ECLI:NL:RBOBR:2023:2183

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
71/319046-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en voorbereiden van drugshandel

In de zaak tegen de verdachte, die op 16 mei 2023 door de Rechtbank Oost-Brabant is veroordeeld, stond de deelname aan een criminele organisatie en het voorbereiden van drugshandel centraal. De verdachte was betrokken bij een organisatie die zich bezighield met de grootschalige productie en handel in synthetische drugs, waaronder MDMA en metamfetamine. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een lange periode een belangrijke rol speelde binnen deze organisatie, waarbij hij verantwoordelijk was voor de aan- en verkoop van precursoren en verdovende middelen. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, die strekten tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en bewijsuitsluiting van de verkregen data via EncroChat en SkyECC. De rechtbank oordeelde dat de interceptie en het gebruik van deze data rechtmatig waren en dat er geen schending van het recht op een eerlijk proces had plaatsgevonden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank gelastte de teruggave van inbeslaggenomen goederen, waaronder een telefoon en laptop. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het telen van XTC-tabletten en verboden wapenbezit, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 71.319046.21
Datum uitspraak: 16 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2022, 27 mei 2022, 24 juni 2022, 11 november 2022, 06 maart 2023, 07 maart 2023, 16 maart 2023 en 09 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 februari 2022. Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 24 juni 2022 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
ten aanzien van feit 1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 24 januari 2022 te Eindhoven en/of Weert en/of Waalre en/of een of meer andere plaatsen in Nederland en/of op één of meer plaatsen in België en/of (elders) in Europa, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [ medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] cn/of [medeverdachte 11] en/of een of meer overige personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
ten aanzien van feit 2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 te Eindhoven en/of één of meer andere plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in België en/of (elders) in Europa tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederlandbrengen van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, t doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of-zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)- 1000 kilo, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende APAAN en/of APAA en/of MAPA gekocht en/of verkocht en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of geregeld en/of vervoerd en/of gemaakt en/of laten vervoeren en/of geleverd gekregen en/of (vervolgens) omgezet en/of laten omzetten naar BMK en/of (vervolgens) een hoeveelheid van een hoeveelheid van een materiaal bevattende BMK gekocht en/of verkocht en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of geregeld en/of vervoerd en/of laten vervoeren en/of afgeleverd en/of- een of meerdere foto’s ontvangen en/of verstuurd van hardware die plegen te worden gebruikt bij de productie van synthetische drugs en/of van grote geldbedragen en/of- tussen 30 maart 2020 en 10 mei 2020 gecommuniceerd (met [ medeverdachte 1] ) over de aankoop en/of verkoop van 2200 liter monomethylamine en/of- tussen 30 maart 2020 en 3 april 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van het account [e-mailadres 1] ) over de import van 3000 liter monomethylamine, het zoeken van een locatie om goederen te lossen en/of de aankoop van 10.000 liter monomethylamine en/of- tussen 30 maart 2020 en 3 april 2020 2000 kilo wijnsteenzuur en/of een onbekend gebleven hoeveelheid kwikchloride geïmporteerd en/of voorhanden gehad (zoals blijkt uit de chats met[e-mailadres 2]
) en/of
- een of meerdere transportlijnen vanuit China en/of Polen opgezet ten behoeve van de import en/of verkrijging van chemicaliën en/of grondstoffen voor de productie van synthetische drugs (zoals onder meer blijkt uit de chats met [e-mailadres 2] en/of[e-mailadres 3]
en/of[e-mailadres 4]
)- tussen 3 april 2020 en 7 april 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van het account[e-mailadres 3]
) over de handel in witte APAAN (en/of MAPA en/of APAA) (uit China) en een grondstof voor BMK en/of- op 4 april 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van hetaccount[e-mailadres 4]
) over witte APAAN (en/of MAPA en/of APAA) en/of de import van grondstoffen uit Polen en/of- tussen 7 april 2020 en 14 april 2020 gecommuniceerd (met de niet geïdentificeerde gebruiker van het account[e-mailadres 5]
) over de verkoop van 175 kilo bij hem, verdachte, voorhanden zijnde APAAN (en/of MAPA en/of APAA) en/of- tussen 23 april 2020 en 3 mei 2020 gecommuniceerd (met de niet- geïdentificeerde gebruiker van het account[e-mailadres 6]
) over een nieuwe grondstof die met één handeling kan worden omgezet in BMK ter vervanging van witte APAAN- op 2 en 3 juni 2020 bemiddeld bij de aankoop van 5 tot 10 kilo kwikchloride door de gebruiker van het account[e-mailadres 6]
en/of- tussen 12 mei 2020 en 29 mei 2020 gecommuniceerd (met [ medeverdachte 1] ) over de productie van metamfetamine en/of de aankoop van en/of het binnen het grondgebied van Nederland brengen van (overige hoeveelheden) formamide en/of monomethylamine en/of APAAN en/of APAA en/of MAPA en/of overige chemicaliën en/of- op 12 juni 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van hetaccount[e-mailadres 6]
