In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, een huidverzorgingskliniek. De werkneemster, die sinds 2019 als schoonheidsspecialiste werkzaam was, werd op 18 mei 2023 op staande voet ontslagen wegens vermeend grensoverschrijdend gedrag. De werkgever stelde dat er sprake was van ongepast gedrag, ook na het beëindigen van een seksuele relatie tussen de werkneemster en de directeur van de kliniek. De werkneemster betwistte echter de beschuldigingen en stelde dat alle handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden aanwezig was en het ontslag niet onverwijld was gegeven. De rechter concludeerde dat de werkgever problemen in de privésfeer arbeidsrechtelijk had bestraft. De werkneemster kreeg recht op een billijke vergoeding van € 10.000,- netto, een transitievergoeding van € 2.158,64 en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.318,16. De werkgever werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de strenge eisen die aan een ontslag op staande voet worden gesteld en de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met persoonlijke relaties binnen de werkplek.