Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De verdere procedure
- het mondeling tussenvonnis van 1 november 2022;
- de intrekking door LED van het incident voorlopig getuigenverhoor, het incident artikel 843a Rv en haar eisvermeerdering;
- de rolinstructie van 7 juni 2023 (om de zaak weer op de rails te krijgen nadat de rechtbank gedurende enkele maanden prioriteit heeft gegeven aan de planning van mondelinge behandelingen (niet getuigenverhoren));
- de aktes van partijen met betrekking tot de getuigenverhoren:
28 december 2022 LED (schriftelijke verklaringen, A-C)
20 juni 2023 LED
28 juni 2023 Vanderlande
23 augustus 2023 LED en Vanderlande (schriftelijke verklaringen, producties 66 A-G)
producties 67-69 van mr. Steenpoorte voor 15 september 2023
producties 36-38b van mr. Van Overbeek voor 22 september 2023
- de audio/video opnamen van de getuigenverklaringen, die aan partijen zijn verstrekt, en het proces-verbaal van getuigenverhoren (8, 14, 15 en 22 september 2023) en mondelinge behandeling (22 september 2023, uitlating over enquêtes en contra-enquêtes), waarbij ik de datum voor vonnis heb bepaald op 15 november 2023;
- de e-mail van mr. Steenpoorte van 3 oktober 2023 met opmerkingen over het proces-verbaal;
- een week vertraging vanaf 22 november 2023 omdat het systeem van deze rechtbank niet kan omgaan met noten.
2.De nadere beoordeling
6.2 The court may allow use of other languages in all or part of the proceeding if no prejudice to a party will result. Comment: P-6A (…) However, if the court and the parties have competence in a foreign language, they may agree upon or the judge may order that language for all or part of the proceeding, for example the reception of a particular document or the testimony of a witness in the witness’s native language.
de werkwijze) toegepast. Deze werkwijze heeft vier onderdelen:
- a) integrale audio/video-opname van de getuigenverklaringen
- b) geen zakelijke samenvatting tijdens de zitting, wel een schriftelijke weergave tegelijk met dit vonnis.
en in de artikelen180, eerste lid, 198, vijfde lid, en 201, vierde lid, wordt vervangen door een door of namens hem gemaakte beeld- of geluidsopname. In dat geval kan de hogerberoepsrechter of de Hoge Raad alsnog verzoeken om een schriftelijke weergave van het proces-verbaal.(onderstreping rechtbank)
inhoudvan artikel 30n lid 7 Rv (KEI, vervallen) integraal over te nemen in artikel 90 lid 7 Rv en om de
verwijzing in artikel 30n lid 7 Rv naar artikel 180 lid 1 Rvniet direct op te nemen in artikel 90 lid 7 Rv, maar later, als formaliteit, te verwerken in het nieuwe bewijsrecht. Het gaat hier dus om een keuze op het gebied van wetstechniek. Zie de memorie van toelichting, 35 175, nr. 3, blz. 3-4 en 7-8:
Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht (Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht)). In dit wetsvoorstel staat het volgende over het nieuwe artikel 180 lid 6 Rv (nieuw), waarin de audio/video-opname van getuigenverhoren wordt opgenomen:
Verordening (EU) 2020/1783 van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (herschikking). In de overwegingen staat:
Punt 1in de analyse is dat nergens in artikel 90 lid 7 Rv, artikel 180 lid 1 Rv of artikel 180 lid 6 Rv (nieuw) een dwingend voorschrift is opgenomen in die zin dat het proces-verbaal (de zakelijke samenvatting)
tijdens de zittingmoet worden opgemaakt. Daaruit volgt, in het licht van de flexibiliteit die wordt benadrukt in de parlementaire geschiedenis (eindnoten i en ii hierna), dat het niet verplicht is het proces-verbaal tijdens de zitting op te maken of om een zakelijke samenvatting tijdens de zitting, bij wijze van proces-verbaal, uit te spreken. Het is uiteraard al lang gebruikelijk om het proces-verbaal van getuigenverhoren tijdens de zitting op te maken. Maar dit is zo omdat de getuige veranderingen en bijvoegingen kan maken (artikel 180 lid 2 Rv) en daarna moet ondertekenen (artikel 180 lid 3 Rv). Juist deze aspecten zijn anders in de nieuwe behandeling conform de werkwijze (artikel 180 lid 6 Rv (nieuw)). In artikel 180 lid 6 Rv (nieuw) wordt artikel 180 lid 2-3 Rv niet van toepassing verklaard. Dat spreekt vanzelf; de getuige hoeft niet te tekenen en veranderingen en bijvoegingen door de getuige zijn onnodig, omdat de integrale audio/video-opname van de getuigenverklaring beschikbaar en toegankelijk is. Kortom, de wet maakt duidelijk dat het proces- verbaal / de zakelijke samenvatting in de vorm van een schriftelijke weergave
na de zittingkan worden opgemaakt.
De parlementaire geschiedenis (eindnoten i en ii hierna), waarin wordt opgemerkt dat de zakelijke samenvatting tijdens de zitting wordt uitgesproken, wijkt dus af van de wetstekst. De parlementaire geschiedenis moet tegen deze achtergrond op dit punt worden begrepen als een suggestie of een weergave van de al lang bestaande praktijk, niet als een dwingend voorschrift. Kennelijk was de gedachte dat de rechter er vaak voor zal kiezen om een zakelijke samenvatting tijdens de zitting uit te spreken omdat dat al lang zo gaat, al is dat in de nieuwe situatie, met artikel 90 lid 7 Rv en artikel 180 lid 6 Rv (nieuw), niet nodig en niet verplicht. Want: de enige toelichting wat betreft de opmerkingen in de parlementaire geschiedenis over de zakelijke samenvatting tijdens de zitting gaat over het risico van “twee inhoudelijk verschillende processen-verbaal” (een zakelijke samenvatting tijdens de zitting en een daarvan afwijkende schriftelijke weergave). De opsteller van de memorie wenste dit risico zoveel mogelijk uit te sluiten: als de rechter een zakelijke samenvatting tijdens de zitting uitspreekt, dan zal de later opgemaakte schriftelijke weergave woordelijk gelijk moeten zijn aan de uitgesproken zakelijke samenvatting. Maar als de rechter ervoor kiest het proces-verbaal / de zakelijke samenvatting later op te maken, als schriftelijke weergave, zoals in de werkwijze, dan doet dat risico zich niet voor. Want: de zakelijke samenvatting wordt niet uitgesproken tijdens de zitting en valt dus samen met de schriftelijke weergave. Dan is er maar één officieel geldend schriftelijk verslag, conform de wens in de parlementaire geschiedenis.
Punt 2in de analyse is dat de werkwijze aansluit bij de al lang gangbare praktijk dat een proces-verbaal van een mondelinge behandeling (eindnoot iii)
na de zittingwordt opgemaakt (juist omdat er daarvoor geen tijd/gelegenheid is tijdens de zitting). Die praktijk stond eerst niet in de wet, maar volgt uit een redelijke en hanteerbare wetsuitleg en is al lang aanvaard; zie ook het huidige artikel 90 lid 1 Rv (eindnoot iv). Weliswaar hebben partijen volgens die praktijk doorgaans de gelegenheid om opmerkingen te maken, maar deze gelegenheid is hier volgens de werkwijze niet nodig, omdat er in deze context geen recht op wederhoor in dezelfde instantie in algemene zin geldt (eindnoot v) en omdat partijen al beschikken over de woordelijke vastlegging van de getuigenverklaringen in de audio/video-opname: zij weten waar de rechter van uit gaat, zij hebben het gehoord, het is vastgelegd en aan hen verstrekt, zij kunnen het terugvinden en zij hebben zich er mondeling tijdens de zitting over kunnen uitlaten (eindnoot vi). Kortom, in de nieuwe situatie van artikel 90 lid 7 Rv en artikel 180 lid 6 Rv (nieuw) zijn er goede redenen om bij getuigenverhoren aan te sluiten bij de algemene regels van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in artikel 90 Rv en om dus de schriftelijke weergave (het proces-verbaal / de zakelijke samenvatting)
na de zittingop te maken.
- c)
- d)
Punt 5in de analyse betreft de aard en strekking van de zakelijke samenvatting/schriftelijke weergave. De werkwijze sluit daarbij aan. De zakelijke samenvatting/schriftelijke weergave in deze context is al met al een instrument voor de rechter om verantwoording af te leggen over de voor de beslissingen belangrijke verklaringen van de getuigen. Dit staat centraal, niet de (woordelijke) vastlegging van de verklaringen (dat is al gebeurd in de audio/video-opname). De zakelijke samenvatting/schriftelijke weergave is niet een volledige of zelfs korte afspiegeling van alles wat getuigen/partijen op alle punten (relevant of niet relevant, naar het oordeel van de rechter) hebben gezegd. Partijen hoeven dus geen input te leveren op de zakelijke samenvatting/schriftelijke weergave en mogen dat ook niet. Artikel 90 lid 7 Rv en artikel 180 lid 6 Rv (nieuw) (met de parlementaire geschiedenis) zeggen niets over een gelegenheid voor partijen of getuigen om opmerkingen te maken over de zakelijke samenvatting (ongeacht of de rechter deze tijdens de zitting uitspreekt) of de schriftelijke weergave (eindnoten iv en v hierna en punt 2 in de analyse hiervoor). Een gelegenheid voor wederhoor/input is niet nodig omdat de integrale verklaring beschikbaar en toegankelijk is. Zo beschouwd heeft niemand belang bij een zakelijke samenvatting die direct tijdens de zitting wordt uitgesproken.
Het element van verantwoording staat dus bij de zakelijke samenvatting / schriftelijke weergave centraal. Dat betekent dat oordeelsvorming aan de orde is. Welke onderdelen zijn relevant en welke niet? Waar wil de rechtbank op focussen en inzoomen? Voor de beantwoording van deze vragen is het nuttig drie punten mee te nemen:
- Het is belangrijk hiervoor de tijd te nemen en dus om de schriftelijke weergave
na de zittingop te maken. Dat is in de praktijk efficiënt omdat het schrijven van de schriftelijke weergave samenvalt met het beraad over de zaak en het schrijven van het vonnis. Tijdrovend is het in die fase niet, anders dan een zakelijke samenvatting die tijdens de zitting wordt uitgesproken.
- We willen ook geen tijd verliezen in de vastlegging van details of verhaalslijnen, waar de rechter niet op wil focussen omdat deze niet belangrijk zijn voor de bewijsopdracht of de beslissing in de zaak. Een zeer uitvoerige vastlegging van onbelangrijke punten was voorheen in de praktijk doorgaans onontkoombaar. Advocaten wilden (en dit was begrijpelijk) voorkomen dat bepaalde verklaringen zouden “verdampen” doordat niets erover werd vastgelegd. Maar nu verdampt niets omdat alles in de opname is vastgelegd (mocht het in een later stadium toch relevant blijken te zijn).
- Daarnaast is het beter onnodige debatten en ongegronde wrakingsverzoeken te voorkomen, die al snel kunnen ontstaan als de rechter, door een zakelijke samenvatting tijdens de zitting, wellicht in enige mate inzicht geeft in de eerste gedachten over de belangrijke punten waarop de rechter wil focussen, de bewijslevering en de mogelijke beslissingen die uit de bewijslevering volgen.
Concreet betekent dit dat in het proces-verbaal moet terug te vinden zijn wat er ter zitting is bediscussieerd, wat de antwoorden zijn geweest op vragen van de rechter en wat de reactie van de wederpartij daarop is geweest, of er bewijsaanbiedingen zijn gedaan, of er een eisvermeerdering of eisvermindering heeft plaatsgevonden, procedurele beslissingen die de rechter heeft genomen, eventuele verdere procesafspraken, enzovoorts.In de context van getuigenverhoren is de zakelijke samenvatting (en dus ook de schriftelijke weergave) in mijn visie, langs deze lijnen, een weergave van de verklaringen die van belang zijn voor de beslissing, zoveel mogelijk in de eigen woorden van de getuige. Deze weergave is uitvoerig bij de punten die doorslaggevend zijn in de zaak en beknopt bij punten die enige relevantie hebben maar ook niet meer dan dat. Punten die niet belangrijk zijn voor de bewijsopdracht of de beslissing in de zaak worden weggelaten of zeer summier omschreven. Dat is mijn richtsnoer geweest bij het opstellen van de schriftelijke weergave in deze zaak (bijlage 2 bij dit vonnis).
Punt 6in de analyse betreft waarheidsvinding en artikel 180 lid 2 Rv. Artikel 180 lid 2 Rv betreft het voorlezen van de verklaring en veranderingen en bijvoegingen door de getuige. Dit artikel is niet van toepassing in de situatie van audio/video-opnamen en wordt niet genoemd in artikel 90 lid 7 Rv en artikel 180 lid 6 Rv (nieuw). De reden voor artikel 180 lid 2 Rv was dat misverstanden konden ontstaan over wat de getuige had gezegd; de werkzaamheden in artikel 180 lid 2 Rv zijn bij toepassing van de werkwijze overbodig omdat de woordelijke vastlegging beschikbaar en toegankelijk is. Mijn ervaring is dat de meeste advocaten en rechters in de gangbare Nederlandse praktijk de “artikel 180 lid 2 Rv”-fase van een getuigenverhoor ervaren als tijdrovend en niet productief. Die opvatting deel ik. En het is voor een internationaal publiek lastig uit te leggen dat een getuige in een Nederlandse procedure de gelegenheid heeft om passages in het verslag van de verklaring aan te passen. De praktijk kan veel beter, efficiënter en productiever werken als we kiezen voor de werkwijze en artikel 180 lid 2 Rv niet meer toepassen. Zoals gezegd: de werkwijze is een onmisbaar instrument voor tijdige, maatschappelijk relevante rechtspraak, waarbij er meer ruimte is voor waarheidsvinding en bewijslevering en waarbij iedereen efficiënt werkt.
