In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres, een B.V., tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Laarbeek om geen proceskostenvergoeding toe te kennen in bezwaar. De heffingsambtenaar had op 21 juni 2022 een aanslag leges opgelegd van € 12.303,39, welke aanslag gedeeltelijk gegrond werd verklaard in de uitspraak op bezwaar van 19 september 2022, maar zonder toekenning van proceskosten. Eiseres was van mening dat de heffingsambtenaar ten onrechte geen proceskostenvergoeding had toegekend en dat het bezwaar niet gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond kon worden verklaard.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de proceskosten van eiseres in bezwaar ten onrechte niet heeft vergoed. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar in zijn verweerschrift heeft erkend dat hij onbedoeld het verzoek om vergoeding van de proceskosten niet heeft meegenomen. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en vernietigt de bestreden uitspraak voor zover deze geen proceskostenvergoeding toekent. Tevens wordt aan eiseres alsnog een proceskostenvergoeding in bezwaar toegekend van € 296, en het griffierecht van € 360 moet door de heffingsambtenaar aan eiseres worden vergoed. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar ook tot betaling van € 418,50 aan proceskosten in beroep aan eiseres.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Cune, rechter, en is openbaar uitgesproken op 18 september 2023. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.