) over wijnsteenzuur en/of gecommuniceerd over eerdere verkopen van hem, verdachte, van wijnsteenzuur en/of- tussen 3 april 2020 en 29 mei 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van het account [e-mailadres 7] ) over het omzetten van grote geldbedragen naar bitcoins en/of- tussen 18 juni 2020 en 16 juli 2020 gecommuniceerd (met [ medeverdachte 1] ) over (de prijzen van) 1600 liter (mono)methylamine, het ophalen van geld en (de prijs van) APAAN en/of APAA en/of MAPA en/of MDMA en/of amfetamine en/of- tussen 17 juni 2020 en 13 december 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van het Sky-account GHGVMO ) over de inkoop, verkoop en bewerking van grondstoffen voor de productie van synthetische drugs en/of-tussen 22 juni 2020 en 29 juli 2020 2 kilo kwikchloride voorhanden gehad en/of verkocht en/of afgeleverd (zoals blijkt uit de chats met het Sky-account CB7BS0 ) en/of-tussen 22 juli 2020 en 19 augustus 2020 gecommuniceerd (met GHGVMO ) over (de aankoop en/of verkoop van) grote hoeveelheden zoutzuur en/of wijnsteenzuur en/of aceton en/of monomethylamine en/of MDMA en/of- tussen 8 december 2020 en 14 december 2020 een of meerdere hoeveelhedenkwikchloride voorhanden gehad en/of verkocht en/of afgeleverd (aan de gebruiker van Sky-account 5E2S3V ), althans daarover gecommuniceerd en/of- - tussen 14 augustus 2020 en 11 december 2020 gecommuniceerd (met [ medeverdachte 1] ) over het smelten en/of omzetten van APAAN (en/of MAPA en/of APAA) door/via hem, verdachte, en/of over (de aankoop en/of verkoop van) grondstoffen en/of amfetamine en/of- op of omstreeks 26 augustus 2020 gecommuniceerd (met [medeverdachte 2] ) over het laden en/of transporteren van amfetamine, in elk geval van stoffen en/of chemicaliën en/of een of meerdere geldbedragen en/of- een of meerdere zogenaamde cryptotelefoon(s) voorhanden gehad en/of(via deze cryptotelefoon(s)) met een of meer anderen (uitgebreid) (op overige wijze)gecommuniceerd over de (overige) productie en/of aankoop en/of verkoop en/of het vervoer van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 en/of (pre- )precursoren daarvan en/of- een of meer laboranten en/of (overige) personen voor de productie en/of het vervoer van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (pre-)precursoren daarvan geregeld en/of aangestuurd en/of laten regelen en/of laten aansturen, althans getracht te (laten) regelen en/of aansturen en/of- gesproken over de inrichting van (een) productielocatie(s) en/of bewerkings-/verwerkingslocatie(s) van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 en/of (pre-)precursoren daarvan en/of- een of meer (overige) hoeveelheid/hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen en/of hardware ten behoeve van de vervaardiging van voornoemd(e) middel(en) gekocht en/of verkocht en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of geregeld en/of vervoerd en/of gemaakt en/of laten vervoeren en/of het concrete voornemen tot die/dat aankoop en/of verkoop en/of bestelling en/of voorhanden hebben en/of regelen en/of vervoer geuit en/of- een of meer productielocaties en/of bewerkings-/verwerkingslocatie(s) van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I geregeld en/of laten regelen, althans getracht te (laten) regelen en/of
ten aanzien van feit 3.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 te Eindhoven, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,- 50.000 XTC-tabletten, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of- 6,4 kilo, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende metamfetaminein elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/ofmetamfetamine zijnde (telkens) metamfetamine en/of MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van feit 4.hij op of omstreeks 27 mei 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, een grotehoeveelheid wapens en/of munitie van categorie II en/of III, althans een of meerdere wapens en/of munitie van categorie II en/of III, voorhanden heeft gehad;

De formele voorvragen en rechtmatigheidsverweren.

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Raadsman [raadsman] heeft rechtmatigheidsverweren gevoerd, onder andere strekkende tot niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie. Gelet op de samenhang tussen de verweren zal de rechtbank deze hieronder integraal bespreken, ook waar deze strekken tot bewijsuitsluiting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte, [raadsman] , heeft ten aanzien van de Encrochat en SkyECC data die in onderzoek 26Alston zijn opgenomen rechtmatigheidsverweren gevoerd. Volgens de verdediging is hierbij sprake van vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a Sv. Deze dienen te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dan wel tot bewijsuitsluiting. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat:
het openbaar ministerie bewust in strijd met de waarheid heeft medegedeeld dat de opsporingsbevoegdheden (louter) op Frans grondgebied zijn ingezet;
er op voorhand geen sprake was van een redelijk vermoeden dat verdachte een criminele gebruiker was van EncroChat of SkyECC. Volgens de verdediging vereisen de ingezette bevoegdheden een enigszins geïndividualiseerde verdenking om de inzet hiervan te rechtvaardigen.
Voorts is ten aanzien van
EncroChataangevoerd dat:
3. de JIT-overeenkomst niet is gedeeld door het openbaar ministerie. De cryptodata moet daarom van het bewijs worden uitgesloten.
4. er bewust voor is gekozen de operatie niet te beperken tot reeds bekende gegevens over georganiseerde verbanden. Dit dient primair te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, subsidiair tot bewijsuitsluiting.
5. het openbaar ministerie in strijd met de verkregen machtiging en het eigen bevel de vastgelegde informatie uit meer dan 120 landen heeft ontvangen van Frankrijk en vervolgens opgeslagen en verwerkt. Of die informatie is gebruikt valt niet meer te controleren en dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
6. indien ervan wordt uitgegaan dat er buiten het JIT samenwerkingsverband EncroChat berichten zijn verzameld, dan had ook dan de Nederlandse officier van justitie het bewijs moeten weigeren, omdat het is vergaard op een wijze die een fundamentele inbreuk maakte op de nationale strafvorderlijke regels. Dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Ten aanzien van SkyECC is aangevoerd dat:
7. Het openbaar ministerie – in strijd met de waarheid – heeft gesteld dat de gebruikte techniek tot Frans staatsgeheim was verheven en dat er daarom niets over bekend gemaakt mocht worden. De rechter-commissaris is onjuist voorgelicht. Dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, dan wel tot bewijsuitsluiting.
8. Op basis van het al verrichte onderzoek was een grote groep gebruikers bekend, waartoe de opsporing beperkt had kunnen en moeten blijven. Er is echter bewust voor gekozen om in de gehele ‘datazee’ te vissen. Dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, dan wel tot bewijsuitsluiting;
9. De Nederlandse ‘tool’ had moeten voldoen aan de regels uit het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk. Hieraan is echter niet voldaan, wat ertoe leidt dat onmisbare controledocumenten ontbreken. Dit is in strijd met het beginsel van interne openbaarheid en het recht op een eerlijk proces.
10. Het afgegeven bevel en de machtiging dekken niet de gebruikte techniek van het binnendringen en op de toestellen vastleggen van de private key. Hiertoe had artikel 126uba, eerste lid, sub d, Sv. gebruikt moeten worden. De resultaten dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – kortgezegd – op het standpunt gesteld dat de bewijsgaring rechtmatig heeft plaatsgevonden en er geen sprake is van vormverzuimen.
