoende om eiseres met de vorige eigenaren te vereenzelvigen.
11. Op het moment van de eigendomsverkrijging gold het “Uitbreidingsplan in onderdelen der gemeente Someren” (het uitbreidingsplan); het bestemmingsplan “Middengebied” was toen nog niet in werking getreden. Het uitbreidingsplan gaf blijkens het SAOZ-advies aan een strook van 15 meter diep, gelegen langs de [adres] , de bestemming “woningen waarin winkels en kleine bedrijven zijn toegelaten”. Blijkens de bij dit plan behorende bebouwingsvoorschriften werd hieronder verstaan: “woningen, waarvan de begane grond geheel of gedeeltelijk mag worden ingericht voor de uitoefening van eenigen tak van handel of een klein bedrijf, onverminderd de bepalingen van de Hinderwet.” De rechtbank maakt hieruit op dat op grond van het planologische regime dat gold op het moment van de eigendomsverkrijging van het pand aan de [adres] , alleen detailhandel was toegestaan op de begane grond. Het bestemmingsplan “Someren-Dorp” maakte de vestiging van detailhandel mogelijk zonder dat een beperking was aangebracht in het winkelvloeroppervlak (artikel 8.1, aanhef en onder a). Omdat het bestemmingsplan “Someren-Dorp” bebouwing tot 6 meter toestond, was detailhandel op de bovenverdieping ook mogelijk op grond van dat bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan “Kerkstraat 30 Someren” zijn deze mogelijkheden, naar ook niet in geschil is, komen te vervallen. Op grond van dat bestemmingsplan is namelijk detailhandel uitsluitend toegestaan op de begane grond, terwijl de totale verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 4.104 m², waarvan maximaal 300 m² op de verdieping ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - verkoopvloeroppervlakte op verdieping” (artikel 3.1 en artikel 3.5.2 van dat bestemmingsplan).
11. Op grond van het uitbreidingsplan was detailhandel op de bovenverdieping dus niet toegestaan. Het bestemmingsplan “Someren Dorp” dat daarna in werking is getreden was voordelig voor eiseres, maar dat voordeel is met het bestemmingsplan “Kerkstraat 30 Someren” ongedaan gemaakt. Voordeel dat tijdelijk wordt genoten na de eigendomsverkrijging, maar daarna ongedaan is gemaakt door het schadeveroorzakende bestemmingsplan, komt volgens de hiervoor weergegeven rechtspraak van de Afdeling niet voor vergoeding in aanmerking.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het maken van een uitzondering op de rechtspraak van de Afdeling over tijdelijk genoten voordeel. Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat de Afdeling heeft overwogen dat alleen in een uitzonderlijk geval ruimte bestaat voor het maken van een uitzondering.De rechtbank ziet geen aanleiding, anders dan eiseres, om de mogelijkheden voor een uitzondering desondanks ruim op te vatten. De rechtbank beschouwt de rechtspraak van de Afdeling over tijdelijk genoten voordeel niet als een uitzondering op de hoofdregel dat een recht op planschadevergoeding bestaat, maar als een onderdeel van de beoordeling van een verzoek om tegemoetkoming in de planschade. Op grond van artikel 6.1, eerste lid, van de Wro is onderdeel van deze beoordeling of de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven. De rechtbank legt de rechtspraak van de Afdeling zo uit dat voordeel waarmee ten tijde van de eigendomsverkrijging geen rekening is gehouden en dat vervolgens ook niet is gerealiseerd, redelijkerwijs voor rekening van de aanvrager behoort te blijven als het daarna is verdwenen. De rechtbank volgt de Afdeling hierin. Het voordeel van detailhandel op de bovenverdieping is in dit geval niet daadwerkelijk gerealiseerd. Eiseres blijft niet met minder achter dan zij had toen zij de eigendom verkreeg. Daarbij komt dat de (inmiddels vervallen) mogelijkheid van detailhandel op de bovenverdieping in het bestemmingsplan “Someren Dorp” niet op initiatief van eiseres is ontstaan.
14. Ook in de overige door eiseres aangedragen omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding voor het maken van een uitzondering. Daarbij stelt zij in de eerste plaats vast dat het planologisch nadeel bestaat uit de beperktere mogelijkheden voor detailhandel op het perceel als gevolg van het bestemmingsplan “Kerkstraat 30 Someren”. Bepalend voor het vaststellen van het voor- of nadeel zijn daarom alleen de mogelijkheden voor detailhandel die ten aanzien van het perceel voordeden en niet alle mogelijkheden die de opeenvolgende regimes boden aan het gebruik van het perceel. Ook de omstandigheid dat, naar eiseres stelt, in dit geval sprake is van een complex samenstel van regimes, te weten meer dan drie opeenvolgende regimes met elk een eigen vormgeving en niet in de volgorde “A-B-A”, maakt dit geval niet uitzonderlijk. Alleen van belang is of op het moment van de eigendomsverkrijging het voordeel niet werd genoten, het voordeel daarna wel werd genoten en door de gestelde schadeoorzaak ongedaan is gemaakt. Verder is het bestemmingsplan “Middengebied” dat gold van 1996 tot 2013 niet van belang, omdat het nog niet van kracht was toen eiseres de eigendom van het perceel verkreeg.