ECLI:NL:RBOBR:2023:4798

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
01/316464-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met geweld in een woning tijdens de nachtrust

Op 2 oktober 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan diefstal met geweld. De zaak kwam aan het licht na een gewelddadige overval op de woning van een 80-jarige man in Veldhoven, waarbij de verdachte als thuiszorghulp een video-opname van de kluis in de slaapkamer van het slachtoffer had gemaakt en deze informatie met de medeverdachten had gedeeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk behulpzaam was geweest bij de diefstal, die gepaard ging met geweld tegen het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk voorwaardelijk opzet had op het geweld, ook al had hij verklaard dat hij niet wilde dat er geweld zou worden gebruikt. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en behandeling door een forensische zorgverlener. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade, in totaal € 5.840,28, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.316464.22
Datum uitspraak: 2 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [2002] ,
thans gedetineerd te P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 september 2023.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 maart 2023. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 24 april 2023 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 3 november 2022 tot en met 4 november 2022 te Veldhoven, althans in Nederland, omstreeks 21:30 uur tot en met 02:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
- een of meerdere sieraden en/of
- een gouden tientje en/of
- een telefoon (Iphone 8) en/of
- een auto (Opel Corsa) en/of
- een portemonnee (met inhoud)
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen in/uit een woning, gelegen aan de [adres 1] ,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- met kracht de voordeur van bovengenoemde woning open te duwen en naar binnen te stormen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam) en/of
- die [slachtoffer] stevig vast te grijpen en/of
- (daarbij) een mes te tonen en/of vast te houden en/of
- die [slachtoffer] met een riem vast te binden en/of
- een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp op de keel en/of hals en/of nek van die [slachtoffer] te drukken en/of
- met een hamer met kracht op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of stompen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 16 september 2022 tot en met 4 november 2022 te Veldhoven en/of Eindhoven, althans in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- (op 16 september 2022 omstreeks 9.31 uur) (via de app Snapchat) een foto en/of video-opname te maken van een kluis, gelegen in de slaapkamer van de woning aan de [adres 1] en/of
- (op 16 september 2022 omstreeks 11.23 uur) een afbeelding en/of screenshot te maken van het adres van voornoemde woning en/of
- (op 1 november 2022 omstreeks 20.00 uur) meermalen (via de app Snapchat) groepscontact te hebben met voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en/of
- (op 1 november 2022 omstreeks 20.16 uur) de foto en/of video-opname van de kluis (via de app Snapchat) door te sturen aan die [medeverdachte 1] en/of
- (op 1 november 2022 omstreeks 20.19 uur) opnieuw (via de app Snapchat) groepscontact te hebben met voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en/of
- (op 1 november 2022 omstreeks 20.22 uur) de afbeelding en/of screenshot van het adres [adres 1] (via de app Snapchat) door te sturen aan die [medeverdachte 1] en/of
- (op 1 november 2022 omstreeks 20.22 uur) opnieuw (via de app Snapchat) groepscontact te hebben met voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en/of
- (aldus) samen met die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de overval te plannen en/of voor te bereiden en/of

(diverse keren) met die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 2] contact te hebben over de overval.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijswaardering.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de medeplichtigheid aan de diefstal.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de bestanddelen die zien op het gebruik van geweld en daarnaast van de omstandigheid dat de diefstal is gepleegd tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijke) opzet had op het gepleegde geweld. Verdachte heeft namelijk nooit gewild dat er een overval zou plaatsvinden. Hij heeft een foto gemaakt van de kluis en die verstuurd onder de voorwaarde dat de dader de woning zou binnengaan op het moment dat de bewoner niet thuis was.
Verder wist verdachte niet wanneer de diefstal plaats zou vinden, zodat hij geen (voorwaardelijke) opzet had op de omstandigheid dat de diefstal tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd is gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank.
A.
De bewijsmiddelen
In bijlage I heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
B.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank stelt op grond van het dossier en wat op de terechtzitting is besproken het volgende vast.