Punt 7in de analyse is dat de verwijzing in artikel 90 lid 7 Rv naar een verzoek van het hof of de Hoge Raad niet terugkomt in artikel 180 lid 6 Rv (nieuw). Daaruit leid ik af dat de schriftelijke weergave van artikel 180 lid 6 Rv (nieuw) ook ambtshalve, zonder verzoek van het hof of de Hoge Raad, kan worden opgemaakt, zoals wat betreft het proces-verbaal ook staat in artikel 90 lid 1 Rv. Dat ligt ook voor de hand in de context van artikel 90 lid 7 Rv.
“dat LED redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat Vanderlande zich in elk geval wilde verbinden tot betaling (…)”. Dit is de Nederlandstalige verwerking (het zogenaamde Haviltex-criterium) van de gangbare geobjectiveerde internationale maatstaf voor de uitleg van overeenkomsten:
“the meaning that reasonable persons of the same kind as the parties would give to it in the same circumstances”(Principles of European Contract Law, Article 5:101 (3)).
“There is no doubt that general principles of contract formation apply here. Dutch law requires an offer and an acceptance of the offer for contract formation, and allows the parties broad leeway as to how they communicate what may or may not be construed as an offer or acceptance. The standard is not what the parties may have thought, or meant to say. It is what a reasonable person in the same circumstances would have understood their communications to mean.”(ECLI:NL:RBAMS:2020:2406, 3.9 en noot 9, 29 april 2020)
“As we hope to have shown in the above, notwithstanding the attention to “all circumstances of the case appraised in accordance with the standards of reasonableness and fairness”, Dutch practice is less remote from this English approach than it might appear at first sight. “Linguistic”, text-based, interpretation is key. Particularly where it concerns a detailed commercial contract drafted with care by professional parties with the benefit of legal assistance. In these circumstances it may be presumed that the text of the contractual provisions reflect the intention of the parties.”
- a) LED is een Deense tech start-up die een apparaat wilde ontwikkelen voor desinfectie op luchthavens. Vanderlande heeft luchthavens in haar klantenbestand en was geïnteresseerd.
- b) Partijen hebben afspraken met elkaar gemaakt. Zij zijn het niet eens over de exacte inhoud hiervan, maar wel duidelijk is dat zij in september 2020 een document hebben ondertekend. Dit is de “overeenkomst”. Daarin staat dat Vanderlande uiterlijk 31 maart 2021 minimaal 50 exemplaren van het apparaat “purchases” (koopt) tegen een bepaalde prijs, dan recht heeft op exclusiviteit gedurende een jaar, en bij meer aankopen een langere periode exclusiviteit krijgt. Er staat ook dat Vanderlande “contemporaneously” een “purchase order” afgeeft (dat heeft zij toch niet gedaan) en dat LED in maart 2021 de prijs mag factureren, ook als Vanderlande op dat moment nog geen “purchase order” heeft afgegeven.
- c) LED ging door met haar inspanningen voor de ontwikkeling. Vanderlande was intensief betrokken, zoals afgesproken. Er waren vertragingen. Partijen zaten net als iedereen in de corona-tijd. Partijen hadden veel contacten, inclusief wekelijkse updategesprekken. Vanderlande heeft in april 2021 laten weten dat zij eruit stapt en geen apparaten afneemt. Vanderlande heeft geen “purchase order” afgegeven. De apparaten waren op dat moment ook niet gereed.
- d) Verder zijn de algemene voorwaarden van Vanderlande, met enkele aanpassingen, van toepassing verklaard.
- e) LED vindt dat Vanderlande 50 exemplaren heeft gekocht en dus dat de koopprijs (€ 1,225 miljoen) verschuldigd is, met rente. Dit is de vordering in conventie.
- f) Vanderlande vindt dat er veel vertragingen waren, dat haar klanten zijn afgehaakt, dat het product is ingehaald door concurrenten en ook in maart 2021 niet beschikbaar was (en dus niet kon worden gekocht), dat de business case er niet meer was en dat zij zich niet heeft gebonden tot aankoop van de producten, maar alleen de mogelijkheid heeft bedongen om te kopen. Zij beroept zich op opzegging, ontbinding, dwaling en de redelijkheid en billijkheid, om te komen tot vernietiging van de overeenkomst dan wel schadevergoeding (“boete” van 10% van de koopprijs). Dit zijn de vorderingen in reconventie.
Daarin staat: “Certification CE & UL” voor weken 30-32 (dus 20 juli – 9 augustus 2020) en “Customer installations first batch” voor week 38 [2020, rechtbank] (dus september 2020).
“I have an issue with the current delivery timelines with approvals. We had an agreement to sell 50 systems by March and I won’t have any UL system until almost Christmas! This has to be improved. When we were discussing we were looking at End September or early October. This is not going to work otherwise. I need some serious improvement here.”
“We are now in a critical time period and I’m truly afraid that we may lose our market opportunity here.”
“(…) it is both reasonable and logical that you are working on a plan B. I would probably do the same if I was in your shoes.”
“(…) we, in order to finalize the development of G.4 and issue certification, need to align with you on the central parts of the agreement. You, of course, also need sufficient time to market/sell the solution to your customers and some of the dates in the agreement no longer allow for this.”
- a) Artikel 5.6 betreft de situatie dat geleverde zaken niet conform de specificaties zijn (dat geval doet zich hier niet voor).
- b) Artikel 9.1 betreft de situatie van “material default” dat niet wordt verholpen binnen een redelijke termijn na schriftelijke ingebrekestelling (“notice of default”). Een “material default” doet zich hier wel voor (zie hierna over de ontbinding), maar een schriftelijke ingebrekestelling met een beroep op dit artikel ontbreekt. Wellicht is dat niet onoverkomelijk (zie de analyse hierna over de wettelijke ingebrekestelling), maar bij een beroep op een dergelijke contractuele regeling is doorgaans wel een schriftelijke vastlegging vooraf vereist, met een duidelijk beroep op de regeling. Bij deze stand van zaken is het beter de zaak te beoordelen in de context van de wettelijke regeling van de ontbinding (zie hierna). Ik ga ervan uit dat de structuur van de vordering (primair/subsidiair) daaraan niet in de weg staat, omdat het belang van Vanderlande bij ontbinding exact hetzelfde is als bij opzegging.
