ECLI:NL:RBOBR:2023:4376

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
01/119877-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en mishandeling van een ambtenaar

Op 5 september 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 mei 2023 in Eindhoven een woninginbraak heeft gepleegd. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de woning door middel van braak en heeft daarbij een rugtas met inhoud, waaronder een computer, weggenomen. Dit gebeurde gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, terwijl de bewoners in de woning aanwezig waren. Tijdens de inbraak heeft de verdachte geweld gebruikt tegen een van de bewoners, wat heeft geleid tot een veroordeling voor diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld voor de mishandeling van een ambtenaar, die optrad tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. De verdachte is vrijgesproken van een tweede feit, namelijk de poging tot diefstal in een andere woning, omdat de rechtbank twijfels had over het opzet van de verdachte op dat moment. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding van €650,- aan het slachtoffer van de mishandeling. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.119877.23
Datum uitspraak: 05 september 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te: P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 1 HVB.
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 juli 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Eindhoven
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd
in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2] ,
een rugtas met inhoud (computer met computerspullen) en/of een sleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door op voornoemde [naam 1] af te lopen en/of (vervolgens/ daarbij) die [naam 1] vast te pakken en/of (daarbij/ vervolgens) die [naam 1] naar achteren te duwen en/of te trekken en/of (daarbij/ vervolgens) met die [naam 1] op de grond te worstelen en/of rollen;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Eindhoven
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd
in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een rugtas met inhoud (computer met computerspullen) en/of een sleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
het glas van de achterdeur heeft ingeslagen/ingegooid en/of ingetrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door op voornoemde [naam 1] af te lopen en/of (vervolgens/ daarbij) die [naam 1] vast te pakken en/of (daarbij/ vervolgens) die [naam 1] naar achteren te duwen en/of te trekken en/of (daarbij/ vervolgens) met die [naam 1] op de grond te worstelen en/of rollen;
feit 2:
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Eindhoven
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd
in/uit een woning, gelegen aan de [adres 3] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
de woning via een openstaande deur op de eerste verdieping binnen is geklommen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3:
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Eindhoven,
een ambtenaar, [arrestantenverzorger] (arrestantenverzorger),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door voornoemde [arrestantenverzorger] achter zijn oor, althans tegen zijn hoofd, te slaan.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair, feit 2 en feit 3.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft bewezenverklaring van feit 1 primair dan wel subsidiair en feit 3. Met betrekking tot feit 2, de poging woninginbraak in de [adres 3] in Eindhoven, heeft de raadsman enkele kritische vragen opgeworpen.
Verdachte heeft erkend een woninginbraak te hebben gepleegd in de [adres 2] in Eindhoven en daarbij een laptop in een rugzak te hebben gestopt - welke niet aan verdachte toebehoorde - die hij wilde meenemen (feit 1). Het toegepaste geweld, ten laste gelegd in feit 1, heeft verdachte niet ondubbelzinnig bekend.
Verdachte heeft bekend dat hij in de woning van aangever [naam 3] was - de [adres 3] in Eindhoven - maar heeft ontkend dat hij daar was om spullen weg te nemen (feit 2). Hij wilde een schuilplaats tegen de regen.
Verdachte heeft bekend de arrestantenverzorger (feit 3) een klap te hebben gegeven.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Vrijspraak van feit 2.

Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde poging tot diefstal, overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij in de nacht van 11 mei 2023 in de woning aan de [adres 3] in Eindhoven was. Hij is via een openstaande balkondeur naar binnen gegaan. Uit de verklaring van aangever [naam 3] volgt dat dit omstreeks 4:15 uur was. Verdachte heeft met klem ontkend dat hij daar was om te gaan stelen; hij zocht een schuilplaats tegen de regen en een plek om uit te rusten. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting iets anders blijkt.
Uit camerabeelden is gebleken dat verdachte zich diezelfde nacht omstreeks 2:30 uur bij de voordeur van [adres 4] in Eindhoven ophield, dat hij meermalen op dat adres heeft aangebeld, aan de deur trok en duwde, door de brievenbus riep, en zo’n veertig minuten later nog eens heeft aangebeld. Met zijn gedrag maakte hij een verwarde indruk. Verdachte heeft in reactie op deze camerabeelden verklaard dat hij op dat moment een schuilplaats tegen de regen zocht en een plek om uit te rusten. Hij was namelijk dakloos.
Omstreeks 6:45 uur heeft verdachte de woninginbraak op de [adres 2] gepleegd. Verdachte heeft ter terechtzitting over die woninginbraak verklaard dat hij gaandeweg die nacht honger kreeg en dat hij, toen hij van buitenaf een laptop in het huis op [adres 2] zag liggen, op het idee kwam daar een woninginbraak te plegen.
De rechtbank vindt het verwarde en luidruchtige gedrag dat verdachte bij [adres 4] vertoonde, niet goed passen bij een eventueel op handen zijnde inbraak aldaar. Het zal niet voor niks zijn, dat deze situatie niet op de tenlastelegging terecht is gekomen. De rechtbank vindt verdachtes uitleg over de situatie bij [adres 4], namelijk dat hij wilde schuilen en een plek zocht om te rusten, ook niet ongeloofwaardig.
Hoe het kan dat verdachte ruim vier uur later wél tot het besluit kwam om in te breken bij [adres 2], heeft verdachte uitgelegd: een combinatie van honger en een laptop die in het zicht lag. In welk licht moet de insluiping op [adres 3] – ongeveer twee uur na het verwarde gedrag op [adres 4] en ongeveer twee uur vóór de inbraak op [adres 2] – nu worden gezien?
Gezien het tijdsverloop tussen de drie incidenten en verdachtes uiteenlopende motieven aan het begin en het einde van de nacht, twijfelt de rechtbank eraan of verdachte ten tijde van de insluiping op [adres 3] het oogmerk had om daar spullen weg te nemen. De stellige ontkenning legt hierdoor des te meer gewicht in de schaal. De rechtbank acht alles afwegende niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijs voor feit 1

1. de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 22 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 11 mei 2023 de ruit van de woning aan de [adres 2] te Eindhoven stukgeslagen met een voorwerp dat in de tuin lag. Dat is met een schep gebeurd.
Ik had een laptop zien liggen die ik wilde meenemen.
Ik heb de laptop in de rugzak gedaan. (…) Ik was eigenlijk klaar en stond op het punt om weg te gaan. Toen werd ik verrast door de eigenaar van de woning en ik wilde juist naar buiten gaan met de laptop. In korte tijd gebeurde er heel veel. Er was veel beweging.
2) de verklaring van verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris op 15 mei 2023, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik mij schuldig heb gemaakt aan diefstal in een woning. Met betrekking tot het geweld waarvan sprake is in de vordering, zeg ik u dat ik hem alleen bij zijn nek heb gepakt. (…) Het klopt ook dat ik al computerspullen in een tas heb gestopt.
3) een proces-verbaal van aangifte [naam 2] de dato 11 mei 2023, p. 42, voor zover inhoudende:
Op donderdag 11 mei 2023, omstreeks 06.40 uur vond er een diefstal met geweld plaats in mijn woning gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven. Ik heb aan niemand het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit strafbare feit.
4) proces-verbaal van aangifte [naam 1] de dato 11 mei 2023, p. 47-54, voor zover inhoudende:
Ik werd vanmorgen wakker van een harde dreun, volgens mij waren het twee dreunen. (...) Ik zag op mijn horloge dat het 06.45 uur was. (...) Hierdoor zag ik dat de achterdeur van de woonkamer gesneuveld was. Ik zag dat er een groot gat in zat. (...) Ik ben vervolgens via de bijkeuken naar de woonkamer gelopen en zag dat er een onbekende man onder mijn bureautafel vandaan kwam.
Ik zag dat de man op me af gelopen kwam. Ik voelde dat de man mij vastpakte. (...) Ik denk dat de man toen kans zag om de regie te pakken door mij naar achteren te duwen en trekken. We zaten als het ware aan elkaar vastgekleefd doordat we aan elkaar aan het duwen en trekken waren. (...)
Zoals ik al zei zijn we al rollend naar de keuken geworsteld. (…)
Heb je zelf letsel of pijn?
A: De mensen van Forensische Opsporing hebben schrammen op mijn linker bovenarm geconstateerd.
(…)
V: Hoe is de inbreker binnen gekomen.
A: Door de glazen tuindeur. (…)
V: Toen je de inbreker voor de eerste keer zag kwam hij op je af en pakte je vast.
Waar heeft hij je vastgepakt?
A: Hij heeft me met twee handen vastgepakt bij mijn schouders.
Op basis van de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een woninginbraak heeft gepleegd, waarna hij is overlopen door de eigenaar van de woning. De eigenaren zijn wakker geworden van het lawaai dat verdachte daarbij heeft gemaakt. Verdachte had de laptop al in een tas gedaan en op het moment dat de bewoner hem verraste, stond hij op het punt de woning te verlaten.
De verdachte heeft zich als heer en meester over de laptop gedragen en zich daarmee zodanig feitelijke heerschappij over de laptop verschaft dat een voltooide diefstal bewezen kan worden verklaard. Daaraan doet niet af dat de verdachte de woning nog niet had verlaten (vgl. ECLI:NL:HR:2011:BP2627 en ECLI:NL:HR:2018:1422). Daarna heeft verdachte geweld toegepast om weg te kunnen komen en/of de buit veilig te stellen. Verdachte heeft over het geweld dat over en weer is toegepast niet veel verklaard, maar de rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan hetgeen aangever [naam 1] daarover heeft verklaard.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de diefstal van de sleutel, omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte deze sleutel heeft weggenomen of het oogmerk had deze sleutel weg te nemen en zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Bewijs voor feit 3