In de nacht van 3 op 4 november 2022 vindt een gewelddadige overval plaats in de woning van [slachtoffer]
(hierna: het slachtoffer)aan de [adres 1] in Veldhoven. Bij deze overval zijn meerdere goederen buit gemaakt, waaronder de telefoon en de auto van het slachtoffer. De overvaller is korte tijd later aangehouden in de auto van het slachtoffer en met bloedvlekken van het slachtoffer op zijn vest.. De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [medeverdachte 1]
(hierna: [medeverdachte 1] )de overval heeft gepleegd.
De vraag die de rechtbank gezien de tenlastelegging moet beantwoorden, is of verdachte als medeplichtige aan deze deze overval kan worden aangemerkt. De rechtbank bespreekt in dit kader allereerst of en zo ja welke rol verdachte heeft gehad en vervolgens of sprake is van opzet.
De rol verdachte.De rechtbank stelt vast dat verdachte de tipgever was. Hij heeft toen hij als thuiszorghulp aan het werk was in de woning van het slachtoffer een video-opname heeft gemaakt van de kluis in de slaapkamer van het slachtoffer. Die opname heeft hij op een later moment met [medeverdachte 1] gedeeld. Ook heeft hij toen een afbeelding van het adres van het slachtoffer gestuurd aan [medeverdachte 1] .
Opzet.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is tweeledig opzet (ten minste in voorwaardelijke vorm) vereist, namelijk
1) opzet dat is gericht op het misdrijf (het gronddelict) dat verdachte ondersteunt, en
2) opzet dat is gericht op die ondersteuning zelf.
Als het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet (volledig) is gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict. Of van een dergelijk verband sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Doorgaans zal kunnen worden aangenomen dat dit verband bestaat als het misdrijf waarop het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige was gericht, een onderdeel vormt van het gronddelict, zoals het geval is bij een misdrijf dat is begaan onder strafverzwarende omstandigheden (vergelijk HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4471 en HR 6 maart 2018, ECLI:L:HR:2018:304).
De rechtbank stelt vast dat verdachte opzet had op diefstal uit de woning van het slachtoffer. Hij stelt dat het niet zijn bedoeling was dat geweld zou worden toegepast. De verdediging is gelet hierop van mening dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het door [medeverdachte 1] gepleegde geweld. Dat betekent, gelet op het hiervoor weergegeven juridische kader, dat het misdrijf waarop het opzet wel was gericht (in dit geval diefstal) voldoende verband moet houden met het gronddelict (in dit geval de diefstal met geweld). De rechtbank is van oordeel dat een diefstal uit een woning voldoende verband houdt met de gepleegde diefstal uit de woning met geweld gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (het gronddelict). Een diefstal uit een woning vormt namelijk een onderdeel van het gronddelict.
Verdachte heeft met zijn handelingen de diefstal met geweld ondersteund. Uit de gedragingen van verdachte en de door hem afgelegde verklaring, zoals hiervoor weergegeven, blijkt dat zijn opzet was gericht op die ondersteuning.
Dat betekent dat de medeplichtigheid van verdachte aan de diefstal met geweld gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat de vraag of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de bestanddelen het gebruik van geweld en de omstandigheid dat de diefstal is gepleegd tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd is dus voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid niet relevant. Het is wel relevant voor de strafmaat. De rechtbank zal hier onder ‘Oplegging van straf’ nadere overwegingen aan wijden.

