ECLI:NL:RBOBR:2023:2675

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
23/007
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in vreemdelingenbewaringzaak

Op 23 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, geboren in 1986 en vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, was gericht tegen mr. R.H. van Marle, de rechter in een zaak over vreemdelingenbewaring. Verzoeker stelde dat de rechter haar bevoegdheid overschreed door een arrest van het Hof van Justitie op een manier uit te leggen die in het voordeel van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid leek te zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 maart 2023 werd het wrakingsverzoek toegelicht, waarbij verzoeker zijn bezorgdheid over de schijn van partijdigheid van de rechter naar voren bracht.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De kamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker concrete omstandigheden moet aanvoeren die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De kamer concludeerde dat de door verzoeker aangedragen gronden, waaronder de vermeende vooringenomenheid van de rechter, niet voldoende waren om tot wraking over te gaan. De kamer stelde vast dat de rechter tijdens de zitting geen beslissing had genomen en dat de motivering van een (tussen)beslissing op zichzelf geen grond voor wraking kan zijn.

Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de beslissing werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 23/007
Beslissing van 23 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
geboren [geboortedatum] 1986,
V-nummer [V-nummer] ,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters,
strekkende tot de wraking van
mr. R.H. van Marle,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de zittingsaantekeningen van 13 februari 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 14 februari 2023;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 23 februari 2023;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 9 maart 2023.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 9 maart 2023 zijn verschenen:
  • verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Peeters en een tolk;
  • de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer NL23.2956 tussen verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Deze zaak gaat over een volgberoep vreemdelingenbewaring.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens de zittingsaantekeningen van 13 februari 2023, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De rechter overstijgt haar bevoegdheid door een eigen uitleg te geven aan een arrest van het Hof van Justitie. Die bevoegdheid heeft ze niet. Zij legt het arrest uit met de bedoeling dit uit te leggen in het voordeel van de staatssecretaris. Dat blijkt ook uit wat zij zegt over een document dat in het dossier zit (M120) en dat zij steeds met een bepaalde intonatie tegen de gemachtigde zei: “dat is de uitleg die ú geeft” en “zo ziet ú dat”. Hierdoor kreeg de gemachtigde het gevoel dat de rechter al een beslissing had genomen in het voordeel van verweerder, door daarbij gebruik te maken van een bevoegdheid die zij niet heeft.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker vindt de rechter vooringenomen, omdat zij een beslissing lijkt te hebben genomen door een arrest uit te leggen terwijl ze daartoe niet bevoegd is. Verzoeker heeft uit de intonatie van de reacties van de rechter opgemaakt dat zij dat wel had gedaan of van plan was te doen. De rechter heeft aangegeven dat zij tijdens de zitting nog geen beslissing had genomen en dat blijkt ook niet uit de zittingsaantekeningen. Hoe dan ook, brengt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing in beginsel als zodanig geen grond kan vormen voor wraking. Dat geldt voor een beslissing in de hoofdzaak als voor daarmee verband houdende beslissingen van andere aard. Een wrakingsverzoek kan ook niet met succes worden gedaan op de grond dat een door die rechter nog te nemen beslissing een bepaalde inhoud heeft (HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:155). Als er wel sprake was van een beslissing, dan nog komt het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Daargelaten of de rechter een beslissing heeft genomen of lijkt te hebben genomen, is de wrakingskamer van oordeel dat de door gemachtigde van verzoeker aangedragen grond, in het licht van de jurisprudentie, geen grond voor wraking is.
3.3.
Ook verzet het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich er tegen dat de motivering van een (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Mocht er al sprake zijn van een (tussen)beslissing, dan is de wrakingskamer van oordeel dat het door de rechter wel of niet uitleggen van het arrest en de manier waarop zij dat doet op zichzelf nog geen blijk geeft van (de schijn van) vooringenomenheid. Ook niet als deze uitleg volgens de gemachtigde van verzoeker onjuist of niet op zijn plaats is omdat het niet aan de rechter is om dat arrest uit te leggen. Dat de gemachtigde van verzoeker daarover een andere mening heeft dan de rechter, wil nog niet zeggen dat de rechter onpartijdig is of de schijn van partijdigheid wekt. De omstandigheid dat de rechter in een andere zaak volgens de gemachtigde van verzoeker (ook) vooringenomen zou zijn geweest maakt dat niet anders. In die zaak is geen wrakingsverzoek aan de orde geweest zodat reeds op die grond niet van enige vooringenomenheid kan worden uitgegaan, en daarnaast is die zaak niet vergelijkbaar met deze zaak. Bovendien is (de gemachtigde van) verzoeker tijdens de mondelinge behandeling diverse malen door de rechter in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt kenbaar te maken.
3.4.
Het verzoek zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. M.E. Bartels, voorzitter, mr. M.F.M.T. Franke en mr. F.E. Roll, leden in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.