ECLI:NL:RBOVE:2022:2266

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
C/08/276541 / HA ZA 22-31
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake uitlatingsverbod en dwangsom in civiele procedure over reputatieschade

In deze civiele procedure heeft de rechtbank Overijssel op 3 augustus 2022 een vonnis gewezen in een incident waarin eiseres, [eiseres], een uitlatingsverbod vorderde tegen gedaagde sub 1, [gedaagde sub 1]. Eiseres verwijt gedaagde sub 1 dat zij ernstige beschuldigingen over haar heeft geuit, die smadelijk en lasterlijk zijn, en vordert een verbod om deze beschuldigingen te herhalen. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat gedaagde sub 1 betrokken is bij het versturen van e-mails met deze beschuldigingen, en dat deze uitlatingen onrechtmatig zijn. De rechtbank legt gedaagde sub 1 een uitlatingsverbod op voor de duur van de procedure, met een dwangsom van € 20.000 per overtreding, tot een maximum van € 1.000.000. De rechtbank overweegt dat de bescherming van de goede naam en reputatie van eiseres zwaarder weegt dan het recht van gedaagde sub 1 op vrijheid van meningsuiting, vooral omdat de beschuldigingen niet zijn onderbouwd met bewijs. De zaak betreft een complexe juridische strijd tussen partijen die al geruime tijd aan de gang is, met meerdere procedures en beschuldigingen van fraude en andere onrechtmatige handelingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/276541 / HA ZA 22-31
Vonnis in incident van 3 augustus 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen [eiseres] ,
advocaat mr. P.L. Tjiam te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende op een geheim adres,
gedaagde,
verweerster in het incident,
hierna te noemen [gedaagde sub 1] ,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMOMO ALLROUND SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Veghel,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMOMO ALLROUND SOLUTIONS HOLDING B.V.,
gevestigd te Veghel,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMOMOSOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Veghel,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard,
5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard,
6.
[gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard,
7.
[gedaagde sub 7],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard,
8.
[gedaagde sub 8],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. S.A.H.J. Warringa te Rotterdam,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Gouda,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS HOLDING B.V.,
gevestigd te Gouda,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC HOLDING B.V.,
gevestigd te Gouda,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam,
12. de naamloze vennootschap
STRUKTON GROEP N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de mondelinge behandeling van 8 juni 2022, ter gelegenheid waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd in het incident. Het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.Waar gaat de zaak over?

Deze zaak gaat over de bescherming van de goede naam en reputatie van [eiseres] .
[eiseres] verwijt [gedaagde sub 1] dat zij diverse ernstige beschuldigingen over haar heeft geuit, dan wel dat [gedaagde sub 1] haar partner [A] daartoe heeft aangestuurd, die smadelijk en lasterlijk zijn en daarom onrechtmatig. Deze beschuldigingen zijn niet waar en er is nooit enig bewijs van geleverd. De beschuldigingen leiden tot schade voor [eiseres] , aldus [eiseres] . Om die reden vordert [eiseres] een uitlatingsverbod voor [gedaagde sub 1] .
[gedaagde sub 1] betwist het door [eiseres] gestelde en gevorderde. De incidentele vordering moet volgens haar worden afgewezen. Zij heeft niet onrechtmatig gehandeld,
de e-mails komen niet van haar en zij is niet degene die verantwoordelijk is voor de inhoud van de aangehaalde e-mails. Haar partner [A] draagt daarvoor de verantwoordelijkheid. Bovendien is de inhoud van de gedane uitlatingen niet onrechtmatig, aldus [gedaagde sub 1] .

3.De feiten

Voor de beoordeling van de vordering in het incident zijn de volgende feiten van belang.
3.1.
[eiseres] en de heer [A] (hierna: [A] ) hebben in het verleden een zakelijke en een affectieve relatie met elkaar gehad. [A] is ondernemer en eigenaar van meerdere bedrijven, waaronder bouwbedrijf Strukton en IT-bedrijf Centric.
3.2.
[gedaagde sub 1] is de huidige levenspartner van [A] .
3.3.