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de in de bewijsbijlage vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[medeverdachte 1] in de periode van 3 november 2022 tot en met 4 november 2022 te Veldhoven, omstreeks 21:30 uur tot en met 02:30 uur,
- een sieraad en
- een telefoon (iPhone 8) en
- een auto (Opel Corsa) en
- een portemonnee met inhoud
die aan [slachtoffer] of een ander toebehoorden heeft weggenomen uit een woning, gelegen aan de [adres 1] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- met kracht de voordeur van bovengenoemde woning open te duwen en naar binnen te stormen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam en
- die [slachtoffer] stevig vast te grijpen en
- daarbij een mes te tonen en vast te houden en
- die [slachtoffer] met een riem vast te binden en
- een mes op de keel en/of hals en/of nek van die [slachtoffer] te drukken en
- met een hamer met kracht op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan;
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 16 september 2022 tot en met 4 november 2022 in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, door:
- op 16 september 2022 omstreeks 9.31 uur via de app Snapchat een video-opname te maken van een kluis, gelegen in de slaapkamer van de woning aan de [adres 1] en
- op 16 september 2022 omstreeks 11.23 uur een afbeelding te maken van het adres van voornoemde woning en
- op 1 november 2022 omstreeks 20.00 uur meermalen via de app Snapchat groepscontact te hebben met voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en
- op 1 november 2022 omstreeks 20.16 uur de video-opname van de kluis via de app Snapchat door te sturen aan die [medeverdachte 1] en
- op 1 november 2022 omstreeks 20.19 uur opnieuw via de app Snapchat groepscontact te hebben met voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en
- op 1 november 2022 omstreeks 20.22 uur de afbeelding van het adres [adres 1] via de app Snapchat door te sturen aan die [medeverdachte 1] en
- op 1 november 2022 omstreeks 20.22 uur opnieuw via de app Snapchat groepscontact te hebben met voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en
- aldus met die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 2] contact te hebben over de overval.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De verschrijvingen die in de tenlastelegging voorkomen, zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
(hierna: Sr)waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren geëist. Aan deze voorwaardelijke straf moeten de bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering worden gekoppeld.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die een duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr waarvan 9 maanden voorwaardelijk niet te boven gaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is medeplichtig geweest aan een zeer gewelddadige overval op de woning van het (destijds) 80-jarige slachtoffer. Tegen het slachtoffer is fors geweld gebruikt. Zo is het slachtoffer onder meer vastgebonden met een riem, is er een mes op zijn nek gedrukt en is hij met een hamer op zijn hoofd geslagen. Het slachtoffer liep hierbij meerdere hoofdwonden, gekneusde ribben, steekverwondingen in de nek, een oppervlakkige snijwond op zijn wang, diverse schaafwonden en mogelijk ook een hersenschudding op. Bij de overval zijn de trouwring van de echtgenote van het slachtoffer en de telefoon, de auto en de portemonnee van het slachtoffer gestolen. De overval heeft een grote impact gehad op het leven van het slachtoffer en zijn gezin. Uit de ter terechtzitting van 18 september 2023 namens het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring voelt het slachtoffer zich niet meer veilig in zijn eigen woning en is hij angstig en wantrouwig naar anderen geworden. Het slachtoffer heeft doodsangsten uitgestaan en hij herbeleeft de gewelddadige overval dagelijks.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie als medewerker in de thuiszorg. Hij werkte en in de woning van het slachtoffer en heeft daar een video-opname van een kluis in de slaapkamer van het slachtoffer gemaakt. Deze video-opname en het adres van het slachtoffer heeft hij vervolgens met de overvaller gedeeld. Dit terwijl de medewerkers in de thuiszorg juist worden ingezet om kwetsbare mensen te helpen. Zonder de tip van verdachte was deze overval niet gepleegd.
Bij de bepaling van de strafmaat voor een medeplichtige, zoals verdachte, geldt dat op grond van artikel 49, vierde lid, Sr alleen die handelingen in aanmerking komen, die de medeplichtige opzettelijk gemakkelijk heeft gemaakt of bevorderd, benevens hun gevolgen.
Gelet hierop moet de rechtbank beoordelen of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het gebruik van geweld en de omstandigheid dat de diefstal is gepleegd tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd.