Het oordeel van de rechtbank
De toepassing van artikel 359a Sv. is onder meer beperkt tot vormverzuimen die zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte. Het voorbereidend onderzoek in artikel 359a Sv. heeft uitsluitend betrekking op het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit waarover de rechter heeft te oordelen. Artikel 359a Sv. is dus niet van toepassing indien het verzuim is begaan buiten het verband van dit voorbereidend onderzoek. De begrenzing tot vormverzuimen die zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte, sluit echter niet uit dat de vraag aan de orde kan komen of een rechtsgevolg moet worden verbonden aan een onrechtmatige handeling jegens de verdachte die buiten het bereik van artikel 359a Sv. ligt. Een rechtsgevolg kan op zijn plaats zijn indien de betreffende onrechtmatige handeling van bepalende invloed is geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit. In een dergelijk geval is de beantwoording van de vraag of een rechtsgevolg wordt verbonden aan de onrechtmatige handeling, en zo ja: welk rechtsgevolg, mede afhankelijk van de aard en de ernst van dat verzuim of die handeling.
Ten einde vast te stellen of sprake is van (een) dergelijk(e) vormverzuim(en) of onrechtmatige handeling(en) in de zaak van verdachte zoals door de verdediging gesteld, zal de rechtbank eerst de feitelijke gang van zaken aangaande EncroChat en SkyECC bespreken. .
Het onderwerp van de rechtmatigheid van de vergaring, verwerking en het gebruik van de cryptodata is de afgelopen jaren bij verschillende gerechten veelvuldig aan de orde geweest. Ondertussen hebben al veel rechtbanken en ook gerechtshoven verweren over dit onderwerp behandeld en hierover rechterlijke uitspraken gedaan. De rechtbank sluit zich aan bij de grove lijn die zich in deze jurisprudentie heeft uitgekristalliseerd. De rechtbank zal hieronder grotendeels verwijzen naar jurisprudentie op dit vlak en deze feitelijke gang van zaken, niet integraal opnemen in dit vonnis.
Feitelijke gang van zaken EncroChat en SkyECC.
Voor de feitelijke gang van zaken bij de inzet van de EncroChat-interceptietool en vergaring en gebruik van de data aan Nederland verwijst de rechtbank naar de overwegingen hierover van het Gerechtshof Den Haag in zijn arrest van 23 februari 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:324) en maakt deze overwegingen tot de hare. Hierbij vult de rechtbank nog aan dat op 9 november 2020 door officier van justitie LAP0796 van het Landelijk Parket in Rotterdam, conform het bepaalde in artikel 126dd, eerste lid, Sv., werd beslist dat gegevens die tijdens het onderzoek 26Lemont zijn vergaard, kunnen worden gebruikt voor onderzoek 26Alston. Op basis van deze toestemming zijn Encrochat-berichten vanuit onderzoek 26Lemont gedeeld met het onderzoek 26Alston.
Voor wat betreft de vergaring, verwerking en het gebruik van de SkyECC data verwijst de rechtbank naar de overwegingen hierover in de einduitspraken van de rechtbank Amsterdam in onderzoek 26Cherokee (o.a. ECLI:NL:RBAMS:2022:7866) en maakt deze tot de hare. Hierbij vult de rechtbank aan dat op 3 juni 2021 door officier van justitie LAP0883 van het Landelijk Parket in Rotterdam, conform het bepaalde in artikel 126dd, eerste lid, Sv., is beslist dat gegevens die tijdens het onderzoek 26Argus zijn vergaard, kunnen worden gebruikt voor onderzoek 26Alston. Op basis van deze toestemming zijn SkyECC berichten vanuit onderzoek 26Argus gedeeld met het onderzoek 26Alston.
Gelet op het vorenstaande volgt de rechtbank de raadsman niet in zijn weergave van het feitelijk verloop van de onderzoeken 26Lemont en 26Argus.
Onjuiste voorlichting door het openbaar ministerie?
Ten aanzien van de verweren onder 1 en 7 heeft de verdediging in de kern betoogd dat het openbaar ministerie onjuiste informatie heeft verschaft. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die leiden tot een begin van aannemelijkheid dat het openbaar ministerie (bewust) onjuiste informatie heeft verstrekt. Ook anderszins is dit de rechtbank niet gebleken. In de bundel verantwoordingsstukken en de nader toegezonden brieven van het openbaar ministerie vindt de rechtbank geen aanknopingspunten dat het openbaar ministerie moedwillig onjuiste of onvolledige informatie aan de rechtbank en de verdediging heeft verstrekt. De verweren als benoemd onder
1 en 7worden verworpen.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel.
De verdediging heeft betoogd dat zowel ten aanzien van EncroChat als ook SkyECC sprake is geweest van opsporingshandelingen op Nederlands grondgebied. Meerdere door de verdediging aangevoerde verweren houden verband met deze stelling.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van opsporingshandelingen op Nederlands grondgebied in juridische zin. De interceptietool inzake EncroChat, is door het Franse openbaar ministerie ingezet op Frans grondgebied en getoetst door de Franse rechter. De rechtbank verwijst hiervoor naar het feitelijk verloop van de inzet van de interceptie (zie hierboven).
Ten aanzien van SkyECC heeft het openbaar ministerie in zijn brief van 2 juni 2022 nader uiteengezet hoe de internationale samenwerking met Frankrijk en België heeft plaatsgevonden. Hierbij blijkt niet van aanwijzingen dat het onderzoek naar SkyECC
nietonder Franse verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden.
De rechtbank merkt nog op dat het inherent is aan het onderwerp van de intercepties, te weten PGP-toestellen, dat de intercepties van data zich niet door landsgrenzen hebben laten begrenzen. Dat hierbij ook PGP-toestellen van gebruikers in Nederland betrokken waren, maakt niet dat er sprake was van opsporingshandelingen op Nederlands grondgebied of onder Nederlandse (mede)verantwoordelijkheid. Ook de technische assistentie van Nederlandse rechercheurs bij SkyECC kan niet tot dit oordeel leiden. Met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad uit 2010 (HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629), overweegt de rechtbank dat zij dan enkel dient te waarborgen dat het gebruik van de EncroChat en SkyECC data geen inbreuk oplevert op artikel 6 van het Europees verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de opsporingshandelingen bij de inzet van de interceptietools hebben plaatsgevonden onder Franse verantwoordelijkheid. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ligt de rechtmatigheid van de vergaring van de cryptodata daarom niet ter toetsing aan deze rechtbank voor. De Nederlandse strafrechter dient ervan uit te gaan dat de inzet van bevoegdheden door de Franse autoriteiten rechtmatig heeft plaatsgevonden.
