Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
MARTINA LIZA VEDDER-BOL, in de hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
gedaagden.
1.De procedure
2.De beoordeling
BMW voert ter onderbouwing van haar betoog het volgende aan.
“Hierbij de verzochte stukken. De heer [gedaagde sub 2] is echter niet de tekenbevoegde, dat is de heer [gedaagde sub 1] ik heb dan ook volledigheidshalve zijn ID bijgevoegd.”. BMW kon hieruit opmaken dat [gedaagde sub 2] niet namens [bedrijfsnaam 1] kon optreden. [gedaagde sub 2] heeft dus weliswaar enkele feitelijke handelingen ten aanzien van de auto verricht, maar geen handelingen als ware hij bestuurder van [bedrijfsnaam 1] . Dat hij zich heeft voorgedaan als bestuurder of vertegenwoordiger van [bedrijfsnaam 1] is niet, althans onvoldoende gebleken. Hierdoor komt niet vast te staan dat [gedaagde sub 2] als feitelijk bestuurder heeft gehandeld. Aan de vraag of hem in dat kader een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt komt de rechtbank dus niet toe. Verder is ook niet komen vast te staan dat [gedaagde sub 2] anderszins onrechtmatig tegenover BMW heeft gehandeld. Het gebruik van een auto, waarvoor een leaseovereenkomst is gesloten, is op zichzelf niet onrechtmatig, zeker als de leaseovereenkomst door de bestuurder van de betrokken vennootschap is ondertekend en de auto door BMW aan hem ter beschikking is gesteld.