Over het gebruik van geweld door [medeverdachte 1] overweegt de rechtbank als volgt. In zijn eerste verhoor bij de politie zwijgt verdachte. In zijn tweede verhoor geeft verdachte toe dat hij een tip heeft gegeven. Verder zegt verdachte dat hij gewoon in een groepsgesprek is gegooid en dat hij “antwoord en informatie” gaf “en klaar”. Later zegt verdachte nog eens dat hij enkel de tip en locatie heeft gegeven maar dat hij verder “helemaal niets” wist. Verdachte herhaalt dit nog eens door te zeggen “de overvaller heeft de overval gezet”. In zijn derde verhoor lijkt verdachte wat te draaien. Op veel vragen beroept hij zich weer op zijn zwijgrecht, maar verdachte komt ook met nieuwe informatie. Verdachte geeft dan aan dat het de bedoeling was dat de overvaller naar binnen zou gaan als het slachtoffer niet thuis was. Verdachte zou dit als voorwaarde hebben gesteld toen hij in het groepsgesprek werd gegooid toen hij bij het slachtoffer in zijn woning werkte als thuiszorghulp, en hem gevraagd werd om een foto te sturen. Deze verklaring heeft verdachte ter terechtzitting herhaald. De rechtbank acht die laatste verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Pas in zijn derde verhoor komt hij met deze informatie. Dat hij de voorwaarde zou hebben gesteld dat de overvaller naar binnen zou gaan als het slachtoffer niet thuis was, vindt geen steun in het dossier. In tegendeel, in zijn tweede verhoor zegt verdachte – samengevat – dat hij enkel de tip heeft gegeven en dat hij verder niets wist. De overvaller heeft de overval zelf “gezet”. Over voorwaarden waaronder verdachte informatie zou verstrekken, verklaart hij niet. Hier past de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 18 september 2023 bij dat hij iemand anders “het”
(rechtbank: de overval)laat doen en dat hij zijn percentage pakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat een diefstal uit een woning vaak gepaard gaat met (bedreiging met) geweld. Immers, het slachtoffer zal in veel gevallen zijn eigendommen niet zomaar prijs (willen) geven. Daarnaast, mocht het slachtoffer niet thuis zijn, bestaat er altijd de kans dat het slachtoffer toch thuis komt en de dief betrapt, met een confrontatie tot gevolg. Verder is het zo dat de inhoud van de kluis van het slachtoffer, waar verdachte zelf een video van had gestuurd, in principe enkel buit gemaakt kon worden door het dwingen van het slachtoffer tot het geven van de code. Dit is ook daadwerkelijk gebeurd. Verdachte heeft die aanmerkelijke kans op geweld willens en wetens aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dus wel degelijk voorwaardelijk opzet gehad op het gepleegde geweld. Hiermee houdt de rechtbank dus ook rekening bij het bepalen van de strafmaat.
Ten aanzien van de omstandigheid dat de diefstal is gepleegd tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd kan het voorwaardelijk opzet van verdachte hierop niet worden vastgesteld. De rechtbank zal dit dan ook niet in strafverzwarende zin meenemen in de strafmaat.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 juni 2023 omtrent verdachte, waaruit blijkt dat hij in de 5 jaren voorafgaand aan dit feit eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder een straatroof.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland
d.d. 29 augustus 2023. Bij een veroordeling wordt geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, zodat interventies plaats kunnen vinden. De volgende bijzondere voorwaarden zijn volgens de reclassering geïndiceerd:
- meldplicht bij reclassering,
- ambulante behandeling,
- contactverbod,
- locatieverbod (met elektronische monitoring),
- locatiegebod (met elektronische monitoring), en
- andere voorwaarden betreffende het gedrag die kort gezegd zien op e een dagbesteding, het geven van inzicht in zijn financiële situatie en het mijden van risicovolle en criminele contacten.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank zal een gedeelte van deze straf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank ziet reden om af te wijken van het rapport van Reclassering Nederland als het gaat om twee bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet namelijk geen aanleiding voor de oplegging van een locatieverbod en een locatiegebod (met elektronische monitoring).
De rechtbank acht de op te leggen straf passend en geboden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 840,28 in verband met materiële schade en een bedrag van € 7.100,00 in verband met immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, gelet op het bepaalde in artikel 6, eerste van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). omdat – kort gezegd –
1) de verdediging gelet op het late tijdstip van verspreiding van de vordering onvoldoende voorbereidingstijd heeft gehad, en
2) het alsnog bieden van die tijd een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Subsidiair moet de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard, gelet op de bepleite partiële niet-ontvankelijkheid.
Het standpunt van de benadeelde partij.
Namens de benadeelde partij heeft mevrouw J. Kamp medewerkster bij Slachtofferhulp Nederland erkent dat de vordering kort voor de terechtzitting is ingediend. De vordering is echter gelet op het bepaalde in artikel 51g, derde lid, Sv tijdig ingediend. Van niet-ontvankelijkheid kan daarom geen sprake zijn.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de vordering kort voor de zitting is ingediend. Tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij leidt dat in dit geval echter niet. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Op grond van artikel 51g, derde lid, Sv, kan de benadeelde partij zijn vordering op de zitting indienen tot het moment dat de officier van justitie het woord voert. In zoverre is de vordering dus tijdig ingediend.
