ECLI:NL:HR:2018:1422

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
16/05593
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voltooide diefstal door inklimming in restaurant met bovenwoning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van diefstal door middel van inklimming in een restaurant met bovenwoning, waarbij hij een laptop, sieraden en een oplader van een mobiele telefoon had weggenomen. De feiten vonden plaats op 26 juli 2015 te Nijmegen. De verdachte had zich toegang verschaft tot het pand door een dakkoepel te forceren en was vervolgens het restaurant binnengekomen. De goederen werden aangetroffen in een tas die op een bank in het restaurant lag, klaar om meegenomen te worden.

Het Hof had geoordeeld dat de verdachte zich een zodanige feitelijke heerschappij over de goederen had verschaft dat de wegneming als voltooid kon worden beschouwd. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat de bewezenverklaring van de diefstal op voldoende bewijs was gebaseerd.

De uitspraak benadrukt de vereisten voor veroordeling ter zake van (voltooide) diefstal, waarbij de feitelijke heerschappij over de goederen cruciaal is. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte de goederen had weggenomen en dat de wegneming in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht was voltooid. De beslissing van het Hof werd bevestigd, en het beroep in cassatie werd verworpen.

Uitspraak

4 september 2018
Strafkamer
nr. S 16/05593
SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 19 oktober 2016, nummer 21/006803-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.J. Verbeek, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanig op art. 440, tweede lid, Sv gebaseerde uitspraak als de Hoge Raad gepast voorkomt.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de aan de verdachte onder 1 verweten gedragingen kunnen worden aangemerkt als een voltooid "wegnemen" in de zin van art. 310 Sr.
2.2.1.
Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat:
"primair:
hij op of omstreeks 26 juli 2015 te Nijmegen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (restaurant/woning), gelegen aan de [a-straat 1], heeft weggenomen een laptop en/of sieraden en/of een horloge en/of een oplader van een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 juli 2015 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een pand (restaurant/woning), gelegen aan de [a-straat 1], weg te nemen een laptop en/of sieraden en/of een horloge en/of een oplader voor een mobiele telefoon en/of andere goederen van verdachtes gading, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking of inklimming, een dakkoepel heeft geforceerd en/of (vervolgens) voornoemd pand naar binnen is geklommen en/of genoemde laptop en/of sieraden en/of oplader in zijn, verdachtes, rugzak heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 26 juli 2015 te Nijmegen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand (restaurant/woning), gelegen aan de [a-straat 1], heeft weggenomen een laptop en sieraden en een oplader van een mobiele telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming."
2.2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van aangifte opgenomen in het door verbalisant [verbalisant 1] op 26 juli 2015 opgemaakte proces-verbaal (dossierpagina's 13 en 14), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever [betrokkene 1]:
Ik woon met mijn man en twee kinderen aan de [a-straat 1] te Nijmegen. Mijn man en ik runnen een klein Chinees restaurant. Dit restaurant en keuken bevinden zich op de begane vloer. Ik woon samen met mijn gezin boven de zaak op de eerste etage. De toegang tot de woning is alleen via het restaurant te bereiken, dus er is geen aparte ingang voor de bovenwoning.
Op zondag 26 juli 2015 lagen wij rond 09:30 uur nog te slapen. Ik werd wakker van gestommel voor mijn slaapkamer. Ik hoorde iemand hard lopen. Aan de voetstappen kon ik horen dat het niet mijn oudste zoon of mijn man was. Ik realiseerde me gelijk dat er iemand in mijn woning was.
Ik sprong uit bed en opende mijn slaapkamerdeur. Ik keek in het trappengat en zag een voor mij onbekende man staan.
Ik heb samen met mijn man de man vastgehouden.
Op het moment dat mijn man in de keuken was, had ik de man niet meer stevig vast. Ineens rukte hij zich los en rende hij weg. Ik zag dat de man richting de voordeur rende en zonder aarzeling door de ruit van de voordeur dook.
Op de bank in het restaurant staat een bank. Ik trof daar een tas aan van de man. Hierin zaten mijn laptop, sieraden en een oplader van een Samsung mobiele telefoon. Kennelijk had de man deze klaargelegd om te stelen.
2. Het proces-verbaal van relaas van verbalisanten [verbalisant 2], medewerker van politie, en [verbalisant 3], hoofdagent, opgemaakt op 26 juli 2015 (dossierpagina's 16 en 17), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten voornoemd:
Op zondag 26 juli 2015 omstreeks 09.55 uur waren wij op de [a-straat 1] te Nijmegen. Aldaar zou een woninginbraak hebben plaatsgevonden waarbij de dader zou zijn overlopen.
Ter plaatse aangekomen zag ik, verbalisant [verbalisant 2], in het restaurant een blauwe tas liggen op een rode bank. De bank bevond zich rechts achter in de zaak.
Ik zag dat in de tas een laptop zat. Aangever verklaarde dat zij de tas niet kende, maar dat de laptop van haar was. Verder zag ik in de tas een zwart sieradendoosje met daarin zilverkleurige sieraden. Ook daarvan gaf aangever aan dat deze van haar waren.
Toen ik de keuken inliep zag ik in het plafond een dakkoepel waarvan het openingsmechanisme was verbroken.
Gezien de sporen en de verklaringen van aangever en de getuige vermoed ik dat verdachte via de dakkoepel het pand heeft betreden. Om het pand te betreden heeft verdachte het bedieningswormwiel van de dakkoepel gedemonteerd en is hij langs de koelcel de keuken ingekomen.
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4], hoofdagent en [verbalisant 5], hoofdagent, opgemaakt op 30 juli 2015 (dossierpagina's 29 tot en met 31 en de met de hand geschreven pagina's 41 en 42) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaringen van getuige
[betrokkene 1]:
V = Vraag verbalisant(en)
O = Opmerking verbalisant(en)
A = Antwoord aangever/benadeelde [betrokkene 1]
V: Kunt u aangeven waar het dakraam dan wel dakkoepel is gevestigd, waar de dader vermoedelijk naar binnen gekomen was?
A: Deze zit in het midden van de keuken en deze was niet beschadigd. Dit raam was de avond voor de inbraak dicht gemaakt, maar nadat de man binnen was geweest stond het raam een klein stukje open.
O: Wij tonen de benadeelde: een Acer laptop, negen stuks (9) oorbellen en een Samsung telefoon oplader.
V: Zijn deze goederen van u en waren deze (gepoogd) weg te nemen door de dader van de inbraak?
A: Ja deze spullen zijn van mij.
4. Het proces-verbaal van verhoor, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6], hoofdagent, en [verbalisant 4], hoofdagent, op 28 juli 2015 (dossierpagina's 148 en 149), voor inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
V: Wat is er op zondag 26 juli 2015 gebeurd?
A: Ik kwam van een feest. Ik zag een raam open staan, bij een restaurant. Ik ben naar binnen gegaan. Ik zag dat in het restaurant een bar was. Op de bar vond ik een laptop. Ik heb de laptop gepakt en deze in de rugzak gedaan die ik bij me had. Ik viel door het glas van de deur. Ik begon op straat te rennen en toen werd ik opgepakt door de politie."
2.2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts onder meer het volgende overwogen:
"De raadsman heeft in hoger beroep de volgende verweren gevoerd - kort en zakelijk weergegeven -:
1. (...)
2. Er is geen sprake van een voltooid delict. De tas, met daarin de goederen die verdachte had gepakt, is - open - aangetroffen op een bank in het restaurant, zodat niet kan worden geoordeeld dat de goederen aan het zicht waren onttrokken, noch dat zij buiten de heerschappij van aangever waren gekomen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
1. (...)
2. Voor wegneming is beslissend dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Verdachte heeft, nadat hij door inklimming het pand was binnengekomen, goederen gepakt en deze in een tas gestopt. De goederen lagen in de tas klaar om mee naar buiten te worden genomen. Naar het oordeel van het hof staat daarmee vast dat verdachte de goederen heeft weggenomen. Daaraan doet niet af dat de weggenomen goederen niet geheel aan het zicht waren onttrokken doordat de tas niet volledig was gesloten.
De verweren worden verworpen."
2.3.
Voor een veroordeling ter zake van (voltooide) diefstal van een aan een ander toebehorend goed - een en ander als bedoeld in art. 310 Sr - is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Of daarvan sprake is, is mede afhankelijk van waarderingen van feitelijke aard die in cassatie slechts in beperkte mate kunnen worden getoetst. (Vgl. HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627, NJ 2013/159.)
2.4.
Het Hof heeft blijkens hetgeen hiervoor onder 2.2.3 en 2.2.4 is weergegeven, vastgesteld dat de verdachte de in de bewezenverklaring onder 1 vermelde laptop, sieraden en oplader van een mobiele telefoon heeft gepakt en deze in een tas heeft gestopt en dat voormelde goederen in die tas klaar lagen om mee naar buiten te worden genomen. Mede op basis van deze vaststellingen heeft het Hof kennelijk geoordeeld dat de verdachte zich aldus een zodanige feitelijke heerschappij over de goederen heeft verschaft dat de wegneming daarvan - in de zin van art. 310 Sr - was voltooid. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in het bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 september 2018.