- c) Artikel 3 van de overeenkomst betreft de situatie van het staken van de onderneming of faillietverklaring (enz.) (dat geval doet zich hier niet voor).
“Vanderlande purchases from SUPPLIER[LED, rechtbank]
minimum fifty (50) units by March 31, 2021.”“Contemporaneously with execution of this Agreement, VANDERLANDE shall issue a formal Purchase Order for minimum fifty (50) (…)”Uit deze verklaringen van Vanderlande heeft LED redelijkerwijs mogen opmaken dat Vanderlande zich wenste te verbinden tot koop (
that is the meaning that reasonable persons of the same kind as the parties would give to the language of the agreement in the same circumstances). Ik houd hierbij geen rekening met de verschillen tussen het eerste concept (de tekst dat Vanderlande geen koopverplichting had) en het tweede concept (de hiervoor aangehaalde tekst met “purchases”), omdat deze verschillen allerlei verklaringen kunnen hebben. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat het hier ging om een take-or-pay verplichting en de getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de gedachte “geen koopverplichting” elders terug is gekomen (in artikel 2.3.3, zo begrijp ik). Deze discussie is in mijn visie niet relevant voor de beoordeling. Voldoende is dat de koopverplichting bewezen is door de tekst van het document dat partijen hebben ondertekend en door de verklaringen van getuigen aan beide zijden ( [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 3] en [getuige 1] ) dat Vanderlande met deze koopverplichting het risico accepteerde dat zij de 50 units niet aan haar klanten zou kunnen doorverkopen. Vanderlande wijst erop dat zij geen purchase order heeft verstrekt, maar dat maakt niet uit, omdat zij daartoe wel verplicht was.
- a) Duidelijk is dat beide partijen ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst uitgingen van de verwachting dat de 50 units ook voor 31 maart 2021 geproduceerd zouden zijn en aan Vanderlande zouden kunnen worden geleverd, maar in de overeenkomst is een dergelijke verplichting van LED niet uitdrukkelijk opgenomen.
- b) De berichten van Vanderlande onder 2.13 moeten in deze context, bij elkaar opgeteld en als geheel in samenhang met elkaar beschouwd, redelijkerwijs worden opgevat als ingebrekestelling. Voor LED was zonder meer duidelijk dat het Vanderlande menens was en dat Vanderlande aandrong op levering op zo kort mogelijke termijn en dus in elk geval op of onverwijld na 31 maart 2021.
- c) Dit blijkt naar mijn oordeel ook uit het persbericht dat partijen in september 2020 gezamenlijk hebben voorbereid (de order wordt “completed” in het eerste kwartaal van 2021), uit de waarschuwing van Vanderlande van 16 februari 2021 dat zij aan een plan B werkte, en uit de verklaringen van de getuigen (zie de bijlage bij dit vonnis).
- d) Vanderlande heeft weliswaar niet een specifieke einddatum van een redelijke termijn genoemd, maar de datum 31 maart 2021 stond al in de overeenkomst en partijen waren het eens dat de leveringen en de daarvoor noodzakelijke stappen zoals de certificering zo mogelijk veel eerder moesten plaatsvinden.
- e) Uit de door LED voorgestelde Appendix I, waarin de nieuwe datum 31 augustus 2021 werd voorgesteld, volgt dat niet te verwachten viel dat de 50 units snel na 31 maart 2021 alsnog geleverd zouden kunnen worden. Een specifieke datum is dan ook in deze concrete context niet nodig om een geldige ingebrekestelling aan te nemen.
that is not the meaning that reasonable persons of the same kind as the parties would give to the language of the agreement in the same circumstances). Een dergelijke bevoegdheid is tot slot in algemene zin moeilijk te rijmen met de samenwerking tussen partijen in dit geval. Het gaat hier tenslotte om koop en de koper wil doorgaans (min of meer) gelijk oversteken: geleverde goederen tegenover betaling. In de overeenkomst hebben partijen weliswaar geen datum voor levering omschreven, maar zij hebben ook geen enkele bepaling opgenomen die zo’n verstrekkende bevoegdheid voor LED creëert om voor onbepaalde tijd uitstel af te dwingen. Duidelijke uitlatingen of gedragingen van Vanderlande, die in die richting wijzen, ontbreken in dit geding.
“Our suggestion is basically to revise the current time lines to reflect reality and make the dates subject to the planned dead-lines for approval and evaluation”). Dit bevestigt de perceptie van LED op dat moment dat de termijn wel degelijk ook voor haar betekenis had in die zin dat zij binnen de termijn een prestatie moest leveren (Vanderlande is niet akkoord gegaan met de voorgestelde appendix). Deze perceptie blijkt ook uit de mail van LED aan Vanderlande van 23 februari 2021, als opstap naar de appendix (productie 42 conclusie van antwoord):
“We acknowledge that the development phase turned out to be more extensive than anticipated causing delay according to the originally planned delivery dates.”“As input to an appendix to the current agreement the following elements will need to be discussed:(…)- We understand the need from your side to know when delivery will take place. Given that we are now in the final stages of the development/approval process, we have much more certainty about the vital steps to common success.- The dates in the existing agreement should be adjusted (…)”.
liquidated damages) op grond van artikel 7.4 van de door partijen in overleg aangepaste algemene voorwaarden, omdat LED niet tijdig heeft geleverd. In dat artikel 7.4 staat “
The milestone dates and the time of completion agreed per project agreement or Purchase Order are deadlines. (…) If an agreed milestone date or the time of completion is exceeded(…)”. Deze vordering is naar mijn ordeel ongegrond omdat Vanderlande niet duidelijk heeft gemaakt dat een “agreed milestone” of “time of completion” hier is afgesproken en vervolgens door LED niet in acht is genomen. Uit de vaststaande feiten volgt dat partijen, ten tijde van de ontbinding door Vanderlande, nog in de fase van productontwikkeling zaten en daarom in de overeenkomst geen “milestone” (in de zin van een harde, concreet afgebakende deadline zoals een datum) hadden afgesproken voor deze productontwikkeling (of een latere fase) en dus ook nog niet toe waren gekomen aan een nadere bepaling van een “time of completion”, laat staan aan een datum van levering.
3.De beslissing
29 november 2023.
