ECLI:NL:RBOBR:2023:2275

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
23-006227
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot onttrekking aan het verkeer van brorphine na inbeslagname

Op 9 januari 2023 heeft het openbaar ministerie 46,5 gram brorphine in beslag genomen bij beslagene, die deze stof te koop aanbood. De rechtbank heeft de vordering tot onttrekking aan het verkeer van de brorphine toegewezen, omdat deze stof schadelijk is voor de gezondheid. Beslagene verzet zich tegen de onttrekking en heeft ook verzocht om opheffing van het beslag en teruggave van de brorphine. De rechtbank heeft beide verzoeken gelijktijdig behandeld. De rechtbank concludeert dat brorphine schadelijk is en dat beslagene zich schuldig heeft gemaakt aan het te koop aanbieden van deze stof, wat in strijd is met de wet. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een verband is tussen de in beslag genomen brorphine en een strafbaar feit, namelijk het opzettelijk verkopen van schadelijke waren. De rechtbank heeft de vordering tot onttrekking aan het verkeer toegewezen en het beklag van beslagene ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 22 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Sector Strafrecht
Raadkamernummer: 23-006227
Datum: 22 mei 2023
Beslissing op de vordering tot onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen goederen onder:
[beslagene],
gevestigd aan de [adres] ,
hierna te noemen: “beslagene”,
gemachtigd raadsman: mr. G.J. van der Meer.

1.Samenvatting

Het openbaar ministerie heeft onder beslagene een hoeveelheid van de stof brorphine in beslag genomen en vordert dat deze wordt onttrokken aan het verkeer. Beslagene verzet zich tegen onttrekking. Ook heeft beslagene bij afzonderlijk klaagschrift opheffing van het beslag en teruggave van de in beslag genomen brorphine verzocht. Het klaagschrift van beslagene en de vordering onttrekking zijn door de rechtbank gelijktijdig behandeld.
De rechtbank zal de vordering tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen brorphine toewijzen. Kort samengevat komt het oordeel van de rechtbank er op neer dat brorphine schadelijk is voor het leven of de gezondheid van personen en dat beslagene zich met het te koop aanbieden van die brorphine schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Uit de schadelijkheid van brorphine volgt ook dat het ongecontroleerde bezit ervan onwenselijk is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot deze beslissing komt.
Nu de vordering onttrekking wordt toegewezen, zal het beklag van beslagene ongegrond worden verklaard. Dit staat in een afzonderlijke beslissing.

2.Het verloop van de procedure

Op 9 januari 2023 heeft het openbaar ministerie onder beslagene 46,5 gram brorphine in beslag genomen. De inbeslagneming heeft plaatsgevonden op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering tot onttrekking aan het verkeer van 6 maart 2023 en de door de officier van justitie overgelegde stukken.
De vordering is op 20 april 2023 behandeld in de openbare meervoudige raadkamer, gelijktijdig met de klaagschriften van beslagene en [klager] gericht tegen het gelegde beslag (raadkamernummers: 23-001941 en 23-0001936). De officier van justitie en de raadsman van beslagene hebben hun standpunten toegelicht. De officier van justitie heeft tijdens de zitting een proces-verbaal van bevindingen van 20 april 2023 overgelegd. Namens beslagene heeft de raadsman twee aanvullende schriftelijke stukken overgelegd.
Zoals ter zitting besproken heeft de officier van justitie op 21 april 2023 twee geanonimiseerde beschikkingen van de Rechtbank Oost-Brabant overgelegd. De raadsman heeft zich daar op 29 april 2023 schriftelijk over uitgelaten, waarop de officier van justitie op 3 mei 2023 schriftelijk heeft gereageerd.

3.Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de gedane vordering.

4.Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor afwijzing van de vordering en teruggave van de brorphine aan beslagene. In de kern komt het standpunt van de verdediging erop neer dat geen grondslag bestaat voor onttrekking aan het verkeer van brorphine, omdat brorphine (nog) niet is geplaatst op Lijst I van de Opiumwet en de handel in die stof op dit moment niet strafbaar is; niet op grond van de Opiumwet, noch op grond van enige andere wettelijke bepaling.

5.Het oordeel van de rechtbank

5.1.
Inleiding
Op grond van artikel 36b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kunnen in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer worden onttrokken. Het moet dan gaan om – kort gezegd – gevaarlijke voorwerpen waarvan het onwenselijk is dat deze rondgaan in het maatschappelijk verkeer. Daarnaast moet er een zeker verband bestaan tussen het voorwerp en een strafbaar feit, zoals opgesomd in artikel 36c onder 1 tot en met 5 Sr of zoals bedoeld in artikel 36d Sr.
Een vordering tot onttrekking hoeft niet te worden gedaan binnen het bestek van een lopende strafzaak. Artikel 36b lid 1 aanhef en onder 4 Sr maakt het mogelijk dat een gevaarlijk voorwerp aan het verkeer wordt onttrokken bij afzonderlijke rechterlijke beslissing op vordering van het openbaar ministerie. De procedure zoals omschreven in artikel 552f Sv is dan van toepassing.
5.2.
Formele voorvragen
De rechtbank is bevoegd op grond van artikel 552f lid 1 Sv. De officier van justitie heeft een schriftelijke en onderbouwde vordering gedaan, zodat aan de eisen van artikel 552f lid 2 Sv is voldaan. Desgevraagd heeft de officier van justitie tijdens de behandeling ter zitting aangegeven dat beslagene niet strafrechtelijk is vervolgd en ook niet zal worden vervolgd ter zake van de in beslag genomen 46,5 gram brorphine, zodat het openbaar ministerie ontvankelijk is in haar vordering.
5.3.
Relatie tot een strafbaar feit
Hoewel een gevaarlijk voorwerp bij afzonderlijk beslissing kan worden onttrokken aan het verkeer, is wel nodig dat het voorwerp in relatie staat tot een gepleegd strafbaar feit. De rechtbank zal moeten vaststellen dat een strafbaar feit is begaan. [1] Daarbij is zij niet gebonden aan de bewijsregeling van de artikelen 338-344a Sv.
De rechtbank komt tot de conclusie dat sprake is van een strafbaar feit dat is gepleegd met de in beslag genomen brorphine, omdat daarmee artikel 174 Sr (opzettelijke verkoop van schadelijke waren) is overtreden.
Van overtreding van artikel 174 Sr is sprake wanneer (onder meer) waren te koop worden aangeboden, terwijl de aanbieder weet dat deze waren voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter verzwijgt.
Te koop aanbieden van brorphine
In dit geval staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat beslagene brorphine te koop heeft aangeboden. Beslagene drijft een onderneming gericht op onder meer de verkoop van zogenoemde ‘nieuwe psychoactieve stoffen’ (NPS), ook wel ‘
research chemicals’ genoemd. Deze stoffen werden (onder andere) verkocht via haar websites [website 1] en [website 2] . De in beslag genomen brorphine is aangetroffen in de achterste ruimte van het bedrijfspand van beslagene, bovenop een apothekerskast. Daarop stonden meerdere plastic bakjes met labels van diverse NPS, waaronder een bakje met opschrift ‘brorphine’ waarin een tiental kleine gripzakjes met lichtbruin poeder zat. Het betrof een hoeveelheid van 46,5 gram die (indicatief) is getest als zijnde brorphine. [medewerker] , chemicus en medewerker van beslagene, heeft verklaard dat alle stoffen aanwezig in de achterste ruimte daar lagen om bij bestellingen te worden herverpakt, ingepakt en vervolgens te worden verzonden naar de klanten. [2] Op de websites waarop beslagene producten aanbiedt, is ook brorphine vermeld, [3] hetgeen door beslagene niet is betwist.
Schadelijkheid brorphine
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of brorphine kan worden aangemerkt als “voor de gezondheid schadelijke waren” in de zin van artikel 174 Sr. Bij de beoordeling van die vraag dient te worden vastgesteld of sprake is van potentieel nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid. Daarbij is niet vereist dat de gezondheid van iemand daadwerkelijk is aangetast. Voldoende is dat er een reële mogelijkheid bestaat dat als gevolg van elk gebruik van brorphine, waarmee redelijkerwijs rekening moet worden gehouden, er schadelijke gevolgen kunnen intreden.
Uit het door het openbaar ministerie overgelegde rapport van [deskundige] , apotheker-toxicoloog en coördinerend/specialistisch senior-inspecteur bij de [instelling] , van 3 maart 2023 valt op te maken dat als gevolg van het toenemend misbruik van brorphine het
Expert Committee on Drug Dependencevan de wereldgezondheidsorganisatie (
World Health Organization, verder WHO) in oktober 2021 een risicobeoordeling heeft uitgevoerd. Daaruit volgt onder meer dat brorphine ongeveer tien keer sterker werkzaam is dan morfine, heeft geleid tot de nodige ziekenhuisopnames na gebruik (al dan niet in combinatie met andere middelen) en meerdere gevallen van overlijden zijn gerapporteerd.
De bevindingen van de WHO waarnaar in het rapport van [deskundige] wordt verwezen, zijn via openbare bron toegankelijk. Daarin valt onder meer te lezen: “
The mechanism of action of brorphine indicates that it is liable to have similar abuse potential and ill effects as opioids that are controlled under Schedule I of the 1961 Single Convention on Narcotic Drugs. Its use has been reported in a number of countries and has been associated with adverse effects, including death. It has no known therapeutic use and is likely to cause substantial harm”. [4]
De WHO heeft op basis daarvan geadviseerd om brorphine op de bijlage van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen (1961) te plaatsen, welk advies in maart 2022 door de
Commision on Narcotic Drugsis overgenomen. Nederland dient op grond van verdragsrechtelijke verplichtingen brorphine te reguleren. Aan die verplichting zal Nederland gevolg geven door brorphine op Lijst I van de Opiumwet te plaatsen. Uit artikel 3a lid 2 Opiumwet en artikel 2 Aanwijzing Opiumwet volgt dat aan Lijst I middelen kunnen worden toegevoegd indien gebleken is dat deze bij gebruik door de mens kunnen leiden tot schade aan zijn gezondheid en dat het bij Lijst I gaat om middelen die een onaanvaard risico voor de volksgezondheid opleveren.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat brorphine bij menselijke consumptie kan leiden tot schade aan gezondheid of leven. Door beslagene is de schadelijkheid van brorphine als ‘
research chemical’ op zichzelf niet betwist.
De raadsman van beslagene heeft aangevoerd dat alleen sprake kan zijn van een strafbare overtreding van artikel 174 Sr als het schadelijk karakter voortvloeit uit normaal gebruik, maar dat daarvan geen sprake is omdat het inslikken van
research chemicals —zoals brorphine — geen normaal gebruik zou zijn. De rechtbank volgt de raadsman niet. Voor de vaststelling van het schadelijke karakter is voldoende dat vastgesteld wordt dat schade kan optreden als gevolg van gebruik waarmee redelijkerwijs rekening moet worden gehouden. Uit de stellingen van haar raadsman en uit hetgeen door [klager] , bestuurder van beslagene, en [medewerker] is verklaard, [5] blijkt dat beslagene ervan op de hoogte is dat de door haar verkochte waren door haar afnemers worden geconsumeerd. Kortom, beslagene moest er rekening mee houden dat brorphine wordt geconsumeerd en dat daardoor schadelijke gevolgen kunnen optreden.
Wetenschap van de schadelijkheid en het verzwijgen daarvan
Uit het voorgaande volgt dat beslagene weet dat brorphine niet bestemd en geschikt is voor menselijke consumptie. En dus – zo concludeert de rechtbank – dat zij wist dat brorphine bij consumptie schadelijk is. Beslagene heeft ook op geen enkel moment deze wetenschap ontkend.
Voor die schadelijkheid van brorphine heeft beslagene naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewaarschuwd. Een algemene waarschuwing op de website(s) dat
research chemicalsniet voor menselijke consumptie zijn bedoeld, is in dat kader onvoldoende. Beslagene moet er ernstig rekening mee houden dat deze informatie de (potentiële) koper niet bereikt, maar bovendien wordt hiermee de (potentiële) koper onvoldoende gewaarschuwd voor de gevaren en risico’s van het gebruik van specifiek de stof brorphine. De door de raadsman ter zitting overgelegde verklaring voldoet in dat opzicht evenmin. Nog daargelaten dat niet is gebleken dat deze verklaring aan iedere koper wordt uitgereikt, is deze verklaring onvoldoende duidelijke en specifiek voor wat betreft de schadelijkheid van brorphine. Van enige andere waarschuwing door beslagene met betrekking tot de gevaren van brorphine is niet gebleken.
5.4.
Ongecontroleerd bezit brorphine maatschappelijk ongewenst
Uit het voor de gezondheid en het leven schadelijke karakter van brorphine, volgt dat het gaat om een voorwerp dat van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet of met het algemeen belang is.
5.5.
Conclusie
Met het te koop aanbieden van brorphine heeft beslagene zich schuldig gemaakt aan het te koop aanbieden van waren, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijke karakter verzwijgende. Dat strafbare feit is gepleegd met de in beslag genomen brorphine, wat een naar haar aard gevaarlijk voorwerp is.
De rechtbank zal de vordering tot onttrekking aan het verkeer toewijzen zoals hierna in het dictum vermeld.
BESLISSING
De rechtbank:
- beveelt de onttrekking aan het verkeer van de onder [beslagene] in beslag genomen 46,5 gram brorphine.
Deze beslissing is gegeven in openbare meervoudige raadkamer door
mr. W.M.T. Keukens, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2023.
mr. M.L.W.M. Viering is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de belanghebbende beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.

Voetnoten

1.Zie o.m. Hoge Raad 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:37, r.o. 3.4.1 en Hoge Raad 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:40, r.o. 2.3.1.
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 17 januari 2023 (p-v nummer: PL2100-202278219-12), p. 1.
3.Zie de door het openbaar ministerie in deze procedure overgelegde screenshots van de website [website 1] van 2 maart 2023.
4.Summary of assessments, findings and recommendations of the 44th World Health Organization’s (WHO) Expert Committee on Drug Dependence (ECDD)’ van 1 december 2021, p. 3.
5.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 17 januari 2023 (p-v nummer: PL2100-202278219-12), p. 2.