De rechtbank zal met betrekking tot feit 3 een opgave doen van de wettige bewijsmiddelen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu verdachte het bewezen verklaarde in zoverre heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
Opgave bewijsmiddelen feit 3:
5. de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 22 augustus 2023;
6. een proces-verbaal van aangifte van [arrestantenverzorger] de dato 13 mei 2023, p. 78-79 en de gevoegde foto van het letsel op p. 82;
7. een schriftelijk bescheid, zijnde medische informatie over [arrestantenverzorger] van de [huisartsenpraktijk] van 12 mei 2023, p. 84.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
feit 1 primair:
op 11 mei 2023 te Eindhoven
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd
in een woning, gelegen aan de [adres 2] ,
een rugtas met inhoud (computer met computerspullen), in elk geval enig goed, dat aan
[naam 1] en/of [naam 2] , toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen voornoemde [naam 1] ,
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door op voornoemde [naam 1] af te lopen en vervolgens/daarbij die [naam 1] vast te pakken, die [naam 1] naar achteren te duwen en te trekken en met die [naam 1] op de grond te worstelen en rollen;
feit 3:
op 11 mei 2023 te Eindhoven
een ambtenaar, [arrestantenverzorger] (arrestantenverzorger),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
heeft mishandeld door voornoemde [arrestantenverzorger] tegen zijn hoofd te slaan.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de 3 ten laste gelegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is een lagere straf gepleit, rekening houdend met onder meer zijn proceshouding.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak met geweld. Nadien heeft verdachte zich op het politiebureau ernstig misdragen door een arrestantenverzorger in functie te slaan, die als gevolg hiervan pijn en letsel heeft opgelopen.
De woning is bij uitstek de plaats waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. Een inbraak in de woning – zeker in de nachtelijke uren, terwijl bewoners boven in bed liggen te slapen – veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Verdachte heeft zich hiervan niets aangetrokken. Toen de bewoner beneden kwam is hij niet weggegaan, maar is hij in plaats daarvan de confrontatie met hem aangegaan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het uitgangspunt voor een woninginbraak is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Maar nu deze met geweld gepaard is gegaan en heeft plaatsgevonden in de voor de nachtrust bestemde tijd, op het moment dat de bewoners thuis waren, is een langere gevangenisstraf passend. Daar komt nog bij dat verdachte een ambtenaar in functie heeft mishandeld, hetgeen ook zeer ernstig is.
Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de proceshouding van verdachte en zijn spijtbetuiging. De rechtbank heeft ook begrepen dat de buit uiteindelijk in de woning van aangevers is achtergebleven.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Deze straf is niet zo hoog zijn als de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en zij van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

De vordering van de benadeelde partij [arrestantenverzorger] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de vordering niet weersproken, acht die vordering niet onredelijk en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering, nu deze niet weersproken is en haar redelijk en billijk voorkomt, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 57, 300, 304, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het ten laste gelegde onder 1 primair en 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
(feit 1 primair)
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf, de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
(feit 3)
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregel.
(ten aanzien van feit 1 primair, feit 3)
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
(ten aanzien van feit 3)
 legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [arrestantenverzorger] , van een bedrag van
€ 650,00. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
13 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag behelst een vergoeding van immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
(ten aanzien van feit 3)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [arrestantenverzorger] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [arrestantenverzorger] , van een bedrag van € 650,00 ter vergoeding van immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.H. Van de Kant, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. S.S. Arendse, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 05 september 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Districtsrecherche Eindhoven, genummerd OB2R023053, genaamd Watergras, gesloten op 25 mei 2023, aantal doorgenummerde pagina’s: 94.