Artikel 30n In de huidige wet is het proces-verbaal steeds apart geregeld bij de afzonderlijke proceshandelingen waar het op ziet: de schikkingscomparitie (artikel 87, derde lid), de inlichtingencomparitie (artikel 88, derde lid) en diverse artikelen in de afdeling over bewijs. Alleen de huidige verzoekschriftprocedure kent een algemene bepaling over het opstellen van een proces-verbaal van de zitting: artikel 279, vierde lid. Het nieuwe artikel 30n Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 059, nr. 3 73 geeft een algemene regeling voor het proces-verbaal dat wordt opgemaakt tijdens de mondelinge behandeling, ongeacht de aanleiding voor het proces-verbaal. De rechter maakt ambtshalve een proces-verbaal op, of op verzoek van een partij die daarbij belang heeft (artikel 30n, eerste lid, onder a). Dit laatste kan zich voordoen als partijen bepaalde erkenningen hebben gedaan of vorderingen hebben ingetrokken. Geen proces-verbaal wordt opgemaakt van informatie die al uit de ingediende stukken blijkt. Een proces-verbaal wordt ook opgesteld als ten aanzien van een zaak hoger beroep of cassatie wordt ingesteld en het desbetreffende rechtscollege vraagt om een proces-verbaal (eerste lid, onder b). Een dergelijk beleid met betrekking tot processen-verbaal kan de rechter tijd besparen, terwijl partijen over een proces-verbaal kunnen beschikken als zij daarbij belang hebben. Dit is overigens overeenkomstig het bestuursrecht. Het proces-verbaal in de hiervoor bedoelde zin is geen woordelijk verslag van al hetgeen tijdens de zitting is gebeurd, maar geeft daarvan een zakelijke samenvatting (derde lid). Het vierde lid geeft de mogelijkheid om daar waar een volledige weergave van een onderdeel van een zitting gewenst is, deze op te stellen. Het voorgestelde vierde lid ziet specifiek op het proces-verbaal van partij-, getuigen- of deskundigenverklaringen. De formulering is in zoverre gelijk aan artikel 8:61, achtste lid, Awb en komt ook overeen met artikel 180 Rv, met uitzondering van het voorlezen van het proces-verbaal, dat is vervangen door het voorhouden ervan aan partijen. Dat geeft meer gelegenheid om het proces-verbaal op een andere wijze aan partijen voor te leggen, bijvoorbeeld door toezending van een digitaal bestand. Het vijfde lid van artikel 30n bepaalt dat het proces-verbaal door de rechter wordt ondertekend. De beschikbaarstelling van het proces-verbaal aan partijen van het zesde lid is overgenomen uit de artikelen 91 en 290, tweede lid, Rv en uit artikel 8:61, negende lid Awb. Nieuw is dat de rechter ook kan beslissen om een beeld- of geluidsopname van de mondelinge behandeling te maken die het papieren proces-verbaal kan vervangen (zevende lid). Dat kan in het bijzonder praktisch zijn bij een getuigen- of deskundigenverhoor. Of het wenselijk en zinvol is om ook van de rest van de zitting een opname te maken of een opname te maken van de verkorte weergave van de zitting, staat ter beoordeling van de rechter. Aan het zevende lid is toegevoegd dat er op verzoek van de hogerberoepsrechter of de Hoge Raad alsnog een schriftelijk proces-verbaal wordt opgemaakt in gevallen waarin de rechter in eerste aanleg heeft besloten dat een beeld- of geluidsopname in de plaats treedt van het proces-verbaal van de zitting. Tijdens de voorbereiding van het wetsvoorstel is naar voren gekomen dat het niet efficiënt zou zijn als hogere rechters hele zittingen moeten terugkijken. Ook de Afdeling advisering van de Raad van State heeft hierop gewezen. De rechter die de mondelinge behandeling voorzit, zal erop moeten letten dat in geval van digitale vastlegging de namen van de in het tweede lid van artikel 30n genoemde personen duidelijk blijken uit die opname. De fysieke ondertekening van het proces-verbaal door de rechter (vijfde lid) is niet mogelijk, maar ook niet nodig, omdat de opname een één op één weergave van (een deel van) de zitting is, waar hij zelf bij is. De rechter hoeft dus niet te tekenen om uitdrukking te geven aan hun akkoord met de wijze waarop het gebeurde ter zitting is vastgelegd. Het zesde lid is onverkort van toepassing: ook de digitale vastlegging van de opname zal ter beschikking van partijen moeten worden gesteld. Dit geschiedt door plaatsing van de opname in het digitale dossier, dat via Mijn Zaak beschikbaar is. Aan partijen die op papier procederen wordt het proces-verbaal op papier ter beschikking gesteld op grond van artikel 30c, zevende lid. De aanwezigheid van een partij die op papier procedeert is geen belemmering voor de rechtbank om tevens een beeld- of geluidsopname van de zitting te maken. Door gebruik te maken van technische hulpmiddelen kan steeds een lastenverlichting voor de griffier worden gerealiseerd; het zal eenvoudiger zijn om een proces-verbaal op te stellen in geval er reeds een opname van de zitting beschikbaar is. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden opgesteld over beeld- of geluidsopnamen. Op deze wijze kunnen de aan deze opnamen gestelde eisen eenvoudig worden aangepast aan technische ontwikkelingen.
Artikel 30n Rv Volgens artikel 30n lid 3 houdt het proces-verbaal een zakelijke samenvatting in van het verhandelde ter zitting. Nu volgens artikel 30n, zevende lid, de rechter kan bepalen dat het proces-verbaal wordt vervangen door een door of namens hem gemaakte beeld- of geluidsopname, hoeft die opname in beginsel enkel gemaakt te worden van de zakelijke samenvatting die de rechter ter zitting uitspreekt. Die opname is dus veel minder omvangrijk dan een opname van de hele zitting en de hogere rechter kan vragen die opname woordelijk op schrift te stellen. In artikel 30n, zevende lid, wordt verduidelijkt dat het schriftelijke proces-verbaal, dat op verzoek van een hogere rechter kan worden opgesteld nadat een beeld- of geluidsopname van de zakelijke samenvatting van het verhandelde ter zitting het proces-verbaal heeft vervangen, een schriftelijke weergave dient te zijn van die opname. Dat betekent dat het schriftelijke proces-verbaal woordelijk gelijk dient te zijn aan de opname. Anders zouden er twee inhoudelijk verschillende processen-verbaal ontstaan. Overigens kan er daarnaast nog steeds een beeld- of geluidsopname gemaakt worden van de hele zitting, maar die kan niet gelden als proces-verbaal. Die integrale opname biedt alle betrokkenen een weergave van de zitting waar ze altijd op kunnen terugvallen indien er verschil van mening bestaat over hetgeen daar is voorgevallen. Die opname wordt opgenomen in het digitale dossier in Mijn Zaak. Zowel voor die integrale opname als voor de opname die het proces-verbaal vervangt geldt dat, als een partij zich erop beroept, hij op grond van artikel 22, tweede lid, moet aangeven op welk onderdeel van de opname hij zich beroept. Het maken van een beeld- of geluidsopname (hetzij integraal, hetzij van de zakelijke samenvatting) is niet verplicht, het staat de rechter vrij om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Zie ook hieronder de toelichting bij de wijziging van het overeenkomstige artikel 8:61 Awb.
