In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had op 25 april 2022 besloten dat de loongerelateerde uitkering van eiser op 29 juni 2022 zou veranderen in een vervolguitkering, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 51,46%. De ex-werkgever van eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar is inmiddels failliet verklaard. Het UWV heeft het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard en de WIA-uitkering van eiser per 2 oktober 2023 beëindigd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV eiser ten onrechte niet de gelegenheid heeft geboden om de curator van de ex-werkgever in het geding te betrekken, zoals vereist volgens artikel 27 van de Faillissementswet. De rechtbank oordeelt dat het UWV de WIA-uitkering van eiser niet had mogen beëindigen, omdat het bezwaar van de ex-werkgever niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard in verband met het faillissement. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van de ex-werkgever niet-ontvankelijk, waardoor het eerdere besluit van 25 april 2022 herleeft. Eiser heeft recht op een vervolguitkering per 29 juni 2022 en het UWV moet het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden.