Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 juli 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
20 mei 2021 in het kader van het (in 2.1. genoemde) themaonderzoek heeft afgelegd in het bijzijn van een tolk in de Turkse taal omdat hij het Nederlands onvoldoende machtig is. Uit die verklaringen blijkt genoegzaam dat de heer [naam] ermee akkoord is gegaan om [bedrijf] op papier van eiser over te nemen, omdat de heer [naam] dacht eiser daarmee een vriendendienst te kunnen bewijzen door hem op deze wijze uit de financiële problemen te helpen. De heer [naam] verklaart daarin feitelijk geen werkzaamheden in de onderneming te hebben verricht en dat hij daarvoor ook niet de capaciteiten heeft.
19 april 2021 waarin hij schrijft: “Hard bewijs voor het feit dat de heer [naam] katvanger is geweest van de heer [eiser] [de rechtbank begrijpt: eiser] kan ik u niet presenteren. Echter uit de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan bij de gefailleerde onderneming kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat de heer [naam] een dergelijke functie heeft vervuld.” Eiser heeft weliswaar nog twee verklaringen van de heer [naam] overgelegd, van
4 januari 2022 en 3 februari 2022, waaruit zou moeten blijken dat de heer [naam] (in belangrijke mate) terugkomt op zijn eerder bij het UWV afgelegde verklaringen. Die verklaringen zijn opgesteld in het Nederlands en blijkens de daarin gebruikte taal en grammatica ook door iemand die het Nederlands behoorlijk – zo niet: goed – machtig is. De rechtbank twijfelt eraan of de heer [naam] , die het Nederlands onvoldoende spreekvaardig is, deze verklaringen heeft opgesteld dan wel heeft geweten wat hij heeft ondertekend waarbij ook niet onvermeld mag blijven dat de handtekeningen onder beide verklaringen in niets op elkaar lijken.