De rechtbank moet er echter ook zeker van zijn dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen wat zij ter onderbouwing van de vordering of het verweer tegen die vordering kunnen aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren (vgl.: Hoge Raad, 28 mei 2012, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.1).
De rechtbank overweegt dat in dit geval geen sprake is van een omvangrijke, complexe vordering waarbij (uitzonderlijk) hoge bedragen zijn gevorderd en waarvoor veel tijd nodig is om deze adequaat te kunnen voorbereiden. Onder deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat de verdediging in voldoende mate in de gelegenheid is geweest om verweer tegen die vordering kunnen voeren en dat verweer gedegen voor te bereiden.
Dat betekent dat de rechtbank de raadsman van verdachte niet volgt in zijn standpunt om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in verband met strijd met het EVRM. De rechtbank heeft wel begrip voor de onvrede van de verdediging over het late moment van indienen. De rechtbank merkt in dit verband op dat het gelet op de pleegdatum van het feit en de data van de facturen die als bijlage bij de vordering zijn opgenomen, mogelijk lijkt te zijn geweest om de vordering eerder in te dienen. Het had in dat geval voor de hand gelegen om de vordering eerder in te dienen, zodat de procespartijen en de rechtbank niet op een onnodig laat tijdstip hiermee zouden worden geconfronteerd.
Het subsidiaire standpunt volgt de rechtbank ook niet. Zij komt immers, anders dan de raadsman heeft bepleit, tot een bewezenverklaring. De benadeelde partij is dus ontvankelijk.
De rechtbank komt dan ook toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering van de benadeelde partij.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks de gevorderde materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade heeft geleden. Bij de benadeelde partij is als gevolg van het tegen hem toegepaste geweld flink lichamelijk letsel ontstaan. Daarnaast heeft het feit ook psychische gevolgen gehad voor de benadeelde partij. De rechtbank zal de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 5.000,00.
De benadeelde partij zal ten aanzien van het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij zal dat deel van de vordering enkel bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Verdachte zal voorts worden veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Resumé
In totaal wijst de rechtbank een bedrag van € 5.840,28 aan schadevergoeding toe, bestaande uit een bedrag van € 840,28 aan materiële schade en bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de materiële schade vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
14 september 2023 (de datum van de indiening van de vordering) tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de immateriële schade vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2022 (de datum van het delict) tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde partij hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 48 en 312 Sr.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf :
Medeplichtigheid aan: diefstal, voorafgegaan/vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
Een gevangenisstrafvoor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
1) de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij de Reclassering Nederland op het volgend adres: Eekbrouwersweg 6, 5233 VG ’s-Hertogenbosch, of op telefoonnummer 088-8041504. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Tevens dient hij mee te werken aan huisbezoeken die afgelegd kunnen worden. Daarnaast dient de veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven;
2) de veroordeelde werkt mee aan intake/diagnostiek en laat zich (indien geïndiceerd) behandelen door een forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op het moment dat de veroordeelde is aangemeld en er plek is. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3) de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met het slachtoffer Theodorus Henricus [slachtoffer] (geboren op [1942] te [geboorteplaats 2] , wonende te [adres 1] ) en de medeverdachten in onderhavige zaak [medeverdachte 2] (geboren op [2000] te [geboorteplaats 3] , wonende te [adres 2] ) en [medeverdachte 1] (geboren op [2004] te [geboorteplaats 4] , wonende te [adres 3] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
4) de veroordeelde dient medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
5) de veroordeelde dient openheid van zaken te tonen ten aanzien van zijn financiële situatie;
6) de veroordeelde mijdt risicovolle en criminele contacten en meldt problemen/risico's direct bij de reclassering.
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 5.840,28 euro, bestaande uit 840,28 euro materiële schade en 5.000,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
14 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer], van een bedrag van 5.840,28 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 64 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit 840,28 euro materiële schade en 5.000,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Donkersloot, voorzitter,
mr. N. Flikkenschild en mr. M.J.C. van der Vegte, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 2 oktober 2023.