2.3Moet het proces-verbaal in aanwezigheid van partijen worden opgemaakt? Onder het regime van art. 88 lid 3 Rv (oud) was dwingend voorgeschreven dat partijen het proces-verbaal meeondertekenen, tenzij ze ermee instemden dat voorlezing en ondertekening achterwege blijven. Het proces-verbaal werd dan ook regelmatig buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt, primair om redenen van tijdsbesparing en/of omdat tijdens de zitting veelal geen griffier aanwezig was.55 De verzoekschriftprocedure kent vanouds geen uitgangsverplichting tot p-v-ondertekening door partijen, mogelijk gelet op het niet-contentieuze uitgangskarakter ervan.56 Een dergelijke verplichting geldt evenmin voor de dagvaardingsprocedure onder het regime van art. 90 Rv, dat zelfs tot uitgangspunt neemt dat het proces-verbaal buiten aanwezigheid van partijen wordt opgemaakt.57Instemming van partijen voor het opmaken van het proces-verbaal buiten hun aanwezigheid is onder het huidige recht – dus – niet (meer) verplicht(onderstreping rechtbank)
Uit het beginsel van hoor en wederhoor (art. 19 Rv) vloeit voort dat de hogere rechter zijn beslissing niet mag baseren op informatie uit een proces-verbaal uit de vorige instantie als dat niet tijdig voorafgaand aan de uitspraak van de hogere rechter is verschaft aan partijen die er tot dusverre nog niet over beschikten. Anders wordt partijen namelijk de kans ontnomen om naar aanleiding van de inhoud van het proces-verbaal en voorafgaand aan de uitspraak de rechter te benaderen.69Een vergelijkbaar uitgangsrecht op (verschaffing van en) wederhoor op het proces-verbaal voorafgaand aan de uitspraak is tot op heden niet aangenomen voor de situatie waarin de rechter in een en dezelfde instantie zich in zijn uitspraak (mede) baseert op de inhoud van het proces-verbaal uit die instantie(onderstreping rechtbank)
op de relevante punten en voor zover van belang voor de beoordeling, als volgt verklaard. Zie verder het proces-verbaal van de getuigenverhoren van 8, 14, 15 en 22 september 2023.
[getuige 4]
[getuige 5]Ik ben vanaf 2020 investeerder in LED (aandelen en leningen) en ik heb deelgenomen aan het overleg over de afspraken met Vanderlande.
Take or pay. Vanderlande wenste exclusiviteit te hebben (geen andere marktpartijen) en LED mocht ongeacht de uitkomst 50 producten factureren, mits zij de producten kon leveren (vanaf minuut 4 in de opname). Er was een evenwicht in de afspraken omdat Vanderlande begreep dat LED een bepaald risico kon nemen maar niet meer dan dat; Vanderlande ( [getuige 1] ) was niet bereid de investering te financieren (omdat dan niet zeker was dat LED kon leveren) maar was wel bereid om bij te dragen in de fase waarin de levering mogelijk was, waardoor een minimum afname is afgesproken als vergoeding voor een deel van de investering door LED (€ 1,2-1,3 miljoen) (minuten 6-7 in de opname). In het eerste concept (opgesteld door Vanderlande) stond een tekst in de trant van “Vanderlande is niet verplicht ook maar iets te betalen”, maar dit was niet besproken met [getuige 1] en is dus doorgehaald (minuten 8-10 in de opname), waarna de minimum afnameverplichting is opgenomen zoals besproken met [getuige 1] (factureren kort nadat het product gereed was) (minuut 11 en minuten 18-19 in de opname). Anders dan een eerdere getuige heeft verklaard, was voor deze minimum afnameverplichting niet vereist dat de producten waren geproduceerd en in een magazijn opgeslagen; voldoende was dat de ontwikkeling was voltooid (“we had finished the development”) (minuten 9-11 in de opname). Een “swift return of the money we had invested” was de reden voor dit beding (minuut 11 in de opname). [getuige 1] zei: wij kennen de situatie van een start-up, daar heb ik ervaring mee, we (Vanderlande) gaan niet vooraf betalen, maar als jullie de “finish line” halen (product is gereed voor productie en verkoop met certificaten CE/ETO (EU/USA)) dan gaan wij bijdragen door het minimum aantal producten te kopen (om de ontwikkelingskosten te dekken) (minuten 20-22 in de opname), ook als het Vanderlande niet zou lukken om zoveel te verkopen.
[getuige 7]Ik was project leader en electrical engineer bij Vanderlande. Ik was niet betrokken bij overleg over de afspraken. Ik bevestig mijn schriftelijke verklaring (productie 66A) onder ede. Het project was een belangrijke kans om mensen veilig te houden in verband met het coronavirus. Ik heb nooit gehoord dat LED heeft gezegd dat Vanderlande zonder meer moest betalen, ook als er geen product werd geleverd. Er waren vertragingen, waardoor LED niet heeft gedaan wat zij heeft toegezegd. Voor zover ik mij kan herinneren, heb ik niet zelf gesproken met LED, maar als ik “wij hebben verteld” verklaar, dan gaat het om uitlatingen van anderen namens Vanderlande, waarover ik heb gehoord. Ik hoorde bij het technische team en was niet betrokken bij het overleg tussen de executives en de juristen.
[getuige 3]Ik bevestig mijn schriftelijke verklaring. Ik heb in dit dossier gewerkt als intern jurist (attorney) van Vanderlande. Ik heb de concept overeenkomst opgesteld. Ik heb geen contact gehad met LED, maar heb wel veel gesproken met de heer [getuige 1] over contacten met LED (dat is de bron van wetenschap over deze contacten).
De bedoeling van partijen staat in de bewoordingen van de overeenkomst. De claim van LED is moeilijk te begrijpen: het gaat volgens LED om een koopovereenkomst, maar wat heeft Vanderlande dan gekocht? Certificering in Europa en Amerika was voor rekening van LED en dat moest voor rekening van LED zo spoedig mogelijk gebeuren, met advies van Vanderlande (een exacte datum staat niet in de overeenkomst); tot de certificering was er geen koopverplichting voor Vanderlande. Volgens de overeenkomst mag iedere partij zonder aansprakelijkheid opzeggen als de certificering LED niet lukt. LED heeft eind april 2021 een gecertificeerde unit gemaakt maar de belangrijke integratie in de apparaten van Vanderlande was nog niet geregeld. Vanderlande heeft bij het aangaan van de overeenkomst gedacht dat LED veel dichterbij een product was dan in werkelijkheid achteraf bleek.
De datum 31 maart 2021 is relevant als LED de 50 units maakt en voor de verkoop op voorraad klaar heeft; dan mag LED factureren na 31 maart 2021 (het risico voor Vanderlande is dan dat de verkoop niet lukt). Verkoop zonder certificering is niet mogelijk; certificering was, zo dacht men bij het aangaan van de overeenkomst, niet moeilijk of tijdrovend. De markt is eind 2020 en in 2021, met veel vertragingen bij LED, verdampt. Na het aangaan van de overeenkomst begon Vanderlande te vermoeden dat het LED niet zou lukken.
Het ging hier niet om een investering of een partnership of iets dergelijks, maar uitsluitend om een koopovereenkomst. Het ging steeds om een “exchange of money for goods”. Het persbericht bevestigt de gedachte dat de producten snel (vierde kwartaal 2020/eerste kwartaal 2021) beschikbaar zouden zijn voor verkoop. Vanderlande was bereid het risico te accepteren dat klanten de geproduceerde units niet zouden kopen: die verkopen we wel, zo zei de heer [getuige 1] . De heer [getuige 1] heeft de instructies gegeven voor het opstellen van de overeenkomst.
Vanderlande heeft de overeenkomst opgezegd vóórdat de certificering is gelukt. Er is denk ik een schriftelijk document voor opzegging, maar ik heb dat niet bij de hand; ik heb in april 2021 intern gesprekken gevoerd voor de opzegging van de overeenkomst. Het klopt volgens mij niet dat de opzegging pas op 23 april 2021 mondeling plaatsvond. Certificering moest zo spoedig mogelijk en de levering moest vóór 31 maart 2021, dus de certificering moest ook vóór 31 maart 2021 plaatsvinden; ik verwijs naar de overeenkomst.
“Contemporaneously” (een purchase order) in de overeenkomst – Vanderlande dacht bij het aangaan van de overeenkomst dat LED al een product gereed had, waardoor de purchase order snel kon worden afgegeven. En volgens de overeenkomst moest LED voor eigen rekening ontwikkelen en produceren. LED heeft nooit producten gemaakt en heeft dus geen recht op betaling.
De zinsnede dat Vanderlande geen koopverplichting heeft, is geschrapt, maar ik heb in een andere passage het punt terug laten komen (minuut 55-56 van de opname), namelijk de voorwaarde dat er geproduceerde units moeten zijn die voor verkoop beschikbaar zijn. En die waren er niet op 31 maart 2021. En (in antwoord op een vraag van de rechtbank): in de overeenkomst staat dat opzegging mogelijk is zonder aansprakelijkheid als de certificering niet lukt (minuut 57-1:01 van de opname).
Vanderlande heeft geen enkele purchase order afgegeven omdat er al snel vermoedens waren dat het LED niet zou lukken.
[getuige 1]Ik bevestig mijn schriftelijke verklaring. Ik heb gesprekken gevoerd met LED vanaf ongeveer juni 2020 met het oog op voorbereidingen voor een overeenkomst. Er waren al vanaf juni 2019 contacten met LED. Het zag ernaar uit, op basis van de presentatie uit juni 2019, dat een prototype en productie bijna gereed waren om op de markt te brengen. Vanderlande heeft besloten vanaf juni 2020 met LED te spreken over een overeenkomst omdat LED ver gevorderd was, omdat het ontwerp elegant was en omdat het team bij Vanderlande zich zodoende met andere werkzaamheden bezig kon houden.
Week 38 (medio september 2020) was de eerste time frame dat LED heeft medegedeeld voor “production ready” (na CE en UL testing) voor de eerste 10 batches voor klanten om de processen bij klanten op te starten (minuut 9-11 in de opname). Minder dan 10 dagen later is dat week 48 geworden voor CE en week 51 voor UL, waarna ik liet weten dat dit onaanvaardbaar was omdat de klanten klaar stonden. Maart 2021 was dus geen issue; het moest veel eerder gebeuren en dit was haalbaar op basis van inlichtingen van LED. De claim van LED is volgens de verklaring ongegrond omdat het product nooit is gemaakt. De tijdsdruk was duidelijk en is zo medegedeeld aan LED: het product moest snel op de markt komen, anders was er geen markt, zeker niet voor 50 units. We dachten dat het niet nodig was termijnen voor productie/levering op te nemen, omdat we dachten dat het product al gereed was min of meer ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Dit was een overeenkomst voor een finished product (zie de overeenkomst), niet voor een product dat iemand nog hoopt te kunnen maken. Vanderlande verwachtte de eerste 10 units begin oktober 2020 voor testing, en dit heeft LED zelf bevestigd en het is haar meermalen medegedeeld. Het was ook geen korte termijn, het was de termijn die LED zelf mededeelde. LED heeft medegedeeld in staat te zijn de producten te maken die Vanderlande nodig zou hebben. De producten moesten snel naar de klanten voor hun testing-processen. Zie de brief van LED begin juli 2020.
De verwachting was dat 50 units uiterlijk eind maart 2021 gereed zouden zijn en aan Vanderlande zouden worden geleverd. Het verschil tussen generatie 3 en generatie 3.5/4 heeft te maken met de afmetingen van de units (mechanical dimensions).
Vanderlande heeft de overeenkomst opgezegd omdat LED niet in staat was de producten (op tijd) te leveren en hierover heb ik al vroeg intern een gesprek gevoerd met de heer [getuige 3] toen week 38 is gewijzigd in week 48 en week 51 (minuut 24 in de opname). In de loop van oktober 2020 is duidelijk geworden dat week 48/51 ook onzeker werd. Na beraad met de heer [getuige 3] was in oktober 2020 de conclusie dat er geen actie nodig was (to activate the non-performance clause) omdat er een purchase order en een deadline in de overeenkomst stonden.
Na 31 maart 2021 heb ik LED laten weten dat Vanderlande de samenwerking niet zou voortzetten. Vanderlande heeft nooit een unit ontvangen, ook niet na de opzegging, toen Vanderlande zich tijdens een gesprek bereid verklaarde naar een unit te kijken en voorbereidingen trof om een unit in ontvangst te nemen (om te beoordelen of de unit voldeed aan haar eisen en om zich in dat geval te beraden over commercialisatie).
LED had denk ik al met al te weinig capaciteit voor de producten en ook te weinig financiering, en ondervond daarom veel vertraging. Ik heb LED onmiddellijk laten weten dat de vertraging onaanvaardbaar was en dit was voor de heer [getuige 4] duidelijk. In de loop van enkele maanden was dit telkens weer een thema. Vanderlande zou Schiphol of andere klanten nooit hebben benaderd als zij zou hebben vermoed dat de door LED opgegeven planning niet correct was. Vanderlande heeft haar verkoopmensen op enig moment geïnstrueerd om klanten niet langer te benaderen en dit was in het licht van alle vertraging. “Completed” (persbericht) – Vanderlande verwachtte ten minste 50 units uiterlijk 31 maart 2021 te ontvangen.