De banden tussen [eiseres] en [A] zijn in 2018 verbroken. Daarna zijn zij met elkaar in diverse procedures verwikkeld geraakt, waarover zij veelvuldig hebben geprocedeerd (en nog steeds procederen) en waarin de fraudebeschuldiging van [A] aan het adres van [eiseres] een centrale rol speelt. De procedures hebben geleid tot vele (civielrechtelijke en strafrechtelijke) vonnissen, waarbij aan [A] geregeld diverse verboden en (mede vanwege de houding van [A] ) dwangsommen zijn opgelegd en ook is veroordeeld tot betaling van verbeurde dwangsommen vanwege overtreding van vonnissen. Er lopen momenteel meerdere hoger beroepsprocedures. Hangende de hoger beroepsprocedures zijn [eiseres] en [A] een mediationtraject gestart dat inmiddels is geëindigd.
3.4.
Naar de huidige stand van het recht staat vast tussen partijen dat:
- het [A] verboden is om te beweren dat [eiseres] de FIOD-inval bij zijn bedrijf Strukton heeft veroorzaakt;
- [A] geen gebruik mag maken van (de gegevens uit) of derden toegang mag geven tot de e-mailaccounts van [eiseres] en dat hij deze ook niet mag verspreiden én dat het rapport van Lumen Lawyers niet onafhankelijk is, dit niet mag worden verspreid en dat dit moet worden vernietigd omdat Lumen Lawyers niet kwalificeert als een onafhankelijk bureau;
- [A] onrechtmatig heeft gehandeld door in het openbaar uitlatingen over [eiseres] te doen die inbreuk maken op haar privacy (waaronder beweringen dat zij zich bezighield of bezighoudt met activiteiten in de porno-industrie, diefstal heeft gepleegd door zichzelf in 2012 een bonus uit te keren van € 73.492,00; met nepnamen en nepaccounts berichten over de boekpresentatie van [gedaagde sub 1] op Twitter heeft geplaatst en terabytes aan porno op de server van DSS heeft geplaatst) en die hij bovendien op geen enkele manier kan waarmaken;
- het [A] verboden is om [eiseres] te beschuldigen van fraude, omdat [A] zijn fraudebeschuldiging niet met feiten kan staven.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
[eiseres] vordert dat de rechter ex artikel 223 Rv een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, inhoudende een verbod voor [gedaagde sub 1] de beschuldigingen te uiten zoals door [eiseres] geformuleerd onder 1.3 van de dagvaarding ( [eiseres] noemt 1.2 maar de rechtbank begrijpt dat bedoeld is 1.3). [eiseres] heeft deze vordering alleen tegen [gedaagde sub 1] ingesteld.
[gedaagde sub 1] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.2.
[eiseres] heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering.
De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Van haar kan niet worden verlangd dat zij de afloop van de bodemprocedure afwacht.
Daarom moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is.
4.3.