Dit leidt ertoe dat de verweren als benoemd onder
2, 3, 6, 9 en 10door de rechtbank wordenverworpen. Ten aanzien van de JIT-overeenkomst in EncroChat (verweer 3) overweegt de rechtbank nog dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel óók bij het sluiten van een JIT-overeenkomst met zich meebrengt dat ervan uit mag worden gegaan dat de informatie die de Franse autoriteiten binnen de voor hen geldende kaders aan het openbaar ministerie hebben verstrekt, rechtmatig is verkregen. Het verkrijgen van de JIT-overeenkomst is niet noodzakelijk.
Verwerken en gebruiken van de cryptodata.
Op basis van de haar beschikbare gegevens, waaronder de processen-verbaal die zijn opgenomen in de bundel verantwoordingsstukken en de nader door het openbaar ministerie verstrekte brieven, overweegt de rechtbank dat ten aanzien van het onderzoek 26Lemont sprake was van een Titel IVa verdenking tegen het bedrijf EncroChat en een titel V verdenking tegen alle NN-gebruikers van Encrochat. Deze verdenkingen zijn voorgelegd aan de rechter-commissaris te Rotterdam en deze heeft toestemming verschaft de EncroChat data in beide onderzoeken te gebruiken.
Voor het verwerken en gebruiken van de SkyECC data in onderzoek 26Argus heeft het openbaar ministerie machtiging gevraagd bij de rechter-commissaris te Amsterdam. 26Argus is een Titel V onderzoek en richt zich op de criminele samenwerkingsverbanden van de NN-gebruikers van SkyECC en heeft onder meer tot doel om aan de hand van de inhoudelijke data de criminele samenwerkingsverbanden die gebruikmaken van cryptotelefoons van SkyECC in beeld te brengen en te analyseren. Deze machtiging is op 15 december 2020 afgegeven. In een proces-verbaal van 6 mei 2021 heeft de rechter-commissaris de afgifte van de machtiging nader toegelicht.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Openbaar Ministerie ‘zekerheidshalve’ machtigingen gevraagd aan de Nederlandse rechters-commissarissen ten aanzien van het verdere verwerken en analyseren van de van Frankrijk verkregen EncroChat en SkyECC data. De Franse wetgeving biedt aangaande de inzet van opsporingsbevoegdheden een wettelijke grondslag voor het verkrijgen, maar ook voor het vervolgens verwerken van de cryptodata van Encrochat en SkyECC. De bevoegdheid tot verwerking zit ingebakken in de bevoegdheid tot verkrijging van de data. Als de verkregen data niet zou mogen worden verwerkt, heeft verkrijging hiervan immers geen zelfstandige betekenis. Artikel 126uba Sv. is hier het Nederlandse equivalent van de in Frankrijk toegepaste bepalingen, maar is juridisch gezien niet aan de orde als wettelijke grondslag omdat geen sprake is van de inzet van opsporingsbevoegdheden door de Nederlandse overheid.
De vraag dient te worden beantwoord of bij het verwerken en analyseren van de verkregen data is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De betrokken rechters-commissarissen bij de onderzoeken 26Lemont en 26Argus hebben ten aanzien van hun afgegeven machtigingen overwogen dat de informatie niet op een andere, effectieve en minder ingrijpende wijze kon worden verkregen en gebruikt. De rechters-commissarissen hebben bij het verlenen van de machtigingen voorwaarden geformuleerd teneinde mogelijke privacy schendingen zoveel mogelijk te beperken. In de data is slechts gezocht met behulp van zoeksleutels die sterke aanwijzingen opleveren voor ernstige georganiseerde criminaliteit. De rechters-commissarissen hebben bovendien beperkende voorwaarden gesteld aan de wijze waarop de data mochten worden doorzocht. De data zijn onderzocht en vervolgens gebruikt met aanvullende toestemming van de rechters-commissarissen op grond van de machtigingen.
De rechtbank is van oordeel dat de betrokken rechters-commissarissen de juiste legitimiteits-, proportionaliteits- en subsidiariteitstoets hebben aangelegd en daarbij de waarborgen hebben toegepast waar het Handvest voor de grondrechten van de EU en het EVRM op zien. Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank bij het (verder) verwerken/gebruiken van de EncroChat en SkyECC data door de Nederlandse overheid voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De verweren onder
4, 5 en 8worden dan ook verworpen.
Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat het gestelde onder verweer
2ook ziet op het verwerken en gebruik van de cryptodata, overweegt de rechtbank dat er geen rechtsregel bestaat waaruit volgt dat reeds sprake moet zijn van een concrete verdenking van het plegen van strafbare feiten door een specifieke verdachte voordat – zoals in de onderzoeken aangaande EncroChat en SkyECC data aan de orde is geweest –met gebruikmaking van een zoekwoordenlijst de datasets kunnen worden doorzocht. Het verweer wordt verworpen.
Conclusie.
De rechtbank is van oordeel dat de interceptie, verwerking en gebruikmaking van de EncroChat en SkyECC data rechtmatig is geweest. Dit betekent dat geen sprake is van een vormverzuim of een onrechtmatige handeling in het voorbereidend onderzoek van 26Alston. Evenmin is sprake van een schending van het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM . De verweren van de verdediging strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dan wel bewijsuitsluiting worden verworpen.
Er zijn ook overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Verzoek tot heropening.
De verdediging heeft na sluiting van het onderzoek verzocht om heropening hiervan. Dit gelet op een als bijlage bij het verzoek gevoegd stuk van een Franse officier van justitie en gelet op het feit dat de verdediging (nog steeds) van mening is dat de JIT-overeenkomst inzake Encrochat aan het dossier moet worden toegevoegd.
