ECLI:NL:RBOBR:2023:5557

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
C/01/392852 / FA RK 23-1915
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot adoptie van meerderjarige door voormalig stiefouder met voorbijgaan aan minderjarigheidsvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 november 2023 een beschikking gegeven over de adoptie van de meerderjarige [B] door zijn voormalig stiefvader [A]. De rechtbank ontving het verzoek van [A] ondanks het feit dat [B] op het moment van indiening van het verzoek 27 jaar oud was, en dus meerderjarig. De rechtbank overwoog dat de adoptie in het kennelijk belang van [B] was, vooral gezien de psychische klachten die hij ervaart in verband met zijn relatie met zijn biologische vader. De rechtbank ging voorbij aan het minderjarigheidsvereiste, omdat er zeer bijzondere omstandigheden waren die de adoptie rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat [B] niets meer van zijn biologische vader te verwachten had en dat de adoptie door [A] noodzakelijk was voor het psychisch welzijn van [B]. De rechtbank sprak de adoptie uit en bepaalde dat [B] de geslachtsnaam van [A] zal dragen. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/392852 / FA RK 23-1915
Uitspraak : 1 november 2023
Beschikking van de meervoudige kamer betreffende adoptie en wijziging van de geslachtsnaam in de zaak van
[A],
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
en
[B],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers, hierna mede te noemen: [A] en [B] ,
advocaat: mr. A.R. van Maas de Bie.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[C],
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
[D],
wonende te ‘s-Hertogenbosch,
hierna te noemen: de vader.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift (met bijlagen) van verzoekers, ingekomen ter griffie op 9 mei 2023;
  • de brief met producties van mr. Van Maas de Bie van 21 september 2023.
1.2.
De zaak is door de meervoudige kamer behandeld ter zitting van 4 oktober 2023. Verschenen zijn verzoekers, bijgestaan door hun advocaat, de moeder en de vader. Aan [E] , halfbroer van [B] , en mevrouw [F] , vriendin van [B] , is bijzondere toestemming verleend om de mondelinge behandeling bij te wonen.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is op [datum] [B] geboren. Het huwelijk tussen de moeder en de vader is door echtscheiding ontbonden op [datum] .
2.2.
Tussen [B] en de vader is na voornoemde echtscheiding nooit structureel contact tot stand gekomen.
2.3.
De moeder is op [datum] gehuwd met [A] . Uit dit huwelijk is op [datum] een zoon, [naam] , geboren. Het huwelijk tussen de moeder en [A] is door echtscheiding ontbonden op [datum] .

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers verzoeken de adoptie uit te spreken van [B] door [A] , alsmede te bepalen dat [B] de geslachtsnaam [van A] zal dragen, alsmede te gelasten dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats] een vermelding van de adoptie door de [A] aan de geboorteakte toevoegt.
3.2.
De moeder is het eens met de verzochte adoptie.
3.3.
De vader heeft zich niet uitdrukkelijk tegen de adoptie verzet. Ter zitting heeft hij toegelicht dat de adoptie voor hem slechts een uitspraak is die aan zijn gevoel niets verandert, en dat als de adoptie [B] helpt hij deze keuze van [B] accepteert en respecteert.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
In artikel 1:227, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat adoptie geschiedt door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen samen of één persoon alleen.
4.2.
De wet biedt geen grondslag voor een adoptieverzoek door het te adopteren kind zelf. De rechtbank zal [B] daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek. Omdat het verzoek mede door [A] is gedaan, zal de rechtbank beoordelen of hij als aspirant-adoptiefouder ontvankelijk is in zijn verzoek.
4.3.
Bij een adoptieverzoek door één persoon alleen kan het gaan om ‘gewone’ eenouderadoptie of de zogenaamde stiefouder- of partneradoptie. In geval van gewone eenouderadoptie houden de familierechtelijke betrekkingen tussen het geadopteerde kind en beide oorspronkelijke ouders en diens bloedverwanten op te bestaan (artikel 1:229, tweede lid BW). In geval van adoptie door de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel van de ouder blijft de familierechtelijke betrekking tussen het geadopteerde kind en die ouder bestaan (artikel 1:229, derde lid BW).
4.4.