[eiseres] vordert, op straffe van verbeurte van een dwangsom, een verbod aan [gedaagde sub 1] om op enigerlei wijze in woord of geschrift (waaronder per e-mail), direct of indirect, [eiseres] te (doen) beschuldigen van de in randnummer 1.2 (de rechtbank begrijpt dat is bedoeld 1.3) omschreven misstanden. Het gaat daarbij om de volgende beschuldigingen:
- [eiseres] zou hebben gefraudeerd (in de boekhouding) bij de bedrijven Dutch Solar
Systems B.V. (‘DSS”), Wagner Solar GmbH (‘Wagner GmbH”) en Wagner Solar
Gambia (‘Wagner Gambia”);
- [eiseres] zou onder meer zonnepanelen hebben ontvreemd bij de bedrijven DSS
en Wagner GmbH en die onder het mom van hulpgoederen hebben verkocht in
Gambia;
- [eiseres] zou diefstal hebben gepleegd bij DSS (via bonussen in 2012, via
vriendendiensten, de verkoop van computers);
- [eiseres] zou de FIOD-inval bij het bedrijf Strukton hebben veroorzaakt;
- [eiseres] zou de moordaanslag op haar voormalige advocaat [B]
hebben beraamd en laten uitvoeren;
- [eiseres] zou een souteneur zijn;
- [eiseres] zou seks hebben met Afrikaanse criminelen;
- [eiseres] zou lid zijn van een Afrikaanse moslimsekte die via haar de Nederlandse
infrastructuur willen overnemen;
- [eiseres] zou vier terabytes aan porno op de server van het bedrijf DSS hebben
geplaatst;
- [A] en [gedaagde sub 1] hebben [eiseres] en haar familieleden beschuldigd van
activiteiten in de porno-industrie, waaronder het exploiteren van sekslijnen;
- [eiseres] zou via het Tor-netwerk namaakaccounts op Twitter hebben gemaakt om
daarmee de boekpresentatie van [A] vriendin [gedaagde sub 1] zwart te
maken;
- [eiseres] zou journalisten omkopen;
- [eiseres] zou in de drugs zitten en drugs transporteren met behulp van haar
familieleden;
- [eiseres] zou administratie en data van onder meer DSS vernietigd hebben;
- [eiseres] zou valsheid in geschrifte hebben gepleegd;
- [eiseres] zou rechters en relaties van rechters intimideren;
- [eiseres] zou spionagesoftware op de telefoon van [A] hebben geplaatst;
waardoor [eiseres] zich tot februari 2019 voor [A] uit kon geven;
- [eiseres] zou brieven hebben gestuurd naar alle klanten en relaties van [A] .
[eiseres] stelt dat sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 1] dat bestaat uit het versturen van e-mails vanuit het mailaccount van [A] waarin ernstige beschuldigingen over [eiseres] worden geuit, uit ernstige beschuldigingen die door
[gedaagde sub 1] zijn geuit in audiotapes, in e-mails en in Word-documenten die afkomstig zijn uit de eigen accounts van [gedaagde sub 1] . Haar reputatie en goede naam is en wordt daardoor beschadigd en dat moet stoppen, aldus [eiseres] .
4.4.
[gedaagde sub 1] brengt daar primair tegenin dat de dagvaarding nietig is omdat er sprake is van een voor [gedaagde sub 1] onbegrijpelijke dagvaarding. Subsidiair voert
[gedaagde sub 1] aan dat [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar incidentele vordering omdat er gelet op de vorm en de omvang van de dagvaarding geen goed processueel debat heeft kunnen plaatsvinden. Verder voert [gedaagde sub 1] aan dat de vordering van [eiseres] op inhoudelijke gronden moet worden afgewezen omdat de
e-mails niet van het IP-adres van [gedaagde sub 1] afkomstig zijn. Bovendien zijn alle e-mails ofwel door [A] bedacht en uitgedragen/uitgesproken en feitelijk verzonden ofwel door [A] bedacht en uitgedragen/uitgesproken en gedicteerd aan [gedaagde sub 1] en door [gedaagde sub 1] getypt en vervolgens in opdracht van [A] door [gedaagde sub 1] verzonden. Ook is de inhoud van de uitlatingen niet onnodig kwetsend en dus niet onrechtmatig en lijdt [eiseres] geen schade, aldus [gedaagde sub 1] .
4.5.
De rechtbank zal hierna de geschilpunten tussen partijen bespreken aan de hand van de door [gedaagde sub 1] aangevoerde verweren.
Nietige dagvaarding?
4.6.
[gedaagde sub 1] stelt dat zij door de wijze waarop [eiseres] haar dagvaarding heeft ingekleed, onredelijk in haar belangen wordt geschaad. De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding aan de (minimale) wettelijke vereisten van artikel 111 lid 2 sub d Rv voldoet.
De dagvaarding vermeldt de eis en de gronden daarvan en ook de feitelijke en de juridische onderbouwing, ook ten aanzien van de provisionele vordering. [gedaagde sub 1] heeft zich daartegen, blijkens haar conclusie van antwoord in het incident, (uitvoerig) inhoudelijk verweerd. Dat [eiseres] in het petitum van haar dagvaarding verwijst naar de beschuldigingen in randnummer 1.2, terwijl deze beschuldigingen door haar zijn opgesomd in randnummer 1.3 van haar dagvaarding, maakt niet dat sprake is van een ‘obscuur libel’ zoals [gedaagde sub 1] betoogt.
Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van een nietige dagvaarding.
[eiseres] niet-ontvankelijk?
4.7.
De rechtbank zal [eiseres] evenmin niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Hoewel de omvang van de dagvaarding en de daarbij behorende producties fors zijn, heeft [gedaagde sub 1] inhoudelijk op de dagvaarding gereageerd en heeft een goed processueel debat kunnen plaatsvinden zonder dat daarbij geweld is gedaan aan de beginselen van een behoorlijke procesorde, gelijke proceskansen en zorgvuldige besluitvorming.
[gedaagde sub 1] is, zoals hiervoor ook al onder 4.6. is overwogen, niet onredelijk in haar verdedigingsbelangen geschaad.
4.8.
De rechtbank volgt [gedaagde sub 1] voorts niet in haar standpunt dat de gehele inhoud van de door [eiseres] in het geding gebrachte USB-stick buiten beschouwing moet worden gelaten. [eiseres] heeft in de dagvaarding haar eis uitvoerig onderbouwd en daartoe producties en een USB-stick in het geding gebracht. Dat niet alle e-mails die in de dagvaarding zijn opgenomen zijn genummerd in de producties en voor [gedaagde sub 1] onduidelijk is of ook alle e-mails die in de dagvaarding zijn opgenomen op de USB-stick staan, maakt niet dat het standpunt van [eiseres] en de onderbouwing daarvan als onoverzichtelijk moet worden gekwalificeerd met als gevolg dat [gedaagde sub 1] zich daartegen onvoldoende adequaat heeft kunnen verweren. Dat geldt eveneens voor de stelling van [gedaagde sub 1] dat de metadata van de in de dagvaarding aangehaalde e-mails niet alle volledig zijn weergeven. Uit de dagvaarding is voldoende duidelijk op grond van welke feiten en (juridische) argumenten [eiseres] meent recht te hebben op hetgeen zij van
[gedaagde sub 1] vordert. De rechtbank acht het voor een goed begrip van het standpunt van [eiseres] dan ook niet noodzakelijk om daarvoor een deskundige in te schakelen, zoals [gedaagde sub 1] bepleit.
4.9.
Kortom, de dagvaarding met bijbehorende stukken (waaronder de USB-stick) is leesbaar en begrijpelijk.
Inhoudelijk
4.10.
De rechtbank stelt voorop dat het door [eiseres] gevorderde een beperking vormt op het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht op vrijheid van meningsuiting.
Dit recht kan ingevolge het tweede lid van artikel 10 EVRM slechts worden beperkt, indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen van [gedaagde sub 1] onrechtmatig zouden zijn in de zin van art. 6:162 BW. Welke van deze belangen de doorslag geeft, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden van het geval. Daarnaast is van belang de vraag of de beweringen die worden gedaan op waarheid berusten en de manier waarop die beweringen worden gedaan.
4.11.
Vaststaat dat meerdere rechterlijke instanties (in eerste aanleg en in hoger beroep) [A] op straffe van verbeurte van dwangsommen hebben verboden om [eiseres] (nog langer) te beschuldigen van fraude, diefstal, het veroorzaken van de FIOD-inval, het plaatsen van terabytes aan porno, betrokkenheid in de porno-industrie en het hacken van twitteraccounts om de boekpresentatie van [gedaagde sub 1] zwart te maken. In al die uitspraken hebben de rechterlijke instanties geoordeeld dat het recht van [eiseres] op eerbiediging van haar goede naam en reputatie zwaarder weegt dan het recht van [A] om zijn mening vrij te uiten, mede en vooral ook omdat [A] (hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld) (tot op heden) geen bewijs heeft geleverd van de juistheid van deze ernstige beschuldigingen.
4.12.
Niet in discussie tussen partijen is dat het in deze procedure feitelijk gaat over dezelfde e-mails.
4.13.
