Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 september 2023 in de zaken tussen
Stichting Groen Kempenland, uit Bladel, eiseres
(gemachtigden: S. Tielemans-Ewalts, E. Verhagen, ing. F.T. Büchel van Steenbergen en
mr. G.M. van den Boom).
[bedrijf] VOFuit [plaats] (vergunninghoudster), (gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij).
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant(GS) (gemachtigde: C. Verzantvoort).
Inleiding
- het beroep van eiseres tegen de omgevingsvergunning eerste fase voor de activiteit milieu (revisievergunning), in het besluit van 22 maart 2021 (zaaknummer
- het beroep van eiseres tegen de omgevingsvergunning tweede fase voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan, in het besluit van
Beoordeling
- Vergunninghoudster exploiteert een varkenshouderij met zeugen, biggen en vleesvarkens. Voor deze inrichting is op 14 september 2009 een revisievergunning verleend en op 19 september 2016 een vergunning voor het milieuneutraal wijzigen van de inrichting. Daarnaast beschikt het bedrijf over een natuurvergunning van
- Het bedrijf ligt op ongeveer 400 meter afstand van het Natura 2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux”.
- Op 10 februari 2020 heeft het college besloten dat geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld.
- Op 22 mei 2020 heeft vergunninghoudster een aanvraag omgevingsvergunning eerste fase milieu ingediend (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang met artikel 2.4 van de Wabo). De aanvraag voorziet in een uitbreiding van de inrichting in twee stappen. Beide stappen zijn vergund.
- In de eerste stap
- de zeugenstallen 2 en 3 worden vergroot en voorzien van chemisch luchtwassysteem BWL 2013.08.V3 met 90% ammoniakemissiereductie (stal 2 was traditioneel en stal 3 was voorzien van het chemisch luchtwassysteem 2008.07.V3 met 70% reductie);
- de dierbezetting in stal 4 voor vleesvarkens wordt verhoogd (van 475 naar 607). De 19 plaatsen voor guste en dragende zeugen in stal 4 komen te vervallen;
- de dierbezetting in stal 1 voor gespeende biggen wordt verhoogd met 150 gespeende biggen en luchtwassysteem BWL 2008.08.V6 wordt vervangen door
- er wordt een mobiele mestscheider geplaatst.
(stal 2), 30 guste en dragende zeugen (stal 3), 20 opfokzeugen (stal 3) en
132 vleesvarkens (stal 4).
- In stap 2 worden de stallen 4 en 5 gesloopt en vervangen door een nieuwe stal 4 met een hogere dierbezetting (het waren 1.053 vleesvarkens in stal 4 en 5, het worden 1.700 vleesvarkens in stal 4, 3.350 in totaal). De nieuwe stal krijgt een biologisch combiluchtwassysteem (BWL 2010.02.V6; 85% ammoniakemissiereductie). Het totaal aantal vleesvarkens komt daarmee uit op 3.350 (was 1.471 in de oude vergunde situatie).
- Op 28 april 2021 heeft vergunninghoudster een aanvraag omgevingsvergunning 2e fase (bouwen en afwijken van het bestemmingsplan) ingediend. Ook hierin wordt voorzien in bouwen in twee stappen (gelijk aan de stappen die in het bestreden besluit 1 worden genomen).
- Beide bestreden besluiten zijn voorbereid met de uniforme uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en hebben (afzonderlijk) zes weken ter inzage gelegen. Eiseres heeft zienswijzen ingediend tegen beide ontwerpbesluiten.
- Na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit en voordat het bestreden besluit 2 werd genomen, hebben GS de definitieve stalderingsbewijzen afgegeven.
- Op 22 mei 2020 heeft vergunninghoudster een nieuwe natuurvergunning aangevraagd voor de twee stappen. Op 1 november 2021 hebben GS de aanvraag van vergunninghoudster voor een natuurvergunning (positief) geweigerd, omdat sprake is van ‘intern salderen’ (een afname van stikstofdepositie ten opzichte van de natuurvergunning van 4 april 2016). In dit besluit is alleen de beoordeling van stap 1 weergegeven. Dit besluit (verder: de positieve weigering) is onherroepelijk.
30 EU/m3 wordt overschreden in de bestaande situatie. De adviesgrenswaarde van de Gezondheidsraad resulteert in een normafstand van minimaal 127 meter. De woning ligt op 120 meter. In stap 1 is sprake van een toename van fijnstofemissie. Deze toename resulteert in een toename van de normafstand naar 130 meter. De woning ligt op kortere afstand, dus de adviesgrenswaarde wordt overschreden in stap 1. Omdat sprake is van een toename van fijnstofemissie is volgens de Notitie verlening van de vergunning voor stap 1 ongewenst. De rechtbank begrijpt dat het college in de omstandigheid dat de feitelijke fijnstof-immissie op de dichtstbijzijnde woning afneemt, voldoende aanleiding ziet om toch vergunning te verlenen. Eiseres merkt echter terecht op dat dit afwijkt van het toetsingskader in de Notitie die uitgaat van de emissie en niet van de immissie. Het college wijkt dus af van het eigen beleid. Deze afwijking had het college beter moeten motiveren (met andere woorden, waarom het college in afwijking van de Notitie ter bescherming van de volksgezondheid meer waarde hecht aan de daling van de fijnstofimmissie dan de toename van de fijnstofemissie. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het college in het bestreden besluit 1 de toename van de overschrijding van de normafstand (van 7 naar 11 meter) onvoldoende heeft betrokken. De rechtbank wijst er tot slot op dat de Notitie aanspoort tot een gesprek met initiatiefnemer over het treffen van maatregelen om de fijnstofemissie te laten afnemen. Het is de rechtbank niet gebleken dat het college dit gesprek is aangegaan dan wel heeft gekeken of verdergaande maatregelen kunnen worden getroffen. Deze beroepsgrond slaagt. Omdat de afweging over de risico’s voor de volksgezondheid bij stap 2 zijn gebaseerd op stap 1 als uitgangssituatie is ook het standpunt van het college met betrekking tot de risico’s in stap 2 onvoldoende gemotiveerd.
1 november 2021 is alleen de 1e stap beoordeeld en worden 1.240 vleesvarkens in traditionele huisvesting (stal 4 en 5 gezamenlijk) gehouden.
- WUR Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen Deel 2: Steekproef rendement luchtwassers in de praktijk (maart 2018) en het vervolgrapport Metingen aan twee biologische combiluchtwassers door twee geurlaboratoria (juni 2019);
- Rapport van CBS “Stikstofverlies uit opgeslagen mest” (oktober 2019);
- Eindrapport van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof (commissie Hordijk juni 2020);
- CDM-advies “Stikstofverliezen uit mest in stallen en mestopslagen” (juni 2020).
Redelijke termijn
Conclusie en gevolgen
€ 500,00.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten 1 en 2;
- draagt het college op nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van vergunninghoudster binnen zes maanden na dagtekening van deze uitspraak;
- draagt college de door eiseres betaalde griffierechten (in totaal € 725,00) te vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 3.348,00 aan proceskosten aan eiseres;
- bepaalt dat de Staat een schadevergoeding aan eiseres is verschuldigd van € 500,00 wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Bestemmingsplan “2e herziening Buitengebied Bergeijk 2017”
d. Het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf waarbij sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar) is niet toegestaan. Er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een agrarisch bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan:
1. de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) ten gevolge van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot dat agrarisch bedrijf; dan wel
2. de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) die in overeenstemming is met:
- een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming respectievelijk artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 6 'onherroepelijke Nbw/Wnb-vergunningen'; dan wel
- een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 7 'onherroepelijke omgevingsvergunningen'; dan wel
- een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 8 'geregistreerde meldingen'.