De rechtbank wijst het verzoek af. Zij verwijst in dit verband naar haar overwegingen over het feitelijk verloop van het onderzoek naar Encrochat, de vaststelling dat Frankrijk hier het juridisch verantwoordelijke land is en de overwegingen over het interstatelijke vertrouwensbeginsel.

De bewijsbeslissing.

Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar een uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A bij dit vonnis.
Betrouwbaarheid dataHet standpunt van de verdediging
[raadsman] heeft aangevoerd dat digitaal bewijs is aangeleverd dat volgens deskundigen fouten bevat. Het ingezette technische hulpmiddel wordt volgens de verdediging onbetrouwbaar genoemd en er is aangetoond dat een groot deel van de data niet is vastgelegd en zelfs dat er data ten onrechte aan gebruikers werd gekoppeld. Er waren ook geen safeguards om dit te voorkomen en men heeft ook niet gezorgd voor controleerbaarheid achteraf, waarmee dit bewijs niet meer te toetsen is op juistheid, volledigheid en integriteit. Dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen begin van aannemelijkheid bestaat dat de data onbetrouwbaar moet worden geacht.
Het oordeel van de rechtbank
In het procesdossier van onderzoek 26Alston zijn zogenoemde verantwoordingsstukken over de verkrijging, verwerking en gebruikmaking van de Encrochat en SkyECC data gevoegd. Ten aanzien van de datasets zijn NFI rapportages van 25 januari 2021 en 22 juni 2022 aan het procesdossier gevoegd. Uit deze informatie volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er aanwijzingen zijn dat de inhoud van de cryptoberichten in onderzoek 26Alston niet betrouwbaar moet worden geacht.
Daarbij komt dat de verdediging geen concrete aanknopingspunten heeft aangevoerd
waaromde cryptodata in de zaak van verdachte niet betrouwbaar moet worden geacht. Niet is onderbouwd dat de onderhavige cryptoberichten onjuist of onvolledig zijn weergegeven in het procesdossier. Verdachte heeft zich gedurende zijn strafproces op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte heeft de inhoud van de berichten die door het openbaar ministerie aan hem worden toegeschreven dan ook op geen enkele wijze in twijfel getrokken. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de verdediging niet hoeft te bewijzen dat er fouten zijn gemaakt bij de verkrijging van de cryptodata, maar zij dient wel concrete aanknopingspunten aan te voeren waarom de inhoud van de data in onderzoek 26Alston onjuist of onvolledig is.
Ook in het overige dat de verdediging bij pleidooi heeft aangevoerd komen dergelijke concrete aanknopingspunten niet naar voren. Er bestaat geen gegronde reden om te twijfelen aan de weergave van de Encrochat- en SkyECC-berichten. Dit leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat er geen begin van aannemelijkheid bestaat dat de cryptoberichten in het onderzoek 26Alston onbetrouwbaar moeten worden geacht.
Identificatie verdachte als Encrochat- en SkyECC gebruiker.
Op basis van de in de bewijsbijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode de beschikking heeft gehad over en gebruik heeft gemaakt van meerdere accounts van cryptotelefoons. Aan verdachte kunnen op basis van de bewijsmiddelen en de door de politie opgemaakte identificaties twee Encrochat accounts en een SkyECC account worden gekoppeld. Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van deze identificaties.
Bewijsoverwegingen per feit.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging subsidiair aangevoerd dat de ten laste gelegde periode dient te worden ingekort en verdachte van de gedachtestreepjes die zien op zaakdossier 11 dient te worden vrijgesproken.
ten aanzien van feit 1.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat gedurende de gehele ten laste gelegde periode sprake is geweest van een crimineel samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband had tot oogmerk het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet. Met deze misdrijven werden grote sommen geld verdiend, die buiten het zicht van de autoriteiten werden gehouden. Er werd gecommuniceerd met behulp van cryptotelefoons om ontdekking door politie en justitie te bemoeilijken. Door de organisatie werd een boekhouding bijgehouden. Deelnemers ontvingen onkostenvergoedingen en sommigen ook ‘werkgeld of loon’ voor hun werkzaamheden. Uit het bekend geworden gedeelte van de boekhouding (zie ZD1, bijlage 27, pagina 687 e.v.) blijkt dat de organisatie miljoenen euro’s heeft omgezet.
[ medeverdachte 1] was de onbetwiste leider van het criminele samenwerkingsverband. Hij gaf opdrachten tot aan- en verkoop van drugs en drugsprecursoren en bepaalde waarin werd geïnvesteerd. Het opzetten van productielocaties werd met [ medeverdachte 1] besproken en pas als hij akkoord was, werd daadwerkelijk actie ondernomen. Terwijl andere leden van de organisatie risico’s namen door met grote hoeveelheden drugs en tonnen aan contant geld de weg op te gaan tijdens de eerste coronalockdown, bevond [ medeverdachte 1] zich op een luxe jacht op de Seychellen en gaf vanaf daar zijn orders. Hoe de verdeling van de winsten plaatsvond, wordt op grond van het dossier niet duidelijk. Wel blijkt dat [ medeverdachte 1] zelf in ieder geval flinke sommen geld naar eigen inzicht kon uitgeven, bijvoorbeeld voor het vervoer van zijn vriendin per privéjet van de Seychellen naar Nederland voor een bedrag van 97.000 euro.
[medeverdachte 2] hield na het overlijden van [medeverdachte 3] op 12 mei 2020 de boekhouding bij en verzorgde verder in opdracht van [ medeverdachte 1] de overdrachten van drugs en geld van en aan de organisatie. [medeverdachte 2] had in die hoedanigheid de beschikking over en toegang tot grote contante geldbedragen.
[medeverdachte 7] werd, vooral door [medeverdachte 2] , ingezet voor het feitelijk ophalen en wegbrengen van drugs, precursoren en geld in het kader van door [ medeverdachte 1] met andere criminelen gesloten drugsdeals.