Er zijn in deze procedure voorts geen (andere) feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan - in het kader van de beoordeling van de onderhavige provisionele vordering - moet worden aangenomen dat de inhoud van de door [eiseres] aangehaalde e-mails niet onrechtmatig is.
4.14.
De rechtbank gaat voor de verdere beoordeling van dit geschil in het incident dan ook uit van de onrechtmatigheid van de door [eiseres] in deze procedure aangehaalde
e-mails. Dat dit leidt tot schade bij [eiseres] ligt voor de hand. De uitlatingen in de
e-mails leveren immers een grove schending op van de reputatie van [eiseres] .
4.15.
Dat van de aangehaalde e-mails de meest actuele e-mail anderhalf jaar oud is en dat het gros van de e-mails twee à drie jaar oud is, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat [eiseres] geen belang (meer) heeft bij het door haar gevraagde uitlatingsverbod.
Het bestaan van de - onrechtmatig geoordeelde - e-mails creëert immers al een voldoende dreiging tot (verdere) verspreiding daarvan.
4.16.
Dat [A] strafrechtelijk is vrijgesproken van smaad en laster, dat er (nog) geen verboden liggen voor [gedaagde sub 1] , dat de e-mails die verzonden zijn niet alle in de openbaarheid zijn gebracht en dat nergens uit volgt dat alle e-mails zijn gelezen dan wel dat daarop is gereageerd, zoals [gedaagde sub 1] aanvoert, maakt het voorgaande niet anders.
4.17.
De stelling van [gedaagde sub 1] dat het overgrote deel van de e-mails in de dagvaarding is ingeplakt (terwijl een juiste dagvaarding een verwijzing naar de e-mails zou moeten bevatten) en dat de e-mails ook nog eens zijn bewerkt door delen weg te laten dan wel te arceren, levert naar het oordeel van de rechtbank geen schending op van de beginselen van een goede procesorde en van artikel 21 Rv in de dagvaarding. Het lichaam van de dagvaarding in combinatie met de door [eiseres] overgelegde producties vormt een voldoende duidelijke weergave van het standpunt van [eiseres] waartegen [gedaagde sub 1] (zoals de rechtbank hiervoor in 4.6. en 4.7. ook heeft overwogen) zich afdoende heeft kunnen verweren.
Om deze e-mails vervolgens niet (gemotiveerd) te betwisten, is een keuze van [gedaagde sub 1] en komt voor haar rekening en risico en moet leiden tot de conclusie dat (de inhoud van) de e-mails (geldt) gelden als onweersproken.
E-mails niet afkomstig van [gedaagde sub 1] ?
4.18.
[eiseres] heeft naar het oordeel van de rechtbank – mede gelet op de summiere betwisting van [gedaagde sub 1] – vooralsnog voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde sub 1] de e-mails uit naam van en met instemming van [A] heeft geschreven en verstuurd en dat deze afkomstig zijn van haar IP-adres. Dat volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de volgende feiten en omstandigheden waarnaar [eiseres] onder overlegging van (de vele) producties verwijst en die [gedaagde sub 1] niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken:
- de e-mails zijn geschreven en verstuurd vanuit de e-mailadressen [A] .com en [A] .com;
- de e-mails zijn verstuurd van het IP- [adres] en/of KPN- [nummer] -adsl.nl (deze zijn zichtbaar in de eigenschappen (‘Properties’) van de
e-mail (zie productie 87 bij de dagvaarding);
- het IP- [adres] en/of KPN- [nummer] -adsl.nl is afkomstig van (de internetverbinding van) [gedaagde sub 1] , aangezien alle e-mails die zijn verstuurd vanaf de e-mailaccounts van [gedaagde sub 1] zelf ( zoals [mailadres 1] en [mailadres 2] ) en waartoe [gedaagde sub 1] als enige toegang heeft, afkomstig zijn van hetzelfde IP- [adres] ;