De bedoeling van Vanderlande was dat Vanderlande de 50 units aanvaardt (backstop) en betaalt, ook als zij deze niet kan verkopen (risico Vanderlande). De opzegging als de certificering niet lukt, was bedoeld voor het geval dat klanten zich meldden en eisen stelden die onredelijk zijn, maar dit is niet gebeurd. Het risico voor LED was dat de certificering niet zou lukken of dat LED er niet in slaagt de producten nogal snel (short time frame) te maken en te leveren aan Vanderlande (ook al staat de leveringstermijn niet uitdrukkelijk in de overeenkomst). De time frame was geen focus bij het aangaan van de overeenkomst omdat de short time frame voor certificering en levering toen duidelijk leek.
[getuige 8]Ik bevestig mijn schriftelijke verklaring. Ik was en ben manager bij Vanderlande.
De urgentie was duidelijk van meet af aan (“time was of the essence”) en onze keuze voor de samenwerking met LED werd bepaald doordat LED een korte planning had verstrekt. In de corona-tijd was er haast om deze producten te leveren. Weken 34-36 2020 was de planning (voor prototype en daarna productie), dus het testen door Vanderlande kon al in augustus 2020 plaatsvinden en leveringen aan klanten in september 2020. Het gaat om een leveringsovereenkomst (betaling tegen ontvangst van producten). We zaten in onze perceptie dichtbij een product, maar dit bleek anders te zijn. In 2019 was er al een prototype, dachten we. Eerst moet je de technologie bewijzen en dan pas kun je het product maken; toen we spraken over testen in de zomer van 2020, dachten we dat er een product dichtbij moest zijn. De production line (presentatie juni 2019) was de plek waar de productie zou plaatsvinden.
Revenue forecast (presentatie juni 2019) – er staat een bedrag al in 2020, dus “manufactured certified working units” in dat jaar, dachten we. “Acquired” betekent leveringen net als bij een televisie (“solid finished product we can sell”) (brief 3 juli 2020). Mijn perceptie was dat batches van 10 units al in het najaar 2020 zouden worden geleverd waardoor er uiterlijk 31 maart 2021 50 geleverde units zouden zijn. Mail 26 mei 2020 – de verwachting was dat er snel producten leverbaar zouden zijn (“window of opportunity” wordt gemist als we nu niet snel handelen, dat heb ik geschreven aan LED).
Vanderlande heeft beëindigd omdat er geen product meer ging komen die binnen de market window zou kunnen worden verkocht. De test in Kopenhagen was al in november (dus toen al 3-4 maanden vertraging), dat is veel meer dan kan zijn veroorzaakt door corona. LED was overmoedig (“overconfident”) en heeft meer beloofd dan zij waar kon maken. Vanderlande heeft bij TSA (Amerikaanse overheid, belangrijke klant) een presentatie gegeven in de zomer van 2020 omdat er de verwachting was dat er snel producten zouden komen. Er was veel vertrouwen in die tijd: ik geloofde de (achteraf: wellicht misleidende) mededelingen van LED over de planning en de haalbaarheid. Het persbericht betekent dat leveringen in het vierde kwartaal 2020 plaatsvinden (“supplying”, dus installatie in de luchthavens). Alle producten moesten dus in het eerste kwartaal van 2021 worden gemaakt.
Ik had in de eerste fase (vanaf maart 2020 – eind juni 2020) zelf contacten met LED ( [getuige 4] ), maar daarna werden veel contacten met LED overgenomen door [getuige 1] , terwijl ik binnen Vanderlande op de hoogte werd gehouden. In de eerste fase was ik verantwoordelijk voor het product van Vanderlande.
Vanderlande maakte duidelijk dat zij niet bereid was te betalen voor ontwikkelkosten, maar die mochten uiteraard zoals altijd worden meegenomen in de prijsstelling van de producten. Vanderlande heeft al vóór het aangaan van de overeenkomst over het product gesproken met klanten zoals TSA en Vanderlande heeft LED hierover ingelicht. Vanderlande heeft kansen in de markt (bij aanbestedingen hier of daar) verloren doordat dit product niet beschikbaar was.
[getuige 9]Ik bevestig mijn schriftelijke verklaring. Ik was op de relevante tijdstippen en ben nog steeds werkzaam bij de marketingafdeling van Vanderlande. Ik heb contact gehad met de heer [getuige 4] over het marketingmateriaal en over het persbericht in 2020 (maar niet over de timing van leveringen). Er was toen bij luchthavens veel interesse voor dit product. Daarom was er haast bij. Ik heb dit persbericht toen zo begrepen dat LED de producten in het eerste kwartaal van 2021 zou leveren aan Vanderlande.
[getuige 2]Ik bevestig mijn schriftelijke verklaring. Ik heb geen contact gehad met Vanderlande. Ik heb in 2020 als advocaat van LED naar de concept overeenkomst gekeken. Ik heb veel contact gehad met [getuige 4] . [getuige 4] heeft tegen mij gezegd dat een specifieke minimale aankoopverplichting voor Vanderlande was afgesproken. Ik heb opmerkingen gemaakt om langs deze lijnen een take-or-pay verbintenis – al vanaf het aangaan van de overeenkomst – in de overeenkomst op te nemen. Vanderlande heeft de voorgestelde tekst geaccepteerd (dus hoe dan ook betalen, ook als de klant niet afneemt). De timing was een “open-ended obligation” (op grond van mijn contacten met [getuige 4] ), omdat, zeker in het corona-tijdperk, niet duidelijk was hoe het werk zou verlopen. Er waren dus geen deadlines, anders dan 31 maart 2021 (het was niet binnen de “parties’ control” om een datum vast te stellen voor de nakoming). LED mocht in elk geval na 31 maart 2021 de 50 exemplaren factureren; LED had het geld nodig voor kosten zoals salarissen. Ik verklaar over artikel 2.3.3 van de overeenkomst dat ik deze tekst heb opgenomen als “emergency exit” voor het geval dat het werk veel duurder zou worden (dan moeten partijen te goeder trouw overleggen, waarna “termination” mogelijk is).
[getuige 10]Ik bevestig mijn schriftelijke verklaring. Ik was erbij betrokken vanaf mei 2020. Er was duidelijk tijdsdruk (“it was urgent”) omdat het ging om het corona-tijdperk en omdat de eerste leveringen, zo begreep ik, al in september 2020 zouden plaatsvinden (zo begreep het R&D-team de situatie). Ik was niet betrokken bij het maken van de afspraken, maar het ging om een koopovereenkomst. LED heeft veel vertragingen ondervonden. Er waren geen belangrijke verschillen tussen de generaties (3 en 4); het betrof uitsluitend een andere vorm. Ik heb geen contact gehad met Intertek over certificering, maar LED heeft mij (en het team) op de hoogte gehouden van de voortgang.