Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[gedaagde 1],
1.Het vervolg van de procedure
2.De verdere beoordeling
a. de omvang van het bedrijf en de onderlinge samenhang tussen de diverse bedrijfsactiviteiten;
b. de vraag of de voor de toekomstige winstkansen noodzakelijke investeringen plaatsvinden;
c. het redelijkerwijs te verwachten ondernemingsrendement;
d. de vraag of de gebruiker een hoofdfunctie buiten de landbouw heeft; dit alles in onderlinge samenhang beschouwd en met inachtneming van de overige omstandigheden van het geval.
andereactiviteiten dan met de paardenhouderij/fokkerij. Met deze andere activiteiten heeft [eiseres] in 2020 een omzet van ruim € 86.000,00 gegenereerd en in 2021 een omzet van ruim € 90.000,00, terwijl in 2020 slechts ongeveer € 16.000,00 aan "kosten paarden" is uitgegeven en in 2021 bijna € 4.000,00 aan "kosten paarden". [1]
3.De beslissing
woensdag 13 december 2023 om 09.30 uurin het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8, 5223 BA ’s-Hertogenbosch, waarbij partijen wordt verzocht in persoon te verschijnen, althans zich te laten vertegenwoordigen door iemand die voldoende van de zaak op de hoogte is en bevoegd is namens haar een schikking aan te gaan;