- [gedaagde sub 1] heeft naast [A] de beschikking over de inloggegevens van de
e-mailaccounts van [A] . Dat kan worden afgeleid uit het proces-verbaal van de deurwaarder van 24 december 2020 (dat dwingende bewijskracht heeft) waarin de deurwaarder heeft verklaard dat [gedaagde sub 1] de wachtwoorden meerdere keren heeft gewijzigd en bij haar bekend zijn (zie productie 88 bij de dagvaarding).;
- de concept e-mails, waarover [eiseres] beschikt, en die zijn verzonden van haar IP- [adres] , laten zien dat [gedaagde sub 1] zich (soms) vergist en zich voordoet als [A] , zoals: “
Zojuist besproken met [A], rechtbank)
om het namens de stichting te doen.”,welk concept [gedaagde sub 1] vervolgens heeft aangepast in
: “Zojuist met [gedaagde sub 1]( [gedaagde sub 1] , rechtbank)
besproken om het namen de stichting te doen (…)” en heeft verstuurd;
- [gedaagde sub 1] schrijft (soms) concepten in haar eigen e-mailaccounts en verstuurt die concepten vervolgens via de e-mailaccounts van [A] . [eiseres] verwijst naar een voorbeeld uit april 2019 over een conceptartikel voor het FD, dat als Word-document als bijlage is gevoegd aan de betreffende e-mail, en dat [gedaagde sub 1] vanuit het
e-mailaccount van [A] naar haar eigen MaMoMo-account stuurt en bewerkt vanuit haar eigen MaMoMo-account en vervolgens weer terugstuurt naar het account van [A] en van daaruit weer naar de journalist van het FD;
- [gedaagde sub 1] beantwoordt aan MaMoMo gerichte e-mails met het e-mailaccount van [A] . [eiseres] verwijst naar een e-mail van de tante van [gedaagde sub 1] (waarin kort gezegd staat dat haar tante haar probeert ‘tot de orde te roepen’). De respons op deze e-mail komt van het account [A] ;
- [gedaagde sub 1] is de auteur van documenten die als bijlage aan e-mails zijn gevoegd en die verstuurd zijn vanuit de e-mailaccounts van [A] . De rechtbank verwijst naar hetgeen zij daarover hiervoor over het conceptartikel voor het FD heeft overwogen;
- [gedaagde sub 1] erkent zelf dat zij e-mails verstuurt vanuit [A] . Dit blijkt onder meer uit één van de overgelegde audiofragmenten: “
Zo doe ik het ook, maar niet vanuit mezelf, maar vanuit [A]( [A] , rechtbank)
, zodat ik overal uit beeld blijf.” (productie 34 bij dagvaarding);
- [gedaagde sub 1] verstuurt ook e-mails namens [A] en haarzelf vanuit de
e-mailaccounts van [A] zo volgt uit de door [eiseres] aangehaalde e-mails
(
“Ja daar hebben wij als volgt op gereageerd zie bijlage”, e-mail van 21 december 2019 en “
onze opmerkingen”, e-mail van 30 mei 2020);
- derden rondom [A] en [gedaagde sub 1] weten dat [gedaagde sub 1] e-mails verstuurt vanuit de e-mailaccounts van [A] . [eiseres] verwijst onder meer naar een e-mail van
[gedaagde sub 5] (huidig lid van de raad van bestuur van Centric, gedaagde V) van 18 oktober 2019 waarin hij antwoordt: ”
Ik overleg vandaag nog even met [A]( [A] . Rechtbank)”;
- Op het moment dat e-mails van de e-mailaccounts van [A] werden verstuurd was [A] zelf vaak aan het werk of op zakenreis. [eiseres] verwijst naar e-mails die tussen 27 november 2019 en 4 december 2019 zijn verstuurd toen [A] op reis was naar Saoedi-Arabië;
- de opmaak, spelling en taal van de e-mails die zijn verstuurd vanuit de e-mailacounts van [A] zijn gelijk aan die van de e-mails die [gedaagde sub 1] vanuit haar eigen
e-mailaccounts heeft verstuurd, zoals harde returns, d/t fouten en het gebruik van de woorden ‘staatshacker’, ‘kapotschrijven’, dekmantel’, ‘rookgordijn’, ‘camouflagebedrijf’ en ‘afbranden’ (zie productie 87 bij de dagvaarding).