De organisatie had de beschikking over verschillende locaties voor de opslag van hardware, precursoren, chemicaliën en drugs. Op 30 november 2021 zijn deze goederen aangetroffen op locaties in Bladel, Eersel en Weert. De locaties in Eersel en Bladel kunnen op grond van het dossier worden gekoppeld aan [medeverdachte 9] . [medeverdachte 6] bezocht gedurende de tenlastegelegde periode de locaties in Weert, Eersel en Bladel. [medeverdachte 6] stuurde [medeverdachte 9] en [medeverdachte 11] aan op het gebied van transport en opslag van hardware en chemicaliën. [medeverdachte 6] stuurde op 31 maart 2020 een uitgebreid overzicht aan [medeverdachte 8] met door hem en anderen gemaakte kosten over de voorafgaande maanden.
[medeverdachte 8] heeft veel kennis van de (chemische) processen rond de productie van synthetische drugs. [medeverdachte 8] is op 26 maart 2020 vanwege gezondheidsredenen in vrijheid gesteld, terwijl hij een langdurige straf uitzat voor drugsdelicten. Vanaf de dag van zijn invrijheidstelling had hij een cryptotoestel in bezit en coördineerde hij de opzet van productielocaties en de aanschaf van de hiervoor benodigde hardware en chemicaliën. Hij overlegde hierover direct met [ medeverdachte 1] , waarbij [ medeverdachte 1] bij de beoordeling van wat er nodig is, afging op de ervaring en deskundigheid van [medeverdachte 8] . [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] waren, onder aansturing van [medeverdachte 8] , betrokken bij het opzetten van productielocaties en het aanschaffen van de hiervoor benodigde spullen. Uit de bekend geworden kostenoverzichten blijkt dat grote geldbedragen zijn geïnvesteerd in het opzetten van productielocaties.
[persoon] alias ‘de tekenaar’ heeft contact gehad met [medeverdachte 8] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] . Hij heeft in opdracht van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] op eigen naam goederen besteld bij diverse bedrijven en deze goederen vervolgens ter beschikking gesteld aan de organisatie. Verder heeft [persoon] in opdracht van [medeverdachte 8] technische tekeningen gemaakt.
[verdachte] speelde een belangrijke rol bij de aankoop van de benodigde grondstoffen en (pre)precursoren en bij het (laten) verwerken hiervan. Hij heeft hierover contact met [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en veelvuldig met [ medeverdachte 1] .
Uit de onderschepte communicatie, met name de Encrochat- en SkyECC-berichten blijkt dat de deelnemers aan die communicatie heel goed wisten waar ze mee bezig waren en waar de activiteiten van de organisatie op waren gericht. Er wordt openlijk gesproken over de productie van en handel in synthetische drugs, precursoren, hasj en ketamine. Uit deze communicatie blijkt ook dat niemand op enig moment morele bedenkingen heeft gehad tegen de activiteiten waaraan werd deelgenomen. De deelnemers lijken vooral gretig en bereid tot actie. Men wil aan de slag, omzet draaien en geld verdienen.
De raadsvrouw heeft als verweer gevoerd dat verdachte misschien wel spullen heeft verkocht aan [ medeverdachte 1] , maar dat hij in feite los staat van het criminele samenwerkingsverband. Hij komt niet voor in de boekhouding en valt niet in te delen binnen één van de ‘afdelingen’ van de organisatie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte inderdaad een onafhankelijkere en zelfstandigere rol had dan een aantal medeverdachten. Dit neemt echter niet weg dat hij op structurele basis een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie van [ medeverdachte 1] , te weten het produceren en verhandelen van drugs om hiermee grote sommen geld te verdienen. Dat verdachte naast zijn activiteiten voor de criminele organisatie ook nog voor eigen rekening handel dreef met derden, doet daaraan niet af.
Over de te bewijzen periode overweegt de rechtbank als volgt. Vanaf 30 maart 2020 komt verdachte in beeld als gebruiker van cryptotelefoons van Encrochat en SkyECC. Hij communiceert veelvuldig met [ medeverdachte 1] over drugsgerelateerde zaken. Ook met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] heeft hij hierover contact. Bij verdachte wordt op 30 november 2021 een telefoon in beslag genomen met hierin een notitie van 22 oktober 2021. In deze notitie wordt gesproken over 2500 kilo waarvan 1750 is ‘weggewerkt’ en dat verdachte het gaat oplossen. De naam ‘ouwe’ ( [ medeverdachte 1] ) komt meermalen voor. Uit deze notitie blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op dat moment nog steeds betrokken was bij de criminele organisatie van [ medeverdachte 1] . De rechtbank zal gelet op het vorenstaande de periode 30 maart 2020 tot en met 22 oktober 2021 bewezen verklaren. De rechtbank merkt in dit verband wel op dat behoudens de hierboven genoemde notitie van 22 oktober 2021 niet is gebleken van strafbare betrokkenheid van verdachte in het jaar 2021. Bij het bepalen van de straf zal daarom de periode januari 2021 tot en met 22 oktober 2021 weinig gewicht in de schaal leggen.
ten aanzien van feit 2.
De rechtbank stelt op basis van de in de bewijsbijlage genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte de in de bewezenverklaring opgesomde voorbereidingshandelingen heeft gepleegd. De rechtbank gaat ervan uit dat het verdachte is geweest die gebruik maakte van de Encrochat-accounts ‘ stunningcandy ’ en ‘ billymckinny ’ en het SkyECC-account 67EFMW . De rechtbank acht dan ook bewezen dat het verdachte is geweest die met deze accounts chatberichten heeft verzonden. Uit deze chats blijkt dat verdachte zich met voorbereidingshandelingen voor internationale handel in en productie van harddrugs bezig hield. Er wordt door verdachte veelvuldig gesproken over verdovende middelen en (pre-)precursoren voor de productie daarvan. Verdachte onderhoudt volgens de chats met veel verschillende (internationale) partijen contact over de productie en levering van deze goederen. Daarin neemt verdachte een rol in als tussenpersoon. Verdachte zorgt ervoor dat pre-precursoren worden omgezet naar precursoren en die weer naar verdovende middelen. Verdachte kan als medepleger worden beschouwd. Hij geeft en ontvangt opdrachten voor deze productie.
De (bewijs)verweren van de verdediging worden naar het oordeel van de rechtbank weerlegd door de inhoud van de geselecteerde bewijsmiddelen.
ten aanzien van feit 3.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 3. Uit de Encrochatberichten kan de rechtbank afleiden dat verdachte gecommuniceerd heeft over de ten laste gelegde verdovende middelen. De rechtbank twijfelt er dan ook niet aan dat verdachte betrokken is geweest bij de handel in die verdovende middelen, zoals ook reeds bij de bewijsoverweging van feit 2 is overwogen. Ook ziet de rechtbank sterke aanwijzingen dat verdachte de verdovende middelen voorhanden heeft gehad. Verdachte stuurt berichten dat hij nog 50.000,00 ‘tony montanas’ heeft liggen, voor 20 cent per stuk. De rechtbank kan echter op basis van de voorhanden bewijsmiddelen niet vaststellen dat de verdovende middelen daadwerkelijk te kwalificeren zijn als MDMA en/of metamfetamine (stoffen vermeld op lijst 1 bij de Opiumwet). De verdovende middelen zijn niet aangetroffen en inbeslaggenomen en derhalve niet onderzocht. Er zijn weliswaar foto’s door verdachte gestuurd waarop de pillen te zien zijn, maar de rechtbank vindt dat niet onderscheidend genoeg om vast te stellen dat het om de ten laste gelegde MDMA-pillen gaat. Er is ook geen proces-verbaal voorhanden waarin bijvoorbeeld vergelijkbare pillen in beslag zijn genomen en onderzocht. Ook ten aanzien van de 6,4 kilogram metamfetamine wordt verdachte vrijgesproken. In de chats wordt op 17 juli 2020 door verdachte gestuurd: “Laat me weten [naam 2] . Heh nog 6,4 kg anders gaat morg ook weg.” Eveneens volgt hieruit dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de handel in verdovende middelen. Maar ook ten aanzien van deze 6,4 kilogram geldt dat deze partij, dan wel een vergelijkbare partij, niet in beslag is genomen en onderzocht. Wettig en overtuigend bewijs voor dit feit ontbreekt derhalve.
ten aanzien van feit 4.
De rechtbank spreekt verdachte tevens vrij van het ten laste gelegde onder feit 4. Hetgeen hierboven door de rechtbank is overwogen ten aanzien van feit 3 geldt ook voor de tenlastelegging op dit onderdeel. Weliswaar zijn de Encrochat berichten waarin verdachte spreekt over wapens naar het oordeel van de rechtbank duidelijk en concreet en blijkt hieruit dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de handel in wapens. In de Encrochat berichten heeft verdachte het over zijn “arsenaal op voorraad”. De wapens waarover wordt gesproken zijn echter niet aangetroffen en in beslag genomen en derhalve niet nader onderzocht. Er zijn ook geen andere bewijsmiddelen in het dossier waaruit de rechtbank kan afleiden dat het hier daadwerkelijk en zonder gerede twijfel om wapens van categorie II of III van de Wet Wapens en Munitie gaat. Wettig en overtuigend bewijs ontbreekt derhalve.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van feit 1.
in de periode van 30 maart 2020 tot en met 22 oktober 2021 in Europa, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [ medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, 10a, 11 en 11a Opiumwet;
ten aanzien van feit 2.in de periode van 21 februari 2020 tot en met 30 november 2021 in Europa tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen en buiten het grondgebied van Nederlandbrengen van middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden
-zich en anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten, hebbende verdachte en verdachtes mededaders- 1000 kilo, van een materiaal bevattende APAAN en/of APAA en/of MAPA gekocht en besteld en voorhanden gehad en geleverd gekregen en vervolgens of laten omzetten naar BMK en vervolgens een hoeveelheid van een hoeveelheid van een materiaal bevattende BMK verkocht en voorhanden gehad en laten vervoeren en afgeleverd en- foto’s ontvangen van hardware die plegen te worden gebruikt bij de productie van synthetische drugs en van grote geldbedragen en- tussen 30 maart 2020 en 10 mei 2020 gecommuniceerd (met [ medeverdachte 1] ) over de verkoop van 2200 liter monomethylamine en- tussen 30 maart 2020 en 3 april 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van het account [e-mailadres 1] ) over de import van 3000 liter monomethylamine, het zoeken van een locatie om goederen te lossen en de aankoop van 10.000 liter monomethylamine en- tussen 30 maart 2020 en 3 april 2020 2000 kilo wijnsteenzuur en een onbekend gebleven hoeveelheid kwikchloride geïmporteerd en voorhanden gehad (zoals blijkt uit de chats met [e-mailadres 2] ) en
- tussen 3 april 2020 en 7 april 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van het account[e-mailadres 3]
) over de handel in witte APAAN (en/of MAPA en/of APAA) (uit China) en een grondstof voor BMK en- op 4 april 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van hetaccount [e-mailadres 4] ) over witte APAAN (en/of MAPA en/of APAA) en de import van grondstoffen uit Polen en- tussen 7 april 2020 en 14 april 2020 gecommuniceerd (met de niet geïdentificeerde gebruiker van het account[e-mailadres 8]
) over de verkoop van 175 kilo bij hem, verdachte, voorhanden zijnde APAAN (en/of MAPA en/of APAA) en- tussen 23 april 2020 en 3 mei 2020 gecommuniceerd (met de niet- geïdentificeerde gebruiker van het account[e-mailadres 6]
) over een nieuwe grondstof die met één handeling kan worden omgezet in BMK ter vervanging van witte APAAN en- op 2 en 3 juni 2020 bemiddeld bij de aankoop van 5 tot 10 kilo kwikchloride door de gebruiker van het account[e-mailadres 6]
en- tussen 12 mei 2020 en 29 mei 2020 gecommuniceerd (met [ medeverdachte 1] ) over de productie van metamfetamine en de aankoop van en het binnen het grondgebied van Nederland brengen van (overige hoeveelheden) formamide en monomethylamine en APAAN en/of APAA en/of MAPA en/of overige chemicaliën en- op 12 juni 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van hetaccount[e-mailadres 6]
) over wijnsteenzuur en gecommuniceerd over eerdere verkopen van hem, verdachte, van wijnsteenzuur en- tussen 3 april 2020 en 29 mei 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van het account [e-mailadres 7] ) over het omzetten van grote geldbedragen naar bitcoins en- tussen 18 juni 2020 en 16 juli 2020 gecommuniceerd (met [ medeverdachte 1] ) over (de prijzen van) 1600 liter (mono)methylamine, het ophalen van geld en (de prijs van) APAAN en/of APAA en/of MAPA en/of MDMA en/of amfetamine en- tussen 17 juni 2020 en 13 december 2020 gecommuniceerd (met de niet-geïdentificeerde gebruiker van het Sky-account GHGVMO ) over de inkoop, verkoop en bewerking van grondstoffen voor de productie van synthetische drugs en-tussen 22 juni 2020 en 29 juli 2020 2 kilo kwikchloride voorhanden gehad en verkocht en afgeleverd (zoals blijkt uit de chats met het Sky-account CB7BS0 ) en-tussen 22 juli 2020 en 19 augustus 2020 gecommuniceerd (met GHGVMO ) over (de aankoop en/of verkoop van) grote hoeveelheden zoutzuur en wijnsteenzuur en aceton en monomethylamine en MDMA en- tussen 8 december 2020 en 14 december 2020 hoeveelheden kwikchloride voorhanden gehad en verkocht en afgeleverd (aan de gebruiker van Sky-account 5E2S3V ), en- tussen 14 augustus 2020 en 11 december 2020 gecommuniceerd (met [ medeverdachte 1] ) over het smelten en omzetten van APAAN (en/of MAPA en/of APAA) door/via hem, verdachte, en over (de aankoop en verkoop van) grondstoffen en amfetamine en- op 26 augustus 2020 gecommuniceerd (met [medeverdachte 2] ) over het laden en transporteren van amfetamine, in elk geval van stoffen en chemicaliën en geldbedragen en- meerdere zogenaamde cryptotelefoons voorhanden gehad en- via deze cryptotelefoons met anderen gecommuniceerd over de productie en aankoop en verkoop en het vervoer van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 en (pre- )precursoren daarvan en- personen voor de productie en het vervoer van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en (pre-)precursoren daarvan geregeld en aangestuurd en
- hoeveelheden chemicaliën en grondstoffen ten behoeve van de vervaardiging van voornoemde middelen gekocht en verkocht en besteld en voorhanden gehad en geregeld en gemaakt en laten vervoeren;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren wordt opgelegd met aftrek van voorarrest. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om – indien de rechtbank tot een veroordeling van een of meerdere feiten komt – bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige feiten. Gedurende een lange periode is verdachte lid geweest van een criminele organisatie die zich op professionele wijze bezighield met (het voorbereiden van) grootschalige handel in en de productie van (synthetische) drugs. Verdachte heeft binnen deze organisatie een grote en onmisbare rol gespeeld bij de aan- en verkoop en omzetting van (pre)-precursoren en verdovende middelen. Hij opereerde relatief zelfstandig en had veelvuldig contact met [ medeverdachte 1] , de leider van de criminele organisatie, of ‘kartel’ zoals verdachte het zelf noemt in een onderschept bericht. Verdachte hield zich naast zijn werkzaamheden binnen deze organisatie ook zelfstandig volop bezig met deze handel met externe contacten. Geld verdienen was hierbij het leidende motief voor verdachte. Over de nadelige gevolgen voor de gebruikers maakte verdachte zich kennelijk geen enkele zorgen. Zo blijkt uit berichten in een onder hem in beslag genomen telefoon dat hij zeer geïnteresseerd was in de aankoop van een grote hoeveelheid fentanyl, een middel waaraan zeer hoge gezondheidsrisico’s voor de gebruikers zijn verbonden.
De georganiseerde en grootschalige productie van en handel in verdovende middelen is zeer ontwrichtend voor de samenleving. Er gaat veel geld in om, waardoor de financiële belangen van daders groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt geweld vaak niet geschuwd. Van de georganiseerde drugshandel gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee onze democratische rechtsstaat. Verder geldt dat een aanzienlijk deel van vermogensdelicten zoals winkeldiefstallen en woninginbraken terug te leiden is tot de behoefte aan drugs bij armlastige gebruikers. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend dat voor de georganiseerde productie van en handel in verdovende middelen lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de verdachte aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van zware straffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder andere Opiumwetfeiten. Verdachte is kennelijk niet bereid geweest zijn criminele gedrag te veranderen. Door verdachte is geen inzicht gegeven in dit handelen. Dat geeft de rechtbank weinig vertrouwen in enige gedragsverandering in de toekomst. Verder houdt de rechtbank rekening met de intensiteit van de werkzaamheden van verdachte. Blijkens het dossier heeft verdachte veel criminele contacten die hem goed weten te vinden. Er is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden die de rechtbank in strafmatigende zin meeweegt.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de officier van justitie bij de strafeis uitgaat van bewezenverklaring van de onder feit 3 en feit 4 tenlastegelegde feiten en de rechtbank verdachte van deze feiten zal vrijspreken. Voorts acht de rechtbank de door haar op te leggen straf in overeenstemming met de ernst van de feiten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 6 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen wapenstok en pil voorwerpen zijn die vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen iPhone en laptop aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Voorlopige hechtenis.

De rechtbank zal het verzoek van de raadsvrouw tot het (opnieuw) schorsen van de voorlopige hechtenis van verdachte afwijzen. Verdachte wordt veroordeeld voor ernstige feiten tot een aanzienlijke gevangenisstraf en de rechtbank acht de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet zo zwaarwegend dat deze een (langere) schorsing rechtvaardigen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte
onder feit 3 en feit 4en meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en
spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:

het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, 10a en 11 Opiumwet
ten aanzien van feit 2:

medeplegen van een feit als bedoeld in artikel 10 Opiumwet voorbereiden of bevorderen door
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
- voorwerpen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregel.
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaren en 6 maanden met aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht

onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen, te weten:
goednummer 698054: wapenstok
goednummer 698058: pil

gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen goederen, te weten:

goednummer 698051: iPhone
goednummer 698057: HP laptop
Wijst af het verzoek om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. C.M Zandbergen en mr. E.C.L. Pechaczek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Geboers, griffier,
en is uitgesproken op 16 mei 2023.