ECLI:NL:RBOBR:2023:5305

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
22/2686
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeristenbelasting en de heffing op verblijfhouders zonder inschrijving in de basisregistratie personen

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 9 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de aanslag toeristenbelasting voor het belastingjaar 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan eiseres een aanslag opgelegd van € 49.267,20, welke door eiseres werd betwist. Eiseres, die bungalows verhuurt op een recreatiepark in de gemeente Reusel-De Mierden, voerde aan dat de aanslag onterecht was voor een deel van de overnachtingen, omdat de verblijfhouders op het park niet ingeschreven waren in de basisregistratie personen (BRP) en het college van burgemeester en wethouders hen had moeten inschrijven. De rechtbank oordeelt echter dat de aanslag terecht is opgelegd, omdat de verblijfhouders niet als ingezetenen in de BRP zijn geregistreerd. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar bij de heffing van toeristenbelasting mag uitgaan van de gegevens in de BRP en dat de omstandigheid dat verblijfhouders op het recreatiepark wonen, niet afdoet aan de heffing. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt ook afgewezen, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2686

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Reusel-De Mierden, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: J.W.A. Roest en mr. T.C.A. Houkes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aanslag toeristenbelasting voor het belastingjaar 2021.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan eiseres voor het belastingjaar 2021 een aanslag toeristenbelasting (met aanslagnummer [nummer] ) opgelegd van € 49.267,20.
1.2.
Met de uitspraak op bezwaar van 29 september 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de heffingsambtenaar.

Relevante feiten

2. Eiseres biedt als verhuurder van woonruimte gelegenheid tot het houden van verblijf in meerdere bungalows op een recreatiepark in de gemeente Reusel-De Mierden. Op 17 maart 2022 heeft de heffingsambtenaar eiseres gevraagd om het aangiftebiljet toeristenbelasting 2021 in te vullen. Eiseres heeft dat op 23 mei 2022 gedaan. Op het aangiftebiljet heeft eiseres ingevuld dat sprake is van 30.792 overnachtingen. Dit aangiftebiljet heeft vervolgens geleid tot de aanslag toeristenbelasting 2021.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen de aanslag toeristenbelasting 2021. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
In de bijlage bij deze uitspraak staan de wettelijke regels die voor de beoordeling van het beroep belangrijk zijn.
De beroepsgronden
4. Eiseres voert aan dat de aanslag voor ongeveer 10.000 overnachtingen terecht is opgelegd. Voor de overige overnachtingen is de aanslag onterecht, want de desbetreffende verblijfhouders wonen op het recreatiepark. Zij zijn niet ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente Reusel-De Mierden, maar het college van burgemeester en wethouders (het college) van de gemeente had wel de verplichting hen in te schrijven. Het college had actief moeten onderzoeken welke verblijfhouders zich moesten laten inschrijven en zij had daarop moeten handhaven. Dat heeft het college niet gedaan en dat kan de heffingsambtenaar worden aangerekend. Eiseres betoogt dat het in strijd is met het gelijkheidsbeginsel dat de ene verblijfhouder wel wordt ingeschreven in de BRP en de andere niet. Deze ongelijke behandeling heeft invloed op de heffing van toeristenbelasting. Dat effect kan worden weggenomen door geen toeristenbelasting te heffen voor de verblijfhouders die ingeschreven hadden moeten worden.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat de aanslag toeristenbelasting voor 30.792 overnachtingen terecht is opgelegd. Daarvoor stelt de rechtbank allereerst vast dat het belastbare feit in de zin van artikel 1 van de Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2021 zich heeft voorgedaan. Er is immers sprake van verblijfhouders die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de BRP zijn ingeschreven. Eiseres heeft dat tijdens de zitting ook erkend. Zoals eerder geoordeeld [1] kan de omstandigheid dat verblijfhouders volgens eiseres wonen op het recreatiepark dan ook niet afdoen aan de heffing van toeristenbelasting. Daarnaast geldt dat de heffingsambtenaar bij de heffing van toeristenbelasting mag uitgaan van de gegevens in de BRP. De gegevens die relevant zijn voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een belastbaar feit voor de toeristenbelasting ontvangt de heffingsambtenaar pas na het einde van het kalenderjaar. Deze gegevens kunnen er niet toe leiden dat een verblijfhouder met terugwerkende kracht in de BRP wordt ingeschreven. [2] Dat betekent dat het voor de beoordeling van de vraag of de toeristenbelasting terecht is geheven ook niet relevant is of het college eventueel verplicht was verblijfhouders in te schrijven. Ten slotte slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel ook niet, omdat er geen sprake is van feitelijk en rechtens gelijke gevallen. De ene verblijfhouder is immers wel ingeschreven in de BRP en de andere verblijfhouder niet. Toeristenbelasting wordt volgens de wettelijke regels alleen geheven voor de niet-ingeschreven verblijfhouder en het is daarbij niet relevant of deze verblijfhouder wel ingeschreven had moeten zijn, zoals eiseres stelt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, voorzitter, en mr. M. Cune en
mr. M.P. Schutte, leden, in aanwezigheid van mr. I.M.C. van Og, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: de wettelijke regels

Gemeentewet
Artikel 224
Ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, kan een toeristenbelasting worden geheven.
(…)
Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2021 van de gemeente Reusel-De Mierden
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam “toeristenbelasting” wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.
Artikel 2 Belastingplicht
Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.
(…)
(…)
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.
Artikel 5 Belastingtarief
Het tarief bedraagt per persoon, per overnachting €1,60.