4.19.
De rechtbank heeft bij het voorgaande in acht genomen dat aan iedere internetverbinding één IP-adres vastzit. Het IP-adres is afhankelijk van het netwerk en is het nummer van de aansluiting.
4.20.
Het verweer van [gedaagde sub 1] dat het enkele feit dat een e-mail afkomstig is van het IP-adres van [gedaagde sub 1] niet hoeft te betekenen dat [gedaagde sub 1] de inhoud van de
e-mail bedacht, getypt en/of verzonden heeft is op zichzelf juist. Echter, de feiten en omstandigheden zoals hiervoor in 3.20. genoemd en in onderlinge samenhang bezien, maakt dat vooralsnog voldoende aannemelijk is geworden dat (ook) [gedaagde sub 1] de door [eiseres] gestelde beschuldigingen heeft geuit aan het adres van [eiseres] dan wel heeft gefaciliteerd (voor [A] ). Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van (andere) concrete feiten of omstandigheden op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat een ander dan [gedaagde sub 1] (en [A] ) degene(n) zijn geweest die de beschuldigingen heeft (hebben) geuit. Zo heeft de rechtbank bijvoorbeeld niet kunnen vaststellen dat een ander dan [gedaagde sub 1] en [A] toegang zou hebben (gehad) tot de e-mailaccounts [A] .com en [A] .com van welke accounts de beschuldigingen richting [eiseres] zijn geuit.
4.21.
Dat [gedaagde sub 1] geen inhoudelijke betrokkenheid heeft gehad bij de e-mails en dat alle e-mails ofwel:
-1) door [A] zijn bedacht en uitgedragen/uitgesproken en feitelijk verzonden
ofwel
-2) door [A] zijn bedacht en uitgedragen/uitgesproken en gedicteerd aan
[gedaagde sub 1] en door [gedaagde sub 1] getypt en vervolgens in opdracht van [A] door [gedaagde sub 1] verzonden,
zoals [gedaagde sub 1] betoogt, ontslaat [gedaagde sub 1] bovendien niet van haar eigen verantwoordelijkheid om daaraan iedere medewerking te onthouden.
4.22.
Daarnaast volgt uit een publieke mededeling op de website van Centric dat [A] weliswaar op de hoogte is van de inhoud van de e-mails en dat hij met de inhoud daarvan ook instemt, maar dat hij deze niet zelf opstelt: “
De inhoud van mijn mailberichten is mij steeds voor verzending bekend en heeft mijn instemming. Al mijn e-mails worden vanaf november 2018 op mijn initiatief en met door mij opgegeven inhoud voorbereid en pas na mijn nadrukkelijke toestemming verstuurd.”.
4.23.
De conclusie is dan ook dat [gedaagde sub 1] - voor de duur van deze procedure - een uitlatingsverbod moet worden opgelegd zoals gevorderd door [eiseres] .
[gedaagde sub 1] heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde (hoogte van de) dwangsom.
De rechtbank legt [gedaagde sub 1] een dwangsom op van € 20.000,00 per keer, met een maximum van € 1.000.000,00, nu de rechtbank dit een voldoende prikkel acht voor
[gedaagde sub 1] om te waarborgen dat zij het vonnis naleeft.
4.24.
[gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
€ 1.126,00 (2 punten × tarief € 563,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verbiedt [gedaagde sub 1] met onmiddellijke ingang voor de duur van deze procedure om op enigerlei wijze in woord of geschrift (waaronder per e-mail), direct of indirect,
[eiseres] te (doen) beschuldigen van de in de randnummer 1.3 van de dagvaarding omschreven misstanden,
5.2.
bepaalt dat [gedaagde sub 1] voor iedere overtreding van het verbod onder 5.1. een dwangsom verbeurt van € 20.000,00 per keer en/of per dag, een deel van de dag daaronder begrepen, met een maximum van € 1.000.000,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.126,00,
5.4.
verklaart dit vonnis in het incident uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol staat van 21 september 2022 voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van gedaagden 9 t/m 11,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: