Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 9 april 2021 in de zaak tussen
Stichting Groen Kempenland, te Bladel,
Milieuvereniging Bladel, te Hapert, eisers,
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: - het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant (GS), te 's-Hertogenbosch, gemachtigde: mr. A. Speekenbrink,
[naam ] B.V., te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster,
gemachtigde mr. J. van Groningen.
Procesverloop
Overwegingen
Het bestreden besluit is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpbesluit heeft ter inzage gelegen. Eisers hebben tijdig zienswijzen ingediend.
0,005 OUe/m3.
0,001 OUe/m³, wil niet zeggen dat sprake is van strijd met artikel 3, derde lid, van de Wgv. De grenswaarden die bij of krachtens de Wgv zijn gesteld, zijn alleen van toepassing op geurgevoelige objecten. Een achtertuin bij een woning is geen geurgevoelig object in de zin van artikel 1 van de Wgv. Het is namelijk geen gebouw. Verder kan een geurbelasting van 0,001 OUe/m³ door mensen niet worden waargenomen. Eisers hebben aangegeven dat als op een specifiek toetspunt sprake is van een toename, niet kan worden uitgesloten dat op een nabijgelegen geurgevoelig object ook sprake is van een toename. Dit blijkt niet uit de zeer gedetailleerde berekening in de memo. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel dan in de uitspraak van 3 juli 2017. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat ook in de nieuwe versie van V-Stacks 2020 de berekening nog steeds wordt uitgevoerd tot 1 cijfer achter de komma. Verweerder heeft bij de beoordeling van de geurbelasting kunnen uitgaan van een afronding tot 1 cijfer achter de komma en kunnen concluderen dat geen sprake is van een toename van de geurbelasting. Deze beroepsgrond slaagt niet.
“De richtwaarden gelden ter plaatse van woningen van derden (of andere geluidgevoelige bestemmingen). Indien in de directe omgeving (in een bepaalde windrichting) geen woningen van derden aanwezig zijn, en op basis van een vigerend bestemmingsplan niet kunnen komen, is het, ter beperking van de te vergunnen geluidruimte, wenselijk waarden ter plaatse van “rekenpunten” vast te leggen. Op een afstand van 100 meter van de inrichtingsgrens geldt daarom de richtwaarde van het gebied waarin het rekenpunt ligt.”
Daarbij komt dat geen akoestisch onderzoek voorhanden is waaruit de geluidbelasting tijdens de IBS blijkt. Bij toepassing van de Handreiking zal ook bij een IBS gedurende 12 keer per jaar een afweging van belangen moeten plaatsvinden en die afweging blijkt onvoldoende uit het bestreden besluit. Het bestreden besluit is in zoverre onvoldoende gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt.
Dit leidt er toe dat GS in zijn verklaring van geen bedenkingen niet kan volstaan met een verwijzing naar de emissiefactoren in de Rav voor biologische combiluchtwassers. GS had een eigen inschatting moeten maken over de verwachte werking van de aan de orde zijnde combiluchtwassers in dit geval. Dat wil zeggen, GS hadden iets moeten vinden van het ontwerp van de toe te passen combiluchtwasser in de stallen waar de dieren worden gehouden en de mogelijke invloed van het gebruik en onderhoud.
1.400,9 kg NH3/jaar) door een grenswaarde in een voorschrift op te nemen. De rechtbank wijst erop dat daarnaast een verplichting tot monitoring van de ammoniakemissie noodzakelijk is, gelet op de hierboven weergegeven bedenkingen over de prestaties van stalsystemen in de rapporten van de Wageningen University. GS zal in dat geval wel zijn eigen beoordeling moeten geven van deze wijziging van het bestreden besluit en moeten aangeven of hierna voldoende vaststaat dat geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Als GS concludeert dat door de wijziging van het bestreden besluit zeker is dat geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden, dan zal GS de verklaring van geen bedenkingen moeten weigeren omdat deze verklaring dan niet noodzakelijk is. Dan staat immers vast dat het project geen significante gevolgen voor nabijgelegen Natura 2000-gebieden kan hebben. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat in deze oplossingsrichting verweerder het bevoegd gezag is dat moet toezien op de handhaving van de toegestane ammoniakemissie.