[A] heeft ter zitting toegelicht dat hij bedoeld heeft de stiefouderadoptie van [B] door hem te verzoeken, nu het niet zijn bedoeling is dat de familierechtelijke betrekkingen tussen [B] en de moeder door de adoptie worden verbroken. Daar is [B] het mee eens. De rechtbank zal hierna beoordelen of [A] aan de voorwaarden voor stiefouderadoptie voldoet.
4.5.
Op grond van artikel 1:227, tweede lid, kan een verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts worden gedaan als die adoptant ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd, dan wel als het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en de ouder.
4.6.
De rechtbank stelt vast dat niet aan deze voorwaarden is voldaan. Er is al geruime tijd geen sprake meer van een samenlevingsvorm tussen [A] en de moeder. Zij zijn in [jaar] gescheiden en wonen sindsdien niet meer samen. De rechtbank is van oordeel dat [A] desondanks in zijn verzoek kan worden ontvangen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.7.
De adoptie is in het Nederlandse recht geïntroduceerd als maatregel van kinderbescherming. Die bescherming wordt geboden door de duurzame band tussen het kind en de adoptiefouder rechtens te erkennen. Uit de hiervoor genoemde vereisten vloeit voort dat stiefouderadoptie is gericht op het opgroeien van het kind in het gezin van de ouder en stiefouder. Met de eis van een minimum samenlevingstermijn heeft de wetgever het oog gehad op een zekere bestendigheid van het gezin waarin het kind terechtkomt (MvT,
Kamerstukken II, 2005/06, 30551, nr. 3). De rechtbank stelt vast dat gedurende nagenoeg de gehele minderjarigheid van [B] sprake is geweest van een bestendige gezinssituatie. De moeder en [A] kregen een relatie toen [B] twee jaar oud was. Kort daarna zijn zij gehuwd. Zij vormden ongeveer zestien jaar lang een gezin met [B] en later ook hun zoon [naam] . Verder is gebleken dat de duurzame band tussen [A] en [B] , maar ook die tussen [A] en de moeder, zich na de echtscheiding heeft voortgezet. De moeder en [A] hebben ter zitting toegelicht dat zij als het ware co-ouders van [B] waren na de echtscheiding. Totdat [B] in [jaar] op zichzelf ging wonen verbleef hij gedeeltelijk bij [A] en gedeeltelijk bij de moeder. De moeder en [A] namen verder gezamenlijk deel aan bijvoorbeeld ouderavonden, open dagen en vieringen betreffende [B] . Tot op heden is sprake van een goede band tussen alle gezinsleden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het vasthouden aan een minimum samenlevingseis als bedoeld in de wet, in het onderhavige geval geen enkel rechtens te beschermen belang dient, omdat reeds lange tijd sprake is van een bestendige situatie. De rechtbank gaat daarom voorbij aan voormelde samenlevingseis.
4.8.
Nu de rechtbank [A] zal ontvangen in zijn verzoek, dient hierna te worden beoordeeld of is voldaan aan de wettelijke vereisten voor de adoptie.
Vereisten adoptie
4.9.
Op grond van artikel 1:227, derde lid, BW kan de adoptie worden uitgesproken als deze in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in die hoedanigheid te verwachten heeft en aan de overige voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, is voldaan.
4.10.
De in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden zijn, voor zover hier van belang:
dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is;
dat het kind geen kleinkind van de adoptant is;
dat de adoptant ten minste achttien jaren ouder is dan het kind;
at geen van de ouders het verzoek tegenspreekt;
(niet van toepassing);
dat de adoptant het kind gedurende ten minste een jaar – in geval van stiefouderadoptie gezamenlijk met de ouder – heeft verzorgd en opgevoed;
dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
Het minderjarigheidsvereiste
4.11.
Bij de beoordeling van dit specifieke adoptieverzoek draait het met name om het hierboven onder a. genoemde minderjarigheidsvereiste. [B] was op de dag van indiening van het verzoek 27 jaar oud en dus meerderjarig.
4.12.
Hierboven is al overwogen dat de adoptie van origine werd beschouwd als kinderbeschermingsmaatregel. De effecten van de adoptie reiken echter verder. Een adoptie grijpt in in het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouder(s) en hun bloed- en aanverwanten enerzijds en het te adopteren kind en zijn eventuele toekomstige bloed- en aanverwanten anderzijds. Daarnaast worden de familierechtelijke banden tussen het kind en zijn ouder en diens familie beëindigd. Bij het ontstaan van deze familierechtelijke betrekkingen kan ook tijdens de meerderjarigheid nog belang bestaan, ook al kan de adoptie dan niet meer het karakter van een kinderbeschermingsmaatregel hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na het bereiken van de meerderjarigheid nog kunnen ontstaan. Dit neemt niet weg dat de wetgever steeds heeft vastgehouden aan het minderjarigheidsvereiste. De Hoge Raad houdt hier ook strikt de hand aan (ECLI:NL:HR:2013:BY5053). Het zou de rechtsvormende taak van de rechter dan ook ver te buiten gaan als de rechtbank de adoptie van een meerderjarige zou toestaan door de leeftijdsgrens op te rekken. Dat betekent dat de adoptie van [B] door [A] naar nationaal recht niet mogelijk is.
Beroep op artikel 8 EVRM
4.13.
Namens [A] is gesteld dat het weigeren van de adoptie wegens het niet voldoen aan het minderjarigheidsvereiste een ongeoorloofde inmenging in hun door artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) beschermde recht op familie- en gezinsleven zou opleveren, en dat daarom voorbij moet worden gegaan aan dit vereiste.
4.14.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak aan artikel 8 EVRM geen recht op adoptie kan worden ontleend. Dat adoptie slechts mogelijk is als wordt voldaan aan de door de nationale wet daaraan gestelde eisen, levert dus op zichzelf geen ongeoorloofde inbreuk op een door artikel 8 EVRM beschermd recht op (ECLI:NL:HR:2000:AA6339). Het niet toestaan van een adoptie kan onder zeer bijzondere omstandigheden wel anderszins een inbreuk opleveren op het door artikel 8 EVRM beschermde familie- en gezinsleven. Daarbij zijn twee aspecten van belang. In de eerste plaats dient sprake te zijn van zeer bijzondere omstandigheden in het gezinsleven van de meerderjarige en de aspirant-adoptiefouder. In de tweede plaats dient er een te begrijpen en te respecteren reden te zijn voor het feit dat het adoptieverzoek niet tijdens de minderjarigheid is ingediend. Dit laatste wordt ook wel aangeduid als de verschoonbare termijnoverschrijding.
Zeer bijzondere omstandigheden
4.15.
De rechtbank volgt [A] in zijn standpunt dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden zoals hiervoor bedoeld. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.16.
[B] was twee jaar oud toen de ouders uit elkaar gingen en contact tussen [B] en de vader is daarna nooit goed van de grond gekomen. Tussen alle betrokkenen staat niet ter discussie dat [A] al ongeveer 25 jaar een vaderrol speelt, daar waar de vader die rol zelf niet heeft vervuld. De rechtbank begrijpt dan ook de wens bij [B] en [A] om ook in juridisch opzicht met elkaar verbonden te zijn. Die wens vormt op zichzelf echter geen zeer bijzondere omstandigheid. De omstandigheid dat [B] kampt met psychische klachten die verband houden met gevoelens van afwijzing door de vader en het in juridisch opzicht met hem verbonden zijn, is dat naar het oordeel van de rechtbank wel. Naar het oordeel van de rechtbank is ook voldoende komen vast te staan dat deze omstandigheid zich voordoet. Uit de overgelegde stukken, in het bijzonder het bij het verzoekschrift overgelegde verslag psychologisch onderzoek in 2013, blijkt dat [B] zich van jongs af aan afgewezen heeft gevoeld door de vader en dat hij verlatingsangst heeft ontwikkeld. In dat verslag wordt ook geconcludeerd dat de sociaal-emotionele problemen waar [B] destijds mee kampte secundair leken aan de problemen die [B] ervaarde naar aanleiding van de situatie omtrent de vader. In de daarop volgende periode heeft [B] psychologische begeleiding en behandeling met medicatie gehad, waarover [B] ter zitting heeft verklaard deze onder andere te gebruiken om gevoelens weg te nemen. Recent heeft [B] opnieuw hulp gezocht van een therapeut. Hij geeft aan last te hebben van stress- en woedeklachten die gerelateerd zijn aan de vader en de confrontatie met zijn achternaam. Die confrontatie speelt een steeds actuelere rol, gelet op de toekomstplannen en kinderwens van [B] en zijn vriendin. In het verslag van de therapeut van 8 mei 2023 wordt een adoptie door [A] genoemd als mogelijk positief effect op de verdere traumaverwerking en heel-wording van [B] .
4.17.
De rechtbank is er op basis van het voorgaande van overtuigd geraakt dat het voor het psychisch welzijn van [B] van wezenlijk belang is dat de familierechtelijke band tussen hem en de vader wordt verbroken, en dat de band tussen hem en [A] (en diens familie) wordt beschermd door een familierechtelijke betrekking tussen hen tot stand te brengen. Nu de wet geen mogelijkheid biedt om die band tijdens de meerderjarigheid tot stand te brengen, is sprake van een inbreuk op het familie- en gezinsleven van [B] en [A] . De rechtbank komt daarom toe aan de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Verschoonbare termijnoverschrijding
4.18.
De rechtbank is verder van oordeel dat door [A] begrijpelijke en te respecteren redenen zijn aangevoerd waarom tijdens de minderjarigheid van [B] geen adoptieverzoek is gedaan. Gebleken is dat de moeder en [A] tijdens de minderjarigheid wel gedacht hebben aan een adoptie, maar hiervan om naar het oordeel van de rechtbank begrijpelijke redenen hebben afgezien. Die redenen zijn als volgt. De moeder en [A] verkeerden, door uitlatingen van een notaris, in de onjuiste veronderstelling dat de stiefouderadoptie alleen mogelijk was met volledige instemming van de vader. Zij verwachtten dat een verzoek hierop zou stranden en achtten een confrontatie met de vader bovendien te belastend voor [B] , die destijds al kampte met sociaal-emotionele en psychische klachten, die te maken hadden met het gevoel van afwijzing door zijn vader. Daarnaast vroegen zij zich af of de adoptie destijds in het belang van [B] was, aangezien dit de pogingen om de band tussen [B] en de vader te herstellen zou kunnen doorkruisen. Zij hebben daarom gedacht dat het beter was om [B] later, bij meerderjarigheid, zelf de eventuele keuze voor adoptie te laten maken. Zij waren niet op de hoogte van het minderjarigheidsvereiste en de notaris heeft hen daar ook niet op gewezen. [A] heeft ter zitting verklaard dat hij en de moeder de adoptie zouden hebben doorgezet als zij van dit vereiste hadden geweten. In het verzoekschrift is verder voldoende onderbouwd dat er in de eerste jaren van de meerderjarigheid van [B] bij hem onvoldoende ruimte was voor een adoptieprocedure.
4.19.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het beroep op artikel 8 EVRM zal honoreren en voorbij zal gaan aan het minderjarigheidsvereiste.
Overige voorwaarden voor de adoptie
4.20.
De rechtbank stelt vast dat aan de overige voorwaarden van artikel 1:228 BW is voldaan. Aan de voorwaarden van artikel 1:227 is naar het oordeel van de rechtbank eveneens voldaan. Uit hetgeen hierboven is overwogen in het kader van de zeer bijzondere omstandigheden volgt dat de adoptie in het kennelijk belang van [B] is. Verder is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat [B] niets meer van de vader in die hoedanigheid te verwachten heeft. De rechtbank zal de adoptie van [B] door [A] dan ook uitspreken.
Geslachtsnaam
4.21.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:5, zevende lid, BW verklaart een kind dat op het tijdstip van de adoptie zestien jaar of ouder is zelf ten overstaan van de rechter of het de geslachtsnaam van de ene of de andere ouder zal hebben. [B] heeft verklaard dat hij de geslachtsnaam [van A] wil dragen. [A] en de moeder hebben hiermee ingestemd.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart [B] niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
5.2.
spreekt de adoptie uit van:
- [B] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
door [A] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
5.3.
verstaat dat [B] door de adoptie de geslachtsnaam “ [van A] ” zal dragen;
5.4.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats] een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
5.5.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats] .
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter, mr. B. Serno en mr. V.M. Smits, rechters,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Schoot als griffier op 1 november 2023.
